U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier DNA

Nieuws

DNA-bank

Klonen

Humane Genoom

Chromosomen

Links

Kamer moet toepassing DNA-onderzoek verruimen


Het kabinet wil de mogelijkheden van DNA-onderzoek uitbreiden, maar gaat nog lang niet ver genoeg. Er moet een rationele afweging worden gemaakt of het afnemen van wangslijm echt zo'n grote inbreuk is op de lichamelijke integriteit, vinden I. Stijns-Schepers en P. Tak.

Het op 2 november 1998 ingediende wetsvoorstel, waarin wordt voorgesteld de in 1994 ingevoerde DNA-wetgeving uit te breiden, staat begin september opnieuw op de agenda van de Tweede Kamer. De toepassing van de DNA-onderzoeksmethode in het strafrecht is van groot belang wegens de grote bewijskracht en kan een belangrijke bijdrage leveren aan de waarheidsvinding. Via de DNA-techniek kan van het lichaamsmateriaal dat op de plaats van het delict is achtergebleven (bijvoorbeeld sperma, bloed, spuug op sigarettenfilters, zweet op wurgsporen) een DNA-profiel worden gemaakt dat kan worden vergeleken met een profiel van lichaamsmateriaal (bloed, wangslijm, haarwortel) dat afgenomen is van of afgestaan is door de verdachte. Zodoende kan een mogelijke dader worden geïdentificeerd. Het staat buiten kijf dat DNA-onderzoek nu reeds betrouwbaar is. De voortschrijdende techniek vergroot de betrouwbaarheid nog steeds.

Volgens de huidige wettelijke regeling kan de officier van justitie een DNA-onderzoek laten uitvoeren op sporen, gevonden op de plaats van het delict, zolang er nog geen verdachte is, en de rechter-commissaris als die verdachte er wel is. Bovendien kan de rechter-commissaris een verdachte dwingen bloed af te staan voor DNA-onderzoek als de verdachte een strafbaar feit heeft begaan waarop acht jaren of meer gevangenisstraf staat en als dit voor het onderzoek noodzakelijk is.

In het wetsvoorstel worden de mogelijkheden voor toepassing van DNA- onderzoek verruimd. Door de stand van de techniek is het niet langer noodzakelijk dat bloed wordt afgenomen. Volstaan kan worden met de afname van wangslijm in de mondholte met behulp van een wattenstaafje. DNA-onderzoek van wangslijmvlies levert dezelfde betrouwbare resultaten op en afname van wangslijmvlies geldt als een minder zware aantasting van de lichamelijke integriteit dan bloedafname. Bloedafname geschiedt niet meer, zoals vroeger, via venapunctie, maar door middel van een vingerprik waarbij enkele bloeddruppeltjes worden afgenomen.

Volgens het wetsvoorstel kan medewerking worden afgedwongen op basis van de ruimere grond 'in het belang van het onderzoek'. De officier van justitie en de rechter-commissaris zijn de enige autoriteiten die een DNA-onderzoek kunnen doen plaatsvinden.

Volgens schattingen kunnen bij ongeveer 10.000 van de circa 96.000 woninginbraken die in Nederland plaatsvinden, biologische sporen worden aangetroffen. DNA-onderzoek in deze zaken zou, net zoals nu in Engeland en Wales het geval is, het vergroten van de pakkans bevorderen. Mede door deze ervaringen stelt het wetsvoorstel dat DNA-onderzoek voortaan mogelijk moet zijn bij misdrijven waarop een strafmaat van vier jaren gevangenisstraf (onder meer diefstal) staat.

De wetgever kan de mogelijkheden die het forensisch gebruik van DNA biedt echter nog verder uitbreiden. Allereerst kan worden overgegaan tot afname van lichaamsmateriaal ten behoeve van DNA-onderzoek en registratie van DNA-profielen van alle verdachten van misdrijven, zoals in Groot-Brittannië ook het geval is. Dit vergroot de kans op opheldering van en voorkomen van misdrijven enorm. Voorts kunnen DNA- profielen van (ex-)gedetineerden worden opgeslagen. Deze maatregel heeft twee belangrijke effecten. Zo zal een gemiddelde calculerende ex- gedetineerde zich wel twee keer bedenken om te recidiveren. Mocht het toch het geval zijn, dan is de kans op snelle en betrouwbare opsporing erg groot. Waarom zou niet, net als in het Britse systeem, bij iedere verdachte van een misdrijf een DNA-fingerprint kunnen worden gemaakt om de verdenking te kunnen bevestigen en eventueel ook uit te sluiten? Op die manier kan ook worden voorkomen dat iemand ten onrechte het stigma van verdachte draagt en eventueel voorlopig wordt gehecht.

Sommigen zullen dit een te drastische uitbreiding vinden van de mogelijkheden om een DNA-analyse te maken en zullen wijzen op de schending van grondrechten. Bekijkt men de toepassing van DNA-onderzoek vanuit grondwettelijk perspectief, dan gaat het vooral om aantasting van de lichamelijke integriteit (artikel 11 Grondwet) en aantasting van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10 Grondwet). Wil men een gewogen en doordacht standpunt innemen inzake de toepassingsmogelijkheden van DNA- onderzoek, dan moet de toepassing van dit dwangmiddel worden geplaatst binnen een fundamenteel wetenschappelijke beschouwing inzake deze grondrechten.

Via wetenschappelijk onderzoek moet in kaart worden gebracht hoe de uitvoering van dwangmiddelen, straffen en maatregelen tot inbreuken op de lichamelijke integriteit kan leiden. Alleen zo kan een antwoord worden gegeven op de vraag hoe de zwaarte van de lichamelijke integriteit en daarmee de omvang van de rechtsbescherming kan worden vastgesteld. Aldus kan een rangorde met betrekking tot de ingrijpendheid van de aantasting worden gemaakt. Zo kan worden bezien of de huidige regelingen consequent en evenwichtig zijn.

Vragen kunnen dan worden beantwoord als: is het met geweld arresteren van een verdachte een zwaardere aantasting dan een wangslijmafname uit de mond ten behoeve van DNA-onderzoek, of een inwendig manueel onderzoek van het onderlichaam? Zet men bijvoorbeeld geweldstoepassing tijdens een arrestatie af tegen de wangslijmafname en de bloedprik, dan zij duidelijk dat de aantasting bij het afnemen van lichaamsmateriaal ten behoeve van DNA-materiaal (het schrapen van wangslijm met een wattentip of de vingerprik) niet zo ernstig is.

Beseft men dat bij geweldstoepassing tijdens een arrestatie ernstige lichamelijke gevolgen kunnen optreden, terwijl de wettelijke voorwaarden waaronder dit mogelijk is bij lange na niet de omvang hebben zoals bij afname van wangslijm of bloed voor DNA-onderzoek, dan is het onbegrijpelijk dat bij de lichtere aantasting van de lichamelijke integriteit veel hogere eisen worden gesteld dan bijvoorbeeld bij het nieuw te introduceren geweldsmiddel pepperspray tijdens de arrestatie van verdachte.

Geenszins wordt hier het privacy-facet van het DNA-onderzoek gebagatelliseerd. Net zoals iedere andere identificatiemethode met de grootste zorgvuldigheid moet geschieden en de registratie vanzelfsprekend nimmer voor andere dan strafrechtelijke doeleinden mag worden gebruikt. Ook moet de DNA-databank met alle rechtstatelijke waarborgen worden omgeven. De controle op de opslag en vernietiging van DNA-profielen is nog lang niet optimaal geregeld. Te veel hangt af van het initiatief van de individuele rechter-commissaris. Het verdient aanbeveling om één officier van justitie of rechter- commissaris aan te stellen via wie alle aanvragen aan het Nederlands Forensisch Instituut voor het verrichten van DNA-onderzoek zouden moeten lopen.

Nu blijkt het Nederlands Forensisch Instituut bij onduidelijkheden over juridische kwesties verbonden aan het verrichten van DNA-onderzoek van de verschillende rechters-commissaris verschillende, soms zelfs tegenstrijdige antwoorden te krijgen. Bovendien kan met de aanstelling van één verantwoordelijke coördinerende officier van justitie of rechter-commissaris worden bewerkstelligd dat de wet ook wat betreft de vernietiging van celmateriaal op juiste wijze wordt nageleefd. Om zeker te zijn van een correcte opslag en registratie kan net als in Groot-Brittannië het niet correct uitvoeren als misdrijf strafbaar worden gesteld.

De wetgever gaat de goede kant op, maar heeft nog steeds een ongegronde vrees voor, en betracht overdreven voorzichtigheid bij, het uitbreiden van de toepassingsmogelijkheden van het DNA-onderzoek. Het valt te hopen dat de wetgever de koudwatervrees om de mogelijkheden van DNA- onderzoek drastisch uit te breiden overwint, en de uitvoering van DNA- onderzoek plaatst in een juridisch consistent systeem van dwangmiddelen waarbij lichamelijke en persoonlijke integriteit in het geding zijn.

Mr. I.A.H.M. Stijns-Schepers en prof.mr. P.J.P. Tak zijn verbonden aan de vaksectie strafrecht van de Katholieke Universiteit Nijmegen.

NRC Webpagina's
30 juni 2000

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad