Rechter bij beursfraude strikt binnen de wet
Met de vrijspraak van drie
Clickfondsverdachten wees de Amsterdamse rechtbank gisteren een
richtinggevend vonnis voor de komende processen.
Door onze redacteur JOOST ORANJE
2 APRIL.Hoe lang zal de rechtbank die speciaal is samengesteld voor de
afhandeling van de beursfraudezaken, hebben vergaderd over het gisteren
uitgesproken vonnis? Het antwoord op die vraag blijft het geheim van de
raadkamer, maar het oordeel moet na veel afwegingen tot stand zijn
gekomen. Afgezet tegen eerdere vonnissen in het Clickfonds lijkt er in
de uitspraak tegen drie ex-medewerkers van Strating Effecten sprake van
minder interpretatie en een strakkere juridische lijn.
Eind vorig jaar was dat anders. Toen verraste de Clickfondskamer met een
soms ruime uitleg van de wet. Twee voormalige effectenhandelaren werden
veroordeeld voor niet-ambtelijke omkoping, ondanks het feit dat niet
vast was komen te staan waarvoor ze precies waren omgekocht. Een
ex-medewerker van een pensioenfonds ontving een veroordeling omdat hij
gehandeld had volgens de "niet noodzakelijkerwijze optimaal te
verkrijgen prijs", een nieuw begrip in het financieel strafrecht. En
een ex-directeur van Bank Bangert Pontier kreeg voor de voeten geworpen
dat hij transacties had moeten melden "vanwege de aanmerkelijke kans"
dat het ging om fiscaal zwart geld.
Maar gisteren was er van interpretaties weinig te merken. Er volgde een
gedegen gemotiveerd oordeel waarin strikt volgens de wet werd
geredeneerd. Dat was nou juist niet de inzet van het OM, dat in deze
zaak onderscheid maakte tussen de "juridische werkelijkheid" en de
"feitelijke situatie". Voor Justitie was die feitelijke situatie het
bestaan van een constructie die tot doel had de belasting te ontduiken,
via het systeem van coderekeningen. Daarbij ging het om de zogenaamde
'tripartiete overeenkomst': een contract dat Strating Effecten had
gesloten met een bank (KasAssociatie) en een Zwitserse rechtspersoon.
Die bezat op haar beurt weer een aantal subrekeningen onder codenaam.
Stortingen en transacties bleven zo buiten het zicht van de fiscus. Er
was alleen één probleem: het OM had bewijs in Zwitserland
vergaard. Dat mag, volgens de rechtshulpvoorwaarden, niet in een
Nederlandse fiscale zaak gebruikt. Dus zocht het OM een
'kapstokartikel' voor strafbaarstelling en zei zij dat gebruik van een
codenaam valsheid in geschrifte oplevert.
De rechtbank werd vervolgens tijdens het proces door raadslieden V.
Koppe en B. Fibbe uitgedaagd om juist bij haar primaire taak te
blijven: het vaststellen van de juridische werkelijkheid. De advocaten
hielden een pleidooi waarin ze het hele palet aan regelgeving rond
coderekeningen en het begrip valsheid de revue lieten passeren.
Gisteren bleek de rechtbank in grote lijnen hun redenering te volgen:
zolang de constructie juridisch waterdicht is, kan van valsheid geen
sprake zijn. Frustrerend voor het OM. Immers: vast staat dat de
belasting inderdaad werd ontdoken. Maar het strafrecht bleek in dit
geval een tandeloos middel.
Uit regelgeving van toezichthouders STE en DNB valt al af te leiden dat
het systeem van coderekeningen juridisch niet strafbaar is te stellen.
Waarom die toezichthouders het OM eerder niet nadrukkelijker op dit
punt hebben gewezen, blijft een boeiende vraag. Zo zijn er meer
aspecten. Door de vrijspraak kon de rechtbank verdere vragen over de
manier waarop het OM in Zwitserland rechtshulp had gevraagd,
onbesproken laten. Die zaak zal nu weer opduiken in het proces tegen
het effectenhuis Leemhuis en Van Loon. De kwestie rond de constructie
met coderekeningen speelt met name in de verdenkingen tegen
hoofdverdachten Adri S. en D. de Groot een cruciale rol. Zij zullen, na
dit vonnis, de afgelopen nacht dan ook ongetwijfeld goed hebben
geslapen.