Onderzoek beursfraude jaagde financiële wereld
schrik aan
De grote schoonmaak
Het grootste onderzoek naar
financiële fraude ooit, Operatie Clickfonds, deed de
financiële wereld trillen op haar grondvesten. Ondanks een hoge
inzet heeft justitie de toen gepresenteerde harde verdenkingen lang niet
allemaal rond kunnen krijgen. Toch zal de beurs nooit meer de vrijplaats
worden die zij was. En dat was óók een belangrijk doel van
de operatie.
Door Joost Oranje
Ze kwamen tegen half vier voorrijden. Mannen die niet tot de inner
circle van Beursplein 5 behoorden, in onopvallende burgerauto's. Ze
waren van justitie. Han Vermeulen, gevierd effectenhandelaar die zich
right in the middle van die inner circle bevond, werd door
de commissaris van de notering gevraagd naar een zaaltje te komen: "Er
zijn wat mensen die je willen spreken." Vermeulen, zich van geen kwaad
bewust, vroeg nog of hij z'n colbertje aan moest doen. Dat hoefde niet.
Niet veel later zat hij, weggevoerd door een nooduitgang, op de
achterbank van de onopvallende auto. Bestemming: een cel in het
politiebureau van Hoofddorp. Het colbertje hing nog op de beursvloer.
De actie was snel verlopen. De meeste beurshandelaren hadden er niets
van gemerkt en sloten die vrijdagmiddag 24 oktober 1997 af als alle
vrijdagmiddagen. Handel voorbij, weekend voor de deur. Wat doe je dan?
Je hangt wat in de kroeg, je puft wat uit op de bank, je zapt langs wat
tv-zenders. Zo pak je ook het tien uurjournaal even mee en wat zie je?
Snel gemaakte wiebelende beelden van de effectenbeurs bij avondlicht. De
aankondiging van een groot schandaal in de wereld waar jij werkt.
Het beruchte woord viel: beursfraude.
Toen brak het pandemonium los.
Iedereen belde iedereen: "Weet jij wie erbij zijn?" Daarna ging het
gonzen van hele en halve geruchten.
Barretje Hilton.
Zwarte Joop.
Beurshandelaren in Yab Yum.
Geruchten die je al jaren kon oppikken werden in hoog tempo
geventileerd. Het deugde daar niet, hoorde je iedereen bevestigen.
Beursplein 5 was een vrijplaats van handige Amsterdamse jongens.
Toezicht? Hoezo toezicht: Sommigen maakten zelf onderdeel uit van het
beursbestuur dat 'zelfregulering' hoog in het vaandel had. Voorkennis,
frontrunning, coderekeningen, koffertjes met cash geld en
ja, het zou velen niet verbazen als er ook werd witgewassen. Iedereen
dacht dat dit de ommekeer was. Dat justitie alles bloot zou leggen.
Waarom eigenlijk?
Misschien door het persbericht dat die avond door het openbaar
ministerie werd uitgegeven en waarin werd gesproken over "omvangrijke
witwaspraktijken en beursfraude." En dat terwijl datzelfde OM op 23
oktober, één dag voor de actie, nog een brief had gekregen
van het ministerie van Financiën waarin werd gesteld dat men
begrepen had "dat bij het OM het voornemen bestaat rond deze
opsporingsactie actieve publiciteit te genereren. Gezien het onderwerp
van onderzoek en de grote gevoeligheid die dat met zich meebrengt
adviseer ik u echter dringend op dit punt de uiterste terughoudendheid
in acht te nemen en derhalve op geen enkele wijze de pers actief te
benaderen." Als er toch vragen zouden komen, zo besloot de brief, dan
moest de woordvoering beperkt blijven tot de actie "en niet tot de
beurs- en effectenwereld in zijn algemeenheid".
Misschien kwam de verwachting ook wel door de opmerkingen van officier
van justitie Henk de Graaff, die tijdens een rechtszitting op de maandag
na de eerste commotie zei dat er gehandeld was met misbruik van
voorkennis en dat die zaak "rond" was. "Slechts de toebedeling van het
financieel voordeel behoeft nog nader onderzoek", staat in het proces
verbaal van de zitting. Misschien kwam het ook door minister Zalm, die
zich in het tv-programma Buitenhof dat weekend liet verleiden tot
de uitspraak dat "je er niet zonder meer vanuit kan gaan dat de heren
van stand die op de beurs handelen, inderdaad heren van stand zijn".
De toon was in ieder geval gezet. Wat volgde was een mediahype.
"Justitie trekt voortvarend het net verder aan rond het schandaal op
de Amsterdamse effectenbeurs", schreef het ANP de maandag na dat
weekend en alle media volgden in soortgelijke bewoordingen. Maar nog
steeds is de vraag: welk net? En: welk schandaal? Ruim drie jaar na dato
is feitelijk vast te stellen dat veel oorspronkelijke verdenkingen zijn
uitgedund. Slechts één verdachte heeft nog voorkennis op
zijn tenlastelegging staan, waarvan de inhoud trouwens onduidelijk is.
Frontrunning, een andere vorm van voorwetenschap, is weg uit het
dossier, evenals vermoede connecties met gelden van drugshandelaar 'De
Hakkelaar'. Het witwassen van criminele gelden is zo goed als verdwenen,
op één kleine softdrugszaak na, die nog in onderzoek is.
Wel zijn er, in de zaak-Swaab [Eddy Swaab is één van de
hoofdverdachten], veroordelingen uitgesproken wegens omkoping. Maar of
dat vonnis in hoger beroep stand houdt, is de vraag. Bovendien stuitte
het OM bij puur toeval op de Swaab-affaire. Deze zaak maakte geen
onderdeel uit van de verdenkingen die in oktober 1997 naar buiten werden
gebracht.
Niet dat er niets aan de hand
was. Dat is inmiddels ook wel gebleken. Zeker op fiscaal gebied behaalde
het OM successen. Maar het allerbelangrijkste is dat de integriteit in
de financiële wereld op de agenda werd gezet. Er is meer geld voor
bijvoorbeeld het toezicht gekomen en financiële fraudebestrijding
is een echt issue geworden. Dt is, nu al, het grootste succes van
Operatie Clickfonds. Maar dat is wat anders dan het juridisch hard
krijgen van "omvangrijke witwaspraktijken en beursfraude".
Juist deze paradox is fascinerend. Wat bewoog justitie om de zaak
zó hard aan te zetten? Dacht men ècht een groot
voorkennis- en witwasschandaal op het spoor te zijn? Of was het slechts
een dekmantel omdat er een voorbeeld moest worden gesteld in de
financiële fraudebestrijding?
Zo'n voorbeeld kwam in die tijd in ieder geval goed uit. De interne
documenten van het ministerie van Financiën over de Clickfondszaak
hebben het niet voor niets over "een grote schoonmaak". Logisch, want
het departement had te maken met een uitdrukkelijke wens van de Tweede
Kamer om, na de kleinere beursaffaires bij de commissionairs Nusse Brink
en Regio Effect, schoon schip te maken. Dat was ook nodig, illustreren
de documenten. Los van de vrije jongens-cultuur op de beursvloer, stelde
ook het controle-apparaat weinig voor. Nauwelijks verhuld klaagde
toezichthouder STE in die jaren bij Financiën over "de
onbevredigende reactie" van de procureur-generaal op een brief waarin de
STE zich "bezorgd heeft uitgelaten over de continuïteit bij het OM"
in voorkenniszaken. Tevens wordt aandacht gevraagd voor "het
menskrachtprobleem" bij de Economische Controledienst (ECD). Tekenend is
ook de wijze waarop de STE door het zelfregulerend toezicht van de beurs
zo veel mogelijk buiten de deur werd gehouden. Pas op 25 maart 1994
rapporteert de toezichthouder niet zonder trots dat zij voortaan
afschriften van uitspraken van de Commissie van Orde krijgt
"vóór het verstrijken van de beroepstermijn".
Er moest dus wat gebeuren. Op
11 juli 1997 kreeg minister Zalm een ambtelijke notitie over de
"modernisering opsporing/vervolging financiële toezichtswetgeving."
waarin aandacht werd gevraagd voor "de effectiviteit van de
strafrechtelijke handhaving (opsporing en vervolging)." Probleem was
wel, dat er "gebrek is aan specifieke deskundigheid op het terrein van
de financiële wetgeving", een probleem dat "wordt versterkt door
het gebrek aan concentratie van deze kennis (dit laatste is vooral
manifest bij OM/rechterlijke macht)." Vandaar het voorstel om onder
andere de FIOD meer samen te laten werken met toezichthouders,
Economische Controledienst en Justitie. "Goed inititiatief. Graag
akkoord", schrijft Zalm in de kantlijn. Hij weet dan waarschijnlijk nog
niet dat op dat moment de eerste Clickfondsonderzoeken al lopen. En dat
er ook eerste voorzichtige stappen worden gezet op het punt van de
gesuggereerde samenwerking.
Dat wordt goed duidelijk op 30 september 1997. Dan krijgt de Directie
Algemeen Fiscale Zaken een notitie met de plannen voor de gezamenlijke
actie van FIOD, ECD en OM op 24 oktober. Het OM zorgt voor een
"genuanceerd persbericht" en de onderzoeken "worden in alle
zorgvuldigheid uitgevoerd", zo staat er.
Later licht Zalm de Tweede Kamer in. Die krijgt een lofzang te horen op
de samenwerking tussen de verschillende opsporingsdiensten. "Het gaat nu
om één zaak" en "Neuzen in dezelfde richting", staat in
een voorbereidend schrijven voor de minister als hij naar het overleg in
het parlement gaat. Bij deze "toch ingrijpende operatie" is er sprake
van "gedeeld belang en gelijkgerichte inspanning." Maar in werkelijkheid
kijken de verschillende partijen op hun eigen manier tegen 'Clickfonds'
aan. De inhoud van de documenten roept vragen op over de gezamenlijke
regie. Wist men precies wat men wilde? Zat men wel op één
lijn? En vooral: had men voor ogen wat er nou bewijsbaar mis was? Binnen
de muren van het departement wordt er in ieder geval genuanceerd
bericht, zo blijkt bijvoorbeeld uit een ambtelijke voortgangsnotitie van
9 december 1997: "Het door de media opgeroepen beeld (..) waarbij sprake
zou zijn van een vergaande infiltratie c.q. verweving van onder en
bovenwereld, kan op dit moment (nog) niet met harde feiten worden
bevestigd." Een eventuele link met drugsgelden komt veel minder stellig
naar voren dan op dat moment in Zwitserland wordt verondersteld. Daar
heeft de Nederlandse justitie, zo bleek eerder uit interne Zwitserse
documenten, op z'n minst de indruk gewekt dat het witwassen van kapitaal
van drugsbaas 'de Hakkelaar' een belangrijk deel van het onderzoek was.
De notitie van Financiën houdt de nodige slagen om de arm: 'De
Hakkelaar' wordt niet eens genoemd. En over de 'drugsverdachten' wordt
gezegd: "Thans richt het onderzoek zich (nog) niet primair op deze
groep." Over voorkennis staat er: "In dit stadium gaat het nog slechts
om een begin van bewijs (..); het volledig bewijzen kan met name door de
gedateerdheid een probleem vormen." Dat is toch een andere toon dan het
OM de maandag na de actie opriep. Tijdens een rechtszitting waar
justitie het effectenhuis Leemhuis en Van Loon onder curatele wilde
stellen, werd betoogd dat de voorkenniszaak "rond" was. De
onderbewindstelling werd overigens door de rechter afgewezen en ook de
Fiod, zo staat in de stukken, noemde al vóór de rechtszaak
"het aanstellen van een bewindvoerder op dit moment niet relevant".
Binnen Financiën, zo blijkt uit de documenten, werd 'Clickfonds'
vooral gezien als een zaak die zich richt op coderekeningen in verband
met "niet gefiscaliseerd vermogen". Die rekeningen lopen via Zwitserland
en dat is een bijkomend probleem, constateren de ambtenaren, omdat
Zwitserse informatie niet voor fiscale zaken mag worden gebruikt. Daarom
moeten andere strafbare feiten ten laste worden gelegd. "Soms is dat
niet eenvoudig", staat in de notitie. "Toch dienen deze rekeninghouders
onzes inziens de aandacht te krijgen, omdat zij (1) belastende
verklaringen (..) kunnen afleggen en/of (2) gezien de maatschappelijke
positie die zij bekleden (hoekmannen, bedrijfsleven, bankmedewerkers)
een strafrechtelijke afhandeling 'verdienen'."
Voor het 'verdienen' van een strafrechtelijke afhandeling zijn wel
strafrechtelijke feiten nodig. Juist de afgelopen weken dienden de
eerste rechtszaken waarin de strafbaarheid van de coderekeningen aan de
orde kwam. De verdediging betoogde bij die gelegenheid dat er met die
coderekeningen helemaal niets aan de hand is. Hadden de
opsporingsdiensten, toen ze ruim drie jaar geleden aan de actie
begonnen, voor ogen of de bewuste coderekeningen door de beugel konden?
Een memo aan Zalm van 27 oktober 1997, de maandag na de eerste
arrestaties, doet vermoeden van niet: "Nagegaan wordt op dit moment, in
samenwerking met STE en AEX, wat de praktijk is rond anonieme
coderekeningen, welke regelgeving hierop van toepassing is en op welke
wijze het toezicht met deze rekeningen omgaat. U zult op korte termijn
nader worden geïnformeerd over deze feiten."
Over ruim twee weken zal de
rechtbank uitspraak over de coderekeningen doen. Dan zal duidelijk
worden of de 'schoonmaak' ook wordt ondersteund door verdere
veroordelingen. Zo niet, dan komt opnieuw de vraag ter tafel of er niet
disproportioneel is geopereerd. Een verwijt dat overigens in 1997 ook al
in de ambtelijke stukken terugkwam, maar dan aan het adres van de pers:
"In de media verschijnen te pas en te onpas publicaties met betrekking
tot dit onderzoek. De meeste publicaties bevatten tenminste een kern van
waarheid. Een groot aantal publicaties schiet echter door, met name
omdat er geen scheiding tussen harde en zachte informatie wordt
gemaakt." Over ruim twee weken weten we of er buiten de journalistiek
meer beroepsgroepen aanspraak kunnen maken op deze kwalificatie.