Effectenbeurs zat te lang zonder goed toezicht
Tjalling van der Goot
De fraudezaak op de Amsterdamse
effectenbeurs die vorige week aan het licht is gekomen, roept een reeks
vragen op. Is hier sprake van falend beurstoezicht? Immers, justitie is
de fraude op het spoor gekomen via de FIOD, de fiscale inlichtingen- en
opsporingsdienst, terwijl toch een van de punten van aanklacht een
typische vorm van misbruik van voorwetenschap is, het zogenaamde front
running.
Dit is het kopen van aandelen door effectencommissionairs in de
zekerheid dat de koers door een grote order zal gaan stijgen. Hoe kan
het zijn dat één van de verdachten na een ontslag op
staande voet bij zijn vorige werkgever, een effectenhuis, en een
daaropvolgende voorwaardelijke schorsing door de effectenbeurs in 1993,
weer een verantwoordelijke en dus kwetsbare positie heeft kunnen
vervullen als directeur bij een effectenkantoor? Kortom, is het toezicht
op de Amsterdamse effectenbeurs gezien deze en andere zaken wel zodanig
dat daardoor onrechtmatigheden tot een minimum beperkt worden?
De Amsterdamse effectenbeurs heeft tot 1 januari dit jaar de functie van
organisator en toezichthouder van de beurshandel gecombineerd. Hierna
heeft de onafhankelijke STE, de Stichting Toezicht Effectenverkeer, het
toezicht op de beurshandel overgenomen. Nederland was een van de laatste
West-Europese landen waar een dergelijk onafhankelijk beurstoezicht haar
beslag kreeg. In de VS is het toezicht al sinds 1933 in handen van een
onafhankelijke instelling de SEC, de Securities and Exchange Commission.
De SEC ziet niet alleen toe op een ordelijk verloop van de
effectenhandel, maar stelt ook eisen aan de informatie die
beursgenoteerde ondernemingen in hun jaarverslagen moeten opnemen en aan
de wijze waarop die gepresenteerd moet worden. Bovendien heeft de SEC de
bevoegdheid boetes op te leggen of toelating tot beursnotering te
weigeren danwel een bestaande notering op te schorten als niet aan haar
voorwaarden is voldaan. Een dergelijke vorm van toezicht garandeert een
objectieve belangenbehartiging tussen beleggers en effectenbeurs.
Waar een systeem van zelfregulering, dat wil zeggen dat de opstelling
van de regels en het toezicht op de naleving ervan in één
hand is, toe kan leiden, heb ik mijn eerder dit jaar verschenen
proefschrift geschreven. Het omvat een onderzoek naar de factoren die
van belang zijn voor de waardering van een aandeel van ondernemingen,
die een eerste notering krijgen op de Amsterdamse effectenbeurs. Hiertoe
heb ik alle 74 beursintroducties geanalyseerd uit de jaren 1983-1992.
Bij het verzamelen van de data, die de beursgangers in de
emissieprospectussen moesten publiceren, bleek keer op keer dat de
regels van de Amsterdamse effectenbeurs wel erg ruim uitgelegd werden.
De prospectussen moeten de drie meest recente boekjaren bevatten.
Vijftien (!) van de 74 ondernemingen voldeden niet aan deze eis. Verder
dienen de prospectussen een kasstroomoverzicht te bevatten. Niet alleen
was er een aantal ondernemingen, dat geen kasstroomoverzicht
publiceerde, maar degene die dat wel deden, hanteerden veelal hun eigen
specifieke vorm voor een kasstroomoverzicht.
Dit gebrek aan uniformiteit bevordert bepaald niet hun inzichtelijkheid
of een goed begrip ervan. Opvallend was, dat de meest informatieve
kasstroomoverzichten werden geproduceerd door ondernemingen, die
tegelijk een notering kregen in Londen of New York, zoals PolyGram.
Een derde voorbeeld betreft de verslaglegging aangaande personeelsopties
bij de ondernemingen, die een eerste beursnotering kregen. Zo waren er
nogal wat ondernemingen die nalieten informatie te publiceren die
essentieel is voor beleggers, zoals de looptijd en de uitoefenprijs van
de opties. Bovendien waren beursgenoteerde ondernemingen tot 1 januari
van dit jaar niet verplicht transacties in personeelsopties van hun
topmanagers openbaar te maken, in tegenstelling tot de Verenigde Staten
en Engeland waar dergelijke transacties direct gemeld moeten worden. Het
is dus niet zo verwonderlijk dat personeelsopties niet leiden tot extra
aandelenrendementen van de desbetreffende ondernemingen. Beleggers zijn
er immers niet zeker van dat de personeelsopties nog in het bezit zijn
van de top managers. Een positief verband tussen peroneelsopties en
extra aandelenrendement bestaat wèl in de VS.
Ondanks het veel strengere beurstoezicht in de VS sinds 1933 of
Groot-Brittannië, in welk land sinds de jaren tachtig een
vergelijkbaar systeem als in de VS fungeert, komen ook in die landen
fraudes voor. Denk maar aan één van de grootste
fraudezaken ooit, waarbij Michael Milken de hoofdrol speelde. Een
belangrijk aspect bij die zaak was dat het effectenhuis waarvoor hij
werkte, uiteindelijk failliet is gegaan tengevolge van zijn
malversaties.
Waar beursfraude direct te maken heeft met de wijze waarop het toezicht
georganiseerd is, ligt het voor de hand, dat de toezichthouder i.c. de
STE maatregelen neemt die daarop toegespitst zijn. Het overgaan van het
toezicht in onafhankelijke handen, namelijk in die van de STE, is wat
dat betreft een stap in de goede richting.
Een tweede maatregel is de mogelijkheid om boetes, dwangsommen en
aanvullende straffen, zoals het verbod ooit nog in de effectenhandel
werkzaam te zijn, op te leggen. Een hoge boete houdt het gevaar van een
bankroet in voor de betreffende instelling. Banken en
effectencommissionairs zullen zich hierdoor genoodzaakt zien het interne
toezicht op functionarissen, die omgaan met koersgevoelige informatie,
met de grootst mogelijke zorgvuldigheid te organiseren.
Ten derde dient ook de beslissing een onderneming toe te laten tot de
beurs door de STE genomen te worden, en niet, zoals nu nog het geval is,
door de Amsterdamse effectenbeurs. Het hiervoor genoemde onderzoek naar
nieuwe beursintroducties toont aan dat door de huidige
belangenverstrengeling er te vaak op essentiële punten informatie
in de emissieprospectussen wordt weggelaten.
Dr. L.R.T. van der Goot is
verbonden aan de Economische Faculteit van de Universiteit van
Amsterdam. Hij promoveerde op het proefschrift 'Valuing
New Issues, Information Quality of Initial Public Offerings at the
Amsterdam Stock Exchange'.