Vergunningen sluiten misbruik nog niet uit
De beurswereld schiet zelf tekort
Menno Tamminga
De uitweg die de beurs begin 1988, bij de
overname van Audet koos, moet de toenmalige directie-voorzitter van
Staal Bankiers in het verkeerde keelgat zijn geschoten: ,,Het
beursbestuur zou nu eigenlijk onder overheidstoezicht moeten worden
gesteld.'' De bank voelde zich in haar belangen geschaad door de beurs,
die toen nog georganiseerd was als de Vereniging voor de Effectenhandel,
en stapte naar de rechter.
Een lid van de beursvereniging versus de vereniging. Het tekende de
verruwing in het financiële establishment: eigen belang (lees:
geld) gaat voor traditie. Het was het begin van het einde van de
traditionele structuur van de beurs.
Dit jaar is de Amsterdamse beurs van een vereniging in een commercieel
bedrijf veranderd dat geld wil verdienen met de exploitatie van een
effecten- en optiebeurs. Het toezicht op de handel, dat vroeger binnen
de besloten kring van de vereniging werd uitgeoefend, is in handen
gegeven van de onafhankelijke Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE).
En dat is zelf ook weer een groeiend bedrijf. Dit jaar zal de STE zijn
personeelsbestand verdubbelen naar 60 medewerkers. Deze suprematie is
het gevolg van het bankroet van twee effectenkantoren, het ontoereikend
toezicht van de beurs, en het daardoor gerezen politieke inzicht dat de
grote maatschappelijke belangen van de kapitaalmarkt onafhankelijk
toezicht vereisen. De beurs is te belangrijk om het aan de beurs zelf
over te laten.
Maar nu heeft 'Beursgate' de afgelopen dagen voor een kenmerkende reflex
bij politici en controleurs gezorgd. Meer regels, harde straffen, de
rotte appels uit de mand verwijderen, dat is de teneur van het
financieel volksgericht in wording. De president van de
beurzenorganisatie AEX, G. Möller, herhaalde afgelopen vrijdag in
deze krant zijn pleidooi voor een systeem van vergunningen op de
financiële markten. Op die manier zouden individuele handelaren met
een bont vlekje aangepakt kunnen worden.
Tien maanden geleden, toen Möller dit voorstel lanceerde, waren de
reacties van de twee meest betrokken toezichthouders, de STE en de
Nederlandsche Bank, heel zuinig. Maar nu zien de regeringspartijen PvdA
en D66 er wel iets in. VVD-voorman Bolkestein riep zaterdag op om meer
financiële middelen vrij te maken voor het beurstoezicht. En
minister Zalm claimt met Beursgate zelfs een succes voor het paarse
kabinetsbeleid.
Deze opwinding steekt schril af tegen de verbrokkelde aandacht die Den
Haag voor beursfraude aan de dag heeft gelegd. Bij het openbaar
ministerie was het tot twee jaar geleden een komen en gaan van
officieren van justitie die beursfraude in hun portefeuille hadden. En
de uitbreiding van de Economische Controledienst verliep uiterst traag.
De STE wacht nog steeds op de toegezegde wetswijziging waardoor
'lichtere' vergrijpen ter beurze kunnen worden afgehandeld.
In plaats van een nieuw wetsontwerp en gedetailleerde voorschriften voor
code-rekeningen, ligt het meer voor de hand om de bestaande regels
effectiever toe te passen. De STE heeft inmiddels ruime bevoegdheden
voor toezicht op beurspartijen en voor opsporing van beursfraude. Waar
de beurs en de STE in tekortgeschoten zijn, is het daadkrachtig gebruik
van de mogelijkheden die de wet biedt.
De mens mag de zwakste schakel zijn in de keten van controles die
malversaties moeten voorkomen, in Amsterdam leek de mens ook de zwakste
schakel in de keten van opsporing en straf. De beursvereniging faalde in
de ordehandhaving in eigen kring. Achteraf zeggen sommigen dat de
hoofdverdachte in Beursgate in 1993 niet zo gemakkelijk had mogen
overstappen van het ene effectenkantoor, waar hij was ontslagen, naar
een directiepost bij een nieuwe broodheer. Maar de beurs had toen een
veto kunnen uitspreken. Bij de twee failliet gegane effectenkantoren had
een indringender toetsing van directieleden erger kunnen voorkomen.
Een persoonlijk vergunningensysteem voor financiële
dienstverleners, zoals Möller voorstelt, bestaat al in Amerika en
het Verenigd Koninkrijk. Invoering daarvan in Nederland heeft, nog
afgezien van de kosten, alleen zin als de fouten die de oude
beursvereniging bij de toetsing van personen maakte, niet worden
herhaald. De Amerikaanse ervaring leert dat beursfraude onuitroeibaar
is. In Amerika hebben in de jaren tachtig een aantal succesvolle zaken
de aandacht getrokken, maar of de Nederlandse justitie dezelfde
opsporingsmethodes (met een undercover informant) wil en kan gebruiken
is twijfelachtig.
Er kan wel wat worden gedaan: bij voorbeeld het tijdsverschil
minimaliseren tussen het ontstaan van vertrouwelijke informatie (hogere
winst, overname) en de verplichte publicatie daarvan. De verplichting om
elk kwartaal winstcijfers te rapporteren, waar de Nederlandse beurs tot
nu toe nooit aan wilde, komt daaraan tegemoet. Nu houdt de beurs nog
controle op de directe publicatie van koersgevoelige informatie door
bedrijven. Als nieuwe commerciële organisatie heeft de beurs er
weinig belang bij om de beursgenoteerde bedrijven die indirect voor de
handel zorgen tegen zich in het harnas te jagen. De STE zou deze
politietaak moeten overnemen en bedrijven die in gebreke blijven moeten
kunnen straffen, al is het maar door een publieke reprimande. De
beursvereniging was daar vroeger nogal laks in.
Vergunningstelsel of niet, voor een grotere eigen effectiviteit moet de
STE snel meer gezag verwerven. De 'beurswaakhond' is zelf ook beschadigd
uit de verschillende affaires gekomen. De STE heeft zijn organisatie
aangepast en het besturen van de STE is van een taak voor halve dagen nu
full-time werk geworden. Maar het ligt voor de hand dat de STE meer
mensen recruteert die in de financiële en juridische wereld
ervaring hebben opgedaan. Dat kost geld en ook tijd. De kracht van de
Amerikaanse beurscommissie ligt niet alleen in zijn formele
machtsmiddelen, maar ook uit de (personele) wisselwerking met de
financiële partijen en de advocatuur. Die Amerikaanse 'heen en
weer' cultuur tussen de private en de publieke sector en een zeker
gevoel voor public duty is in Nederland niet zo geworteld.