Zwaar weer voor justitie in Clickfondszaak
Tegenslag voor justitie. Het
openbaar ministerie werd gisteren in een van de Clickfondszaken niet
ontvankelijk verklaard. Nu de grotere beursfraudezaken zich aandienen,
kan het openbaar ministerie meer zwaar weer vrezen.
Door onze redacteur JOOST ORANJE
AMSTERDAM, 8 NOV. Zou de Amsterdamse hoofdofficier van justitie, H.
Vrakking, een vooruitziende blik hebben gehad toen hij op 19 oktober een
briefje stuurde aan M. Wladimiroff, raadsman van een de verdachten in
het Clickfondsonderzoek? De correspondentie betrof een klacht van
Wladimiroff over onzorgvuldige behandeling van zijn cliënt door het
openbaar ministerie (OM). Vrakking schreef een formeel briefje
terug. Maar er volgde een informeel PS'je: "Overigens wil het
feit dat wij streven naar kwaliteit niet zeggen dat wij perfect zijn",
aldus Vrakking.
Gistermiddag bleek de juistheid van die stelling. Vrakkings officieren
van justitie die het Clickfonds behandelen, H. de Graaff en J. Tonino,
leden een gevoelige nederlaag toen de rechtbank Wladimiroffs bezwaar
onderschreef. Het belang van de verdachte was door het OM "op grove
wijze veronachtzaamd".
Het OM reageerde laconiek: "It's all in the game", zei officier De
Graaff na afloop. Maar zó makkelijk lijkt de affaire niet
gebagatelliseerd te kunnen worden. De beschamend onzorgvuldige gang van
zaken die Wladimiroff schetste, werd ook door de rechtbank in scherpe
bewoordingen veroordeeld. En dat kan justitie zich aantrekken.
Het speelde zich allemaal af in de zaak tegen R. van Z, voormalig
medewerker van SNS Securities. Volgens justitie maakt hij deel uit van
een criminele organisatie rond hoofdverdachte E. Swaab. Hij zou zich,
met andere medewerkers van financiële instellingen, door Swaab
hebben laten omkopen.
Onduidelijk bleef hoe hard justitie de zaak tegen Van Z. had. Wel was
zeker dat Wladimiroff eind vorig jaar een gesprek met De Graaff had
waarin de raadsman pleitte voor een schikking, mede wegens Van Z's
persoonlijke omstandigheden. In maart van dit jaar, zo bleek uit een
brief van Wladimiroff, waren afspraken gemaakt met het OM. Een
buitenstaander, de Tilburgse hoogleraar strafrecht M. Groenhuijsen, zou
het dossier-Van Z. beoordelen. Bij een negatief advies zou de zaak
worden geseponeerd.
Gedocumenteerd toonde Wladimiroff aan hoe vaak hij kattebelletjes had
gestuurd om de afspraak te effectueren, maar uiteindelijk de pin op de
neus kreeg: zijn cliënt werd gewoon gedagvaard. En dat terwijl van
het advies van Groenhuijsen nooit meer iets werd vernomen.
Over dat advies ontstonden gisteren op de zitting veel vragen. Wat voor
opdracht had het openbaar ministerie precies gegeven? Waarom was het
nooit afgemaakt? En waarom had justitie niet aangedrongen op een
eindrapport?
Er kwam geen bevredigend antwoord. Volgens het OM betrof het een
second opinion over de zaak-Swaab, waarvan de affaire-Van Z.
onderdeel uitmaakte. Met de Tilburgse universiteit was overleg geweest
om te vragen hoe het ermee stond, maar daar was De Graaff te verstaan
gegeven "dat het vreselijk druk was geweest en dat men er nooit serieus
aandacht aan had besteed".
Daarna was er met het advies, volgens De Graaff, "jammer genoeg niets
meer gebeurd". De rechtbank maakte korte metten met de situatie en
concludeerde dat het openbaar ministerie zijn vervolgingsbeslissing
afhankelijk had gemaakt van het advies. Het had immers nooit bezwaar
gemaakt tegen de omschrijving van de afspraken, zoals door Wladimiroff
herhaaldelijk op papier gezet. De officier had het advies dan ook "zo
spoedig mogelijk moeten inwinnen". Toen dat er helemaal niet bleek te
zijn, concludeerde de rechtbank, verzuimde de officier dat te melden aan
de verdachte, en gaf hij ook geen motief waarom hij alsnog besloot hem
voor te brengen. Op deze manier werd Van Z.'s recht op een behoorlijke
behandeling in zijn zaak geschonden.
De niet-ontvankelijkheidsverklaring van het OM kan niet los worden
gezien van een groeiende lijst justitiële onzorgvuldigheden in het
Clickfondsonderzoek. Gisteren moest de rechtbank de zaak tegen een
medeverdachte van Van Z. uitstellen omdat het openbaar ministerie,
dertien maanden na sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek, de
dagvaarding plotseling aanpaste. In de eerdere zaak tegen werknemers van
de SNS-bank bleek een deel van de tenlastelegging niet duidelijk genoeg,
waardoor dat deel nietig werd verklaard.
Hetzelfde gebeurde, wegens onvoldoende feitelijke omschrijving van een
deel van de dagvaarding, in het vonnis tegen een ex-directeur van Bank
Bangert Pontier. Het openbaar ministerie was tijdens de behandeling van
die zaak ook nog vergeten getuigen op te roepen.
Maar niet alleen in de rechtszaken, ook in het onderzoeksdossier zelf
zitten aspecten die advocaten de komende tijd zullen uitspinnen: de
lange duur van het onderzoek, de feitelijke grondslag voor verdenkingen
of het opereren in Zwitserland om documenten los te krijgen.
Het openbaar ministerie mag dan inmiddels tien
'Clickfondsveroordelingen' op zak hebben, pas nu komen de grotere zaken
aan de orde. Gezien de recente gebeurtenissen valt voor justitie te
vrezen dat het daarbij af en toe zwaar weer zal worden.