De Nederlandsche Bank greep ondanks argwaan niet eerder in
De val van Bank Bangert Pontier
Door JOOST ORANJE
ROTTERDAM, 21 AUG. In het beursfraudeschandaal deed de toezichthouder op de banken, De Nederlandsche Bank (DNB), één keer nadrukkelijk van zich spreken. Dat was begin november '97 toen zij keihard ingreep bij de in opspraak geraakte Amsterdamse zakenbank Bank Bangert Pontier (BBP). De voltallige directie moest terugtreden, er volgde aangifte bij justitie en BBP ging in recordtijd over in handen van de Friesland Bank. Waarom gebeurde dat eigenlijk zo plotseling? Kwamen de feiten bij BBP voor de toezichthouder als een volslagen verrassing? Een reconstructie van de val van Bank Bangert Pontier aan de hand van vele gesprekken, documenten en interne onderzoeksdossiers. ,,Het feit dat we ingrepen was juist, maar het had misschien wel wat eerder gemoeten.''
Aan het eind van een dramatische week ging de directievoorzitter van
Bank Bangert Pontier (BBP), drs. J. H. Pontier, op bezoek bij De
Nederlandsche Bank. Het was vrijdag 7 november '97 en de afgelopen weken
was pijnlijk duidelijk geworden dat BBP betrokken was bij de toen net
uitgebarsten beursfraude. ,,Bij het vertrek deelt een
geëmotioneerde drs. Pontier mee dat hij het gevoel heeft dat hem
een truc is geleverd'', staat in het vertrouwelijke gespreksverslag van
DNB te lezen.
Het kleine stukje affectie in de anders zo degelijke DNB-stukken is
misschien wel typerend voor de situatie. Tot dan waren de kernwoorden in
het toezicht op de bankwereld: respect, overleg en vooral: als bankiers
in vertrouwen met elkaar. ,,Trucs leveren'', hoorde daar niet bij. Maar
in het 'BBP-dossier' liep eigenlijk alles mis.
Bank Bangert Pontier was die dagen in korte tijd verworden van
respectabele zakenbank tot verschoppeling in de Amsterdamse
financiële wereld. En dat terwijl het juist zo goed ging. Was '96,
met een winst van 2,7 miljoen gulden, al een succesjaar geweest, '97 zou
alle verwachtingen overtreffen. Er werd een winst van bijna 10 miljoen
gulden verwacht, de stroom nieuwe klanten en institutionele beleggers
werd steeds groter en de verhuizing naar een groter grachtenpand, naast
de ambtswoning van de burgemeester, was aanstaande. Maar op woensdag 5
november '97 was in één klap alles anders. Via de media
werd bekend dat in het appartement van een van BBP's klanten, E.J.
Swaab, een huiszoeking was verricht in het kader van 'Operatie
Clickfonds'. Daarbij trof justitie honderdduizend gulden contant geld
aan, afkomstig van Bank Bangert Pontier. Eén van de drie
BBP-directieleden, Marius Klunne, had het geld in een restaurant aan
Swaab overhandigd.
Er gebeurde waar alle financiële instellingen die dagen als de dood
voor waren: BBP werd bezoedeld met de beursfraude. En, zo vreesde
Pontier, er zou meer boven water kunnen komen. De handel en wandel van
Swaab was al langer onderwerp van discussie binnen het bedrijf. Hans
Pontier had het allemaal graag binnenskamers willen houden en had ook
geprobeerd om 'het vlekje Swaab' weg te werken. Tevergeefs, zo leek nu.
De dominostenen waren aan het vallen.
Het verhaal over Eddy Swaab en zijn relatie met Bank Bangert Pontier
begint in de vroege jaren negentig, toen hij zich aanmeldde als
cliënt. Voor die tijd had Swaab, directeur van het in Londen
gevestigde effectenkantoor Financial Trading & Consultancy (FTC),
gebankierd bij Van Meer James Capel (VMJC). Daar was hij een niet
onomstreden klant. Hij had de warme aandacht van de Engelse
toezichthouder TSA, zijn naam was in verband gebracht met een
voorkennisaffaire en hij verrichtte, volgens VMJC-medewerkers, allerlei
verdachte transacties via zijn privé-rekeningen bij die bank.
Daarnaast waren er geruchten dat Swaab steekpenningen betaalde aan
pensioenfondsbeheerders en medewerkers bij effectenbanken. Zo was in
kleine kring bekend, vertelt een oud-topman van VMJC, dat Swaab een
,,gouden contact' had bij de grote Zwitserse bank UBS. Daar speelde hij
met een effectenhandelaar onder één hoedje door vantevoren
koersen af te spreken van te verhandelen effecten. De telefonische
gesprekken tussen Swaab en zijn contact waren door UBS opgenomen en de
betrokken medewerker viel door de mand. UBS gaf natuurlijk geen
ruchtbaarheid aan de zaak, maar in het bankwereldje werden de gegevens
wel als waarschuwing doorgespeeld.
Uiteindelijk vertrok Swaab met zijn privé-rekeningen van Van Meer
James Capel naar een andere bank in Amsterdam: Bank Bangert Pontier. Dat
was een logische keuze, want bij BBP was een oud-VMJC'er inmiddels
directielid geworden. Hij heette Marius Klunne en was een goede bekende
van Eddy Swaab. Klunne werd zijn account-manager (en van zijn bedrijf
FTC). In de jaren daarna werden bij BBP diverse rekeningen geopend. Ze
stonden allemaal op naam van buitenlandse vennootschappen en Eddy Swaab
was niet direct als de man erachter te traceren. Wel deed hij regelmatig
contante kasopnames. Volgens het onderzoeksdossier van Operatie
Clickfonds nam hij sinds '92 voor zeven miljoen gulden aan contanten op,
regelmatig uitgekeerd door Klunne. Verder verstrekte hij zijn
account-manager ook nog een lening van 375.000 gulden, zodat Klunne een
belang van vijf procent in BBP kon nemen. Een cliënt die zijn eigen
bankdirecteur een krediet geeft, dat was wel een beetje raar, zeggen
BBP-werknemers nu. Maar ja, er was wel meer raar aan Swaab. Afgezien van
de grote contante kasopnames, werden er ook vraagtekens gezet bij de
transacties die Swaab op zijn BBP-rekeningen deed. Zo was het opvallend
dat bij een transactie zijn bedrijf FTC vaak verlies leed, terwijl de
winst op één van zijn privé-rekeningen viel. Aan de
andere kant deed hij zaken met bekende financiële instellingen en
was het ,,een rustige klant met een laag profiel''.
In december '95 kwam Bank Bangert Pontier met een, voor die tijd
revolutionair, artikel op de markt: het Escape-product. Klanten konden
zonder risico via opties voor honderd procent meedoen met de stijging
van de effectenbeurs. Het was een soort voorloper van de latere
'clickfondsen' en het sloeg geweldig aan. Dat was F. van Lanschot
Bankiers, die mee had geholpen met de introductie van Escape, niet
ontgaan. Van Lanschot wilde graag een belang in Bank Bangert Pontier en
dacht zelfs over een complete overname.
Begin '96 kwamen uitgebreide gesprekken op gang en Van Lanschot gaf
opdracht voor een 'due diligence-onderzoek': een doorlichting van het
bedrijf. Het gerenommeerde advocatenkantoor Loeff Claeys Verbeke voerde
het uit en de uitkomsten vielen niet mee. De mensen van Loeff hadden
heel BBP ondersteboven gekeerd en waren onder meer gestuit op die ene
klant met het ,,lage profiel'': Eddy Swaab. Of beter gezegd: ze waren
gestuit op zijn vennootschappen, zoals de Ierse trustmaatschappij
Kilgarvan, want de naam Swaab was nergens terug te vinden. Bovendien
kwam boven water dat diezelfde onbekende klant regelmatig grote contante
kasopnames deed. Op zichzelf was het niet zo vreemd als een cliënt
af en toe wat geld van zijn rekening haalde, voor de aankoop van een
auto bijvoorbeeld, of voor een verbouwing van een huis. Maar in dit
geval ging het om wel erg hoge frequenties en bovendien om grote
bedragen. Tot slot ontdekte men dat directielid Klunne een lening had
lopen via de Kilgarvan-rekening van de onbekende klant.
Van Lanschot eiste meer duidelijkheid: wie zat er achter 'Kilgarvan' en
hoe zat het met die cash-opnames? De directie van Bank Bangert Pontier
voelde er niets voor om daar antwoord op te geven. Ze vond dat BBP het
recht had om klanten faciliteiten aan te bieden die anonimiteit
garandeerden. Daarnaast was er al irritatie over het
concept-overnamecontract dat Van Lanschot op tafel had gelegd. Er
stonden allemaal zaken in die de directieleden niet bevielen: de
bonusregeling werd aangetast, ze moesten als privé-persoon een
balansgarantie afgeven en de te betalen goodwillbedragen konden ieder
moment geblokkeerd worden. De aanvankelijk enthousiast begonnen
overname-onderhandelingen stagneerden en ,,verloren hun ziel'', zoals
een ingewijde vertelt. De affaire rond de 'mysterieuze klant' verpestte
de sfeer definitief. Halverwege '96 werd er een punt gezet achter de
overnameplannen.
Op 27 augustus '96 kwam de raad van commissarissen van BBP in een
bijzondere vergadering bijeen om het afketsen van de overnamegesprekken
en het Loeff-rapport de revue te laten passeren. Al snel kwam 'de
onbekende cliënt' aan de orde, zo blijkt uit de notulen. De term
reputationeel risico viel een paar keer. De directie liet weten dat ,,de
mutaties van de klant, mede gezien de goede banden met gerenommeerde
instituten, de sfeer van goede namen en de jarenlange relatie, in elk
geval niet de twijfels hebben opgeroepen die rechtvaardigen dat de
relatie als onderdeel van het onderhandelingsproces bij overname wordt
beëindigd''. Toch zegden de directieleden de commissarissen toe om
cliënt en kasopnames eens wat nader te bekijken.
Op dezelfde dag circuleerde er op De Nederlandsche Bank, die als
toezichthouder de overnameplannen nauw had gevolgd, een interne notitie.
DNB was al op de hoogte van het due diligence-onderzoek en een
DNB-accountant meldde de afdelingsdirecteur Toezicht-accountantsdienst
dat ,,een Ierse cliënt zeer regelmatig en al jarenlang kasopnamen
bij BBP doet zonder dat duidelijk is welke partij erachter zit; BBP doet
hier zaken met een stroman''.
De BBP-directie realiseerde zich ondertussen maar al te goed dat het due
diligence-rapport niet zomaar de papiervernietiger in kon. De kans was
groot dat DNB nadere vragen zou stellen over de vervelende zaken die het
rapport aankaartte. De BBP-directie besloot het initiatief te nemen. Op
30 augustus '96, daags na de vergadering met de raad van commissarissen,
ging men op bezoek bij de afdeling Toezicht-accountantsdienst van DNB.
Uit het gespreksverslag blijkt dat de drie 'hete hangijzers' op tafel
werden gelegd: BBP heeft geen inzicht wie de ,,beneficial owner'' (de
uiteindelijk belanghebbende) is achter de 'Kilgarvan'-rekening, er zijn
bij BBP door Kilgarvan ,,diverse keren kasopnames groter dan
honderdduizend gulden gedaan'' en ,,een directeur van BBP heeft een
lening opgenomen bij Kilgarvan ter financiering van de aankoop van
aandelen Bangert''.
De BBP-directie beloofde DNB dat ze de zaak ging onderzoeken. Op 25
september '96 hadden ze een gesprek met Eddy Swaab. Die wilde best wat
meer duidelijkheid geven. Uit interne BBP-stukken blijkt dat ,,de
directie is uitgenodigd in Zürich om zich te overtuigen van de
beneficial owner, cliënt wil dit alleen niet schriftelijk
vastgelegd hebben''. In Zwitserland, bij het advocatenkantoor
Künzli & Seeholter, die formeel het beleggingsbeleid bepaalde van
Swaabs rekeningen, werd al snel duidelijk dat Eddy Swaab zelf achter de
vennootschappen zat. Het werd keurig gemeld aan DNB, evenals een aantal
andere afspraken die de BBP-directie met Swaab maakte: de contante
kasopnames moesten worden beperkt, ze mochten nooit meer zijn dan 25.000
gulden per keer (afgeleid van de Wet Meldpunt Ongebruikelijke
Transacties) en BBP zou ,,desgevraagd geïnformeerd worden over de
achtergrond van de door Kilgarvan via BBP uitgevoerde
effectentransacties''. De Nederlandsche Bank was tevreden. In een brief
schreef directeur P. Cornet aan de BBP-directie dat DNB ,,kan instemmen
met de zorgvuldige wijze waarop de directie van Bangert de
geconstateerde tekortkomingen heeft aangepakt''. Het is dan 4 december
'96.
Toch had DNB kunnen weten wie Eddy Swaab was. In een zeer
vertrouwelijk onderzoek van het Controlebureau van de beurs (CB),
gedateerd 29 oktober '90, was hij, toen hij nog bankierde bij Van Meer
James Capel, uitgebreid besproken. Ook de Kilgarvan-rekening werd
genoemd, evenals de kasopnames: ,,Door ons is vastgesteld dat (..) grote
bedragen aan contanten zijn opgenomen ten kantore van VMJC (..) in
opdracht van Swaab''. ,,Hoewel de Wet MOT toen nog niet gold, moet DNB
als toezichthouder bij VMJC van die cash-opnames op de hoogte zijn
geweest'', zegt een bankier.
Waarom zijn er bij DNB geen belletjes gaan rinkelen toen de naam van
Eddy Swaab achter een aantal rekeningen bij BBP opdook en duidelijk werd
dat hij grote kasopnames deed? Waarom keek de toezichthouder, zeker na
het due diligence-onderzoek van Loeff Claeys Verbeke, niet actiever naar
de handel en wandel van Swaab bij BBP? Waarom werd er, nà de
brief van 4 december '96, niet scherper gecontroleerd of Swaab (en BBP)
de kasopnames inderdaad beperkte(n) tot de afgesproken 25.000 gulden per
keer? DNB laat formeel weten ,,geen mededelingen te doen over personen
verbonden aan onder toezicht staande instellingen'', maar anonieme
bronnen binnen DNB erkennen dat het natuurlijk veel beter was geweest om
in ieder geval vanaf december '96 BBP en haar cliënt Eddy Swaab wat
actiever in de gaten te houden. ,,Maar de sfeer rondom het toezicht was
toen anders; wij vertrouwden op de afspraken die we met banken
maakten'', aldus de bron.
Dat vertrouwen bleek niet terecht. Op 24 oktober '97 brak het
beursfraudeschandaal uit. Op die dag deed justitie onder meer de bewuste
huiszoeking in Swaabs appartement, een gebeurtenis die aanvankelijk
onbekend bleef. Pas op dinsdagochtend 28 oktober '97 werd Eddy Swaab in
de Financial Times voor het eerst genoemd als betrokkene bij het
Nederlandse beursfraudeschandaal.
Op dat moment ging bij de BBP-directie het alarm af. Net in die tijd
speelde één van de ,,opmerkelijke'' effectentransacties op
een van Swaabs rekeningen waarbij op één dag vier miljoen
Zwitserse francs winst was gemaakt. Gezien de voorgeschiedenis rondom
Swaab besloot directievoorzitter Hans Pontier tot de offensieve
strategie. De transactie werd meteen gemeld aan de Stichting Toezicht
Effectenverkeer. Daarnaast zocht men nog tijdens de
BBP-directievergadering telefonisch contact met Swaab, die zich in
Londen bevond. Nog diezelfde middag, om 15.30 uur, verscheen Swaab op
het BBP-kantoor aan de Keizersgracht voor een vergadering met de
directie. In de notulen van die bijeenkomst staat te lezen dat Swaab de
huiszoeking bij hem en zijn kantoor FTC bevestigt. Maar ook: ,,Swaab
stelt dat hij geen strafbare handelingen heeft verricht in zijn relatie
met Bank Bangert Pontier. Wel acht hij het denkbaar dat hij een
aanzienlijk verschil van mening krijgt met de Nederlandse
belastingdienst''. Maar Pontier wilde van zijn cliënt af. Hij
stelde dat BBP de relatie wilde beëindigen, omdat Swaab en zijn
bedrijf FTC ,,verdacht zijn in een onderzoek naar fraude''.
Daarmee leek de storm geluwd. Een week later stak hij evenwel des te
heviger op. Dinsdag 4 november '97 werd bekend dat er op 24 oktober een
huiszoeking in Swaabs appartement was geweest en dat daar honderdduizend
gulden in contanten was gevonden. En dat het geld afkomstig was van BBP.
Hans Pontier, die ook commissaris was bij AEX Exchanges en bestuurslid
van de Vereniging voor de Effectenhandel, schrok zich wezenloos. Hij had
met de snelle actie van vorige week juist gedacht BBP uit de publiciteit
te houden en vooral: ver weg van de beursfraude. Bovendien was hij
helemaal niet op de hoogte van de uitbetaling van de honderdduizend
gulden. Diezelfde week probeerde Pontier de zaak nog vlot te trekken.
Zijn collega-directeuren De Kleine en Klunne traden terug. Vrijdag zat
Hans Pontier bij De Nederlandsche Bank. Daar waren, na de hevige
publiciteit over Bank Bangert Pontier, de bellen inmiddels
óók gaan rinkelen. ,,Gezien alles wat we al wisten, konden
we niet anders dan toen bikkelhard ingrijpen'', vertelt een bron bij de
toezichthouder. En dat gebeurde ook. Die middag kreeg ook Hans Pontier
het signaal dat hij maar beter kon opstappen. Zaterdag was hij nog even
op kantoor, maar toen was het bedrijf al als zand tussen zijn vingers
weggeglipt. Er volgde aangifte bij justitie, DNB begon een grondig
onderzoek. Zondagmiddag stuurde Pontier vanuit zijn huisadres een fax
naar DNB dat hij zich terugtrok als directievoorzitter.
Toen DNB eenmaal goed in de boeken dook, was het prijsschieten voor de
toezichthouder. Men ontdekte, zo blijkt uit diverse verslagen, een
aantal interessante zaken die de toezichthouder bij haar normale
controles bij BBP blijkbaar nooit had onderzocht. Natuurlijk waren daar
de ,,ongebruikelijke transacties'' op de rekeningen van Swaab. Het
verbaast DNB dat ,,op dezelfde dag of binnen een tijdsbestek van enkele
dagen, winsten op specifieke rekeningen worden gegenereerd. (..) De
indruk bestaat dat BBP zich bewust tussen FTC en Kilgarvan heeft laten
schuiven''. Wat de contante kasopnames betreft bleek de afspraak met DNB
over het opnemen van maximaal 25.000 gulden niet echt nagekomen: ,,Het
heeft geleid tot vele individuele transacties van elk 25.000 gulden. In
totaal is op deze wijze in '97 625.000 gulden (t/m 24 oktober)
uitbetaald via 21 kastransacties. Over heel '96 bedroeg de totale
contante uitbetaling 910.000 gulden via 9 kastransacties''. Ook stuitte
DNB op ,,opmerkelijke'' aandelentransacties van directielid Klunne,
,,zeker met de kennis die bestaat over de relatie met de heer Swaab''.
De toezichthouder zegt ,,sterk de indruk'' te hebben dat Klunne voor
zijn privé-rekening gebruikt heeft gemaakt van koersgegevens die
hij heeft verkregen van een van Swaabs vennootschappen, een
,,meeloop-transactie'' noemt DNB dat. En er kwam nog een konijn uit de
hoge hoed, dat niets met Swaab te maken had. BBP bleek nauwe banden te
hebben met het Luxemburgse bedrijf Codalux. Vastgesteld werd dat
Codalux-klanten contant geld van hun rekening haalden via de BBP-kas,
zonder dat in de administratie te zien was wat de identiteit van de
rekeninghouders was. ,,Het is duidelijk wat de reden is'', vertelde een
BBP-werknemer later in zijn verhoor door de FIOD. ,,De klant wil
onbekend blijven in verband met zwart geld. Het is ook zo dat de
renteseignering door de banken op deze manier wordt gefrustreerd.''
Uit de onderzoeksverslagen en de aangifte die De Nederlandsche Bank
bij justitie deed, blijkt dat de toezichthouder haar werk zorgvuldig en
exact deed. Alleen: het was wel te laat. Per slot van rekening werd er
intern in augustus '96 al gesproken over de onbekende Ierse cliënt
die als ,,stroman'' zou opereren. Ook de kasopnames waren bekend. En de
toezegging van de BBP-directie eind '96 voor meer informatie over de
effectentransacties op de Kilgarvan-rekening is blijkbaar door DNB nooit
op eigen initiatief tegen het licht gehouden. Niet voor niets zegt een
anonieme bron binnen DNB: ,,Het feit dat we ingrepen was juist, maar het
had misschien wel wat eerder gemoeten.''
In dat licht klonk de suggestie van Minister Zalm (financiën) op 23
december '97 in de Tweede Kamer misschien wel wat stoer. In antwoord op
Kamervragen over de zaak zei hij dat DNB ,,eind '96 in gesprek is
geweest met BBP in verband met beperking van het kasverkeer''. Volgens
Zalm was er toen geen aanleiding om ,,bepaalde kastransacties'' als
ongebruikelijk aan te merken. Toch heeft DNB in '97 ,,in het kader van
haar toezichthoudende taak een nader onderzoek ingesteld naar
kastransacties bij BBP''. Wat daar de aanleiding voor was en waarom dat
onderzoek niet eerder plaatsvond, zei de bewindsman er niet bij.
Inmiddels is Bank Bangert Pontier goeddeels overgenomen door de
Friesland Bank. De vennootschap heeft de zaak als rechtspersoon met
justitie geschikt. Maar de drie oud BBP-directieleden zitten thuis en
moeten nog voor de rechter komen. Mensen die via Codalux de belasting
ontdoken worden fiscaal vervolgd. Eddy Swaab houdt zich op in
Zwitserland. Tegen hem loopt een internationaal opsporingsbevel. Het
'reputationele risico', de term die in verband met zijn persoon bij BBP
regelmatig aan de orde kwam, is toch te groot gebleken.