De toegangsdrempel tot de beursvloer is te laag geworden
George Möller
Individuen die tot de effectenmarkt
toetreden, kunnen nu misstappen begaan, die nauwelijks te bewijzen zijn.
En als ze al ontslagen worden, kunnen ze zo weer elders aan de slag. Dat
deugt niet, vindt George Möller. Mensen aan wie een 'luchtje' zit
moeten niet boven de markt blijven hangen.
De Amsterdamse financiële wereld is de laatste tijd volop in de
aandacht vanwege het breed ingezette onderzoek van Justitie naar de
praktijken en gebruiken van enkele commissionairshuizen en, naar het
zich laat aanzien, haar klanten. Dat doet veel pijn, zeker als je trots
bent op je bedrijfstak en je professie. Ik ben dan ook verheugd dat
Justitie de kracht lijkt te ontwikkelen om deze praktijken een gevoelige
klap toe te brengen. Ik hoop en verwacht dat deze zaak tot op de bodem
uitgezocht wordt en dat de mensen die de regels hebben overtreden, hard
worden gestraft. Er mag geen wantrouwen jegens onze markt achterblijven.
Onze markt is onze reputatie, ons vertrouwen, onze professie. Wij willen
dat deze markt kan floreren zonder dat onoirbare praktijken deze
besmetten. De kwaliteit van onze markt moet onze concurrentiekracht
zijn.
De Amsterdamse effecten- en optiebeurs 'Amsterdam Exchanges' heeft al
tijdens het ontstaansproces in 1996 erkend dat toezicht op basis van
zelfregulering haar effectiviteit had verloren. Dienovereenkomstig is er
een marktstructuur opgezet los van het proces van zelfregulering. De
taak van Amsterdam Exchanges jegens oud-leden, aangesloten instellingen,
is alleen om de bovenwettelijke eigen regels, ook wel genoemd de
beursregels, te stellen en naleving daarvan te controleren. Daarnaast is
het onze taak om zoveel mogelijk informatie te leveren aan de instanties
die belast zijn met het centrale toezicht. Amsterdam Exchanges doet dit
door signalen af te geven van alle ongebruikelijke transacties. Onze
stockwatch-systemen die deze ongebruikelijke transacties opsporen,
worden gelukkig steeds beter.
Het is onze taak stukjes van de puzzel aan te leveren. Of die stukjes
zich dan tot een puzzel vormen is aan hen die het overzicht krijgen.
Daar zijn ze voor. Wie er andere normen en waarden op na houden moeten
immers worden bestreden met de instrumenten waarover alleen de
toezichthouders beschikken: verhoor onder ede, huiszoekingen,
beslaglegging en de toegang tot buitenlandse dossiers.
Maar ook nu de toezichtsstructuur is veranderd, moeten we ons blijven
afvragen hoe we het toezicht kunnen blijven verbeteren. Zijn we
voldoende toegerust? Kan het weer gebeuren?
Door onze markt gaan per dag miljarden guldens. Miljoenen Nederlanders
en vele buitenlanders zijn hierin actief. Er zijn vele honderden
individuen rechtstreeks betrokken bij de bemiddeling en de handel in
aandelen. Een dergelijke markt heeft een enorme zuigkracht, ook voor hen
met minder zuivere bedoelingen.
Hoewel de effectiviteit van het toezicht toeneemt, moeten we ons
realiseren dat er steeds weer nieuwe gaten in onze verdedigingslinies
zullen worden geslagen. Oorzaken daarvan zijn de technologische
ontwikkelingen en de oprukkende internationalisering.
In het kader van de internationale samenwerking 'maken' alle beurzen hun
handelssystemen open voor internationale toegang. Nu al is het mogelijk
om van buiten Nederland direct te handelen op Amsterdam Exchanges. In de
toekomst kan dat misschien, via het Internet, op elke plek ter wereld.
Dit betekent dat de anonimiteit van de gebruiker toeneemt. Hij kan op
zoek naar nieuwe schuilplaatsen. Om dit bloot te leggen moet het
instrumentarium van de harde hand en het opsporingssysteem van de
marktorganisatoren verder worden aangescherpt. Internationale afspraken
om dit te bestrijden zullen moeten worden uitgebreid. Als we het
toezicht in Nederland niet handhaven op het hoogste internationale
niveau, hebben we met de veranderingen weinig gewonnen. Het water
stroomt altijd naar het laagste punt, nationaal maar ook internationaal.
Dit laagste punt mag niet in de lage landen liggen.
Als er iets gebeurt dat tegen de regels indruist, zal dat altijd door
'mensen' zijn veroorzaakt. Het is daarom jammer dat de toegangsdrempel
in onze bedrijfstak voor andere individuen dan de directeuren van
vennootschappen, laag is, te laag. Individuen die tot de markt toetreden
kunnen misstappen begaan, de bewijsvoering dat zoiets is geschied is
moeilijk, zeker als deze moet leiden tot een verwijdering uit de
professie. In plaats van overtreders voor kortere of langere tijd uit de
bedrijfstak te weren, wordt hun liever gevraagd hun werkgever te
verlaten. In normaal Nederlands: ze krijgen ontslag.
In de huidige situatie kan zo iemand zijn praktijken dan elders te
gemakkelijk voortzetten. De werkelijke reden van het ontslag wordt
immers vaak geheim gehouden. Mensen aan wie een 'luchtje' hangt blijven
zo te lang boven de markt hangen. Van tijd tot tijd en zeker direct
nadat er zich nieuwe feiten hebben voorgedaan moet bezien worden of
mensen nog bekwaam zijn. En dat oordeel moet geveld worden op het moment
dat zij bij een incident betrokken raken, en niet als ze jaren later de
bedrijfstak opnieuw pogen te betreden.
In deze bedrijfstak moet het mogelijk zijn om naast de directeuren van
bedrijven in veel bredere kring mensen te screenen. Al eerder opperde ik
om hier, net als in het buitenland, een directe persoonlijke licentie
van effectenbemiddelaars en handelaren te vragen. Individuen kunnen dan
niet meer zomaar toetreden tot de bedrijfstak voordat zij hun
bekwaamheid hebben aangetoond.
Maar belangrijker is dat hun licentie kan worden ingetrokken. De
persoonlijke licentie zou dus een laagdrempelig instrument zijn om de
professie schoon te houden van minder grote vergrijpen, die via het
rechtssysteem nog niet 'winbaar' zijn. Grote dieven zijn vaak begonnen
als kleine dieven. En als die kleine dieven worden gestraft, dan levert
dat aan de gehele professie een zinvolle bijdrage.
Bij zulke licenties zal het nodig zijn om tot een objectivering te komen
van wat zich heeft voorgedaan. Zo zouden bedrijven die merken dat een
werknemer niet in de geest van de regels handelt, verplicht moeten
worden om dit te melden. Bijvoorbeeld bij de Stichting Toezicht
Effectenverkeer. Die zou dan een rechtvaardige afweging moeten maken
zodat personen die niet 'fit and proper' korter of langer kunnen worden
uitgesloten. De STE zou een gele kaart, en in het uiterste geval een
rode kaart moeten uitdelen.
De Amsterdamse beurzen zijn de afgelopen periode te vaak vereenzelvigd
met de partijen die onheil over ons hebben afgeroepen. Als iemand zwart
geld aanbrengt bij een commissionair en dat vervolgens op de beurs
belegt, wordt dat door sommige media samengevat als beursfraude, terwijl
er in feite sprake is van belastingontduiking. Ook bij de excessiviteit
van optieregelingen haalt men er ten onrechte een beeld bij van de vloer
van de Optiebeurs. Dat doet pijn en is ook onverdiend, maar we trekken
het ons wel aan.
In de discussie over wat mag moet het in de toekomst tot verdere
verduidelijking komen van handelingen die een onoirbaar karakter hebben
zoals frontrunning. Dit kan dan worden onderscheiden van handelwijzen
die wel oirbaar zijn, maar die toch als frontrunning gekwalificeerd
kunnen worden.
Het handelen voor een grote order uit, het zogenaamde frontrunning, kent
vele verschijningsvormen. Sommige daarvan komen voort uit een legitiem
doel. Een effectenhuis neemt een eigen positie in in bepaalde aandelen
en verkoopt een deel daarvan later door aan haar klant. De opbrengsten
van zo'n transactie vertegenwoordigen een vergoeding voor het lopen van
risico. Heel legitiem, maar het lijkt op frontrunning.
De huidige ontwikkeling dwingt tot aanscherping van afspraken hoe men
zich moet gedragen bij bepaalde gevoelige onderwerpen. Er mogen weinig
grijze gebieden overblijven. Dat geeft ook zekerheid aan hen die het
goed bedoelen!
George Möller is
president-directeur van de effecten- en optiebeurs Amsterdam Exchanges.
De tekst is gebaseerd op de rede die hij vandaag op de Dag van het
Aandeel hield.