|
Transcriptie van Clintons verhoor voor de Grand Jury (17 aug. 1998). Ook als zip-bestand te downloaden. Clintons reactie op het Starr Report |
Simpel verweer: Clinton deed niets dat afzetting wettigt
Door onze correspondent JUURD EIJSVOOGEL
De advocaten van president Clinton in het impeachment-proces hebben de afgelopen drie dagen niet geprobeerd om het gedrag van hun client in de affaire-Lewinsky te rechtvaardigen. Hun verweer was eenvoudig: hij heeft niets gedaan wat afzetting rechtvaardigt; de aanklagers hebben de Senaat een ,,heksenbrouwsel'' voorgezet. Volgens de grondwet is impeachment en afzetting van een president alleen mogelijk voor ,,verraad, omkoperij en andere zware misdrijven en wangedrag''. De meineed en obstructie waar Clinton van beschuldigd wordt vallen daar niet onder, aldus zijn advocaten. Ze haalden tien Republikeinen aan die in 1974, na het aftreden van president Nixon, schreven dat ,,de president alleen door het Congres moet kunnen worden afgezet voor ernstig wangedrag dat gevaarlijk is voor de constitutionele regeringsvorm''. Clintons raadslieden bestreden het argument van de aanklagers, dat voor een president toch zeker dezelfde normen moeten gelden als voor rechters. De Senaat heeft rechters voor meineed uit hun functie gezet. Maar de advocaten betoogden dat het afzetten van een van de 900 of 1.000 federale rechters in het land, die allemaal voor het leven zijn benoemd, iets heel anders is dan het afzetten van een president die eens in de vier jaar door de bevolking wordt gekozen. Ook bestreden de advocaten de rechtmatigheid van de impeachmentartikelen (de twee formele aanklachten die het Huis van Afgevaardigden vorige maand aannam) op grond waarvan Clinton nu terechtstaat. In die artikelen staat dat Clinton afgezet moet worden wegens meineed en obstructie ,,in een of meer van de volgende handelingen'', waarna opsommingen volgen van de vermeende misdrijven. Witte-Huisadvocaat Charles Ruff noemde die formulering oneerlijk. De ene senator kan ervan overtuigd zijn dat de ene handeling bewezen is, een volgende senator dat weer iets anders is aangetoond, en zo zou tweederde van de Senaat voor afzetting kunnen stemmen zonder dat er een misdrijf is waaraan tweederde de president ook werkelijk schuldig acht. Clinton heeft bij zijn verhoor voor de grand jury, augustus vorig jaar, erkend dat hij een ,,ongepaste, intieme relatie'' met Monica Lewinsky had, stellen zijn advocaten. Verschil van mening bestaat er alleen met de getuigenis van Lewinsky over de precieze aard van hun contacten, met name over de vraag of hij bepaalde delen van haar lichaam heeft aangeraakt. De aanklagers geloven Lewinsky, en stellen dat de president op dit punt meineed heeft gepleegd. Dat het al dan niet aanblijven van de president afhankelijk kan zijn van de vraag of de senatoren ,,hem of haar geloven'' over dit punt, noemde advocaat Gregory Craig ,,een verbijsterende gedachte''. Een andere beschuldiging luidt dat Clinton meineed pleegde toen hij tegenover de grand jury verklaarde dat hij begin vorig jaar tegenover de advocaten van Paula Jones de waarheid had gesproken. Volgens de aanklagers was dat een leugen. Maar volgens Clintons raadslieden is deze beschuldiging een onrechtmatige poging om de getuigenis van de Jones-zaak bij het impeachmentproces te betrekken, terwijl een impeachmentartikel over meineed in die zaak door het Huis van Afgevaardigden vorige maand niet is aangenomen. Het verweer tegen de beschuldiging van tegenwerking van de rechtsgang richtte zich vooral op de hulp die Lewinsky had gekregen bij het vinden van werk (volgens de aanklagers in ruil voor een valse getuigenis) en de gesprekken van de president met zijn secretaresse Betty Currie (waarin hij haar als mogelijke getuige zou hebben willen beinvloeden). Niet alleen ontbreekt elk direct bewijs dat de president de rechtsgang probeerde tegen te werken, stellen zijn advocaten, verklaringen van de belangrijkste getuigen ondersteunen zijn onschuld. Lewinsky heeft onder ede verklaard dat haar nooit is gevraagd te liegen, en dat niemand haar een baan heeft beloofd. De mensen in het bedrijfsleven die door Clintons vriend Vernon Jordan zijn benaderd voor een baan voor Lewinksy, hebben ontkend dat van druk sprake was. Slechts een van alle getuigen die door de onafhankelijke aanklager Kenneth Starr zijn gehoord, legt een verband tussen de baan en de gezworen verklaring van Lewinsky dat ze geen seksuele verhouding met de president had: ,,dat toonbeeld van vriendschap Linda Tripp''.
|
NRC Webpagina's 22 januari 1999
|
Bovenkant pagina |
|