Lease-auto kan voor pensioentekort zorgen
Nieuwe lijfrentekansen
Tot het eind van vorig jaar
boden verzekeraars u schreeuwend een laatste kans aan. Die is nu
voorbij. Daarom is het nu het juiste moment om na te gaan of zo'n
lijfrenteverzekering wel bij u past.
Door Rob Goedhart
Sinds 1 januari is de nieuwe Wet op de Inkomstenbelasting van kracht. De
toptarieven zijn verlaagd en verder zijn er wat aftrekposten geschrapt.
Ook in de lijfrenteaftrek is het mes gezet. Maar desondanks zijn er
mogelijkheden gebleven. Zonder enige moeite kunt u dit jaar 2.283 gulden
(1.036 euro) gulden lijfrentepremie betalen en aftrekbaar stellen. Wel
even letten op een kleine valkuil. Die 2.283 gulden kan niet of niet
helemaal afgetrokken worden wanneer u vanuit bedrijfsspaarregelingen
vrijwillig premie betaalt aan een pensioenregeling.
Pensioenregelingen voor werknemers worden steeds meer flexibel. In
toenemende mate worden VUT-regelingen daarbij afgebroken. Daarvoor in
plaats komen pre- of vroegpensioenen: pensioenuitkeringen voordat het
echte ouderdomspensioen (vaak vanaf de 65-jarige leeftijd) ingaat.
Veelal kunt u als werknemer daarbij zelf vrijwillig extra pensioenpremie
gaan betalen om het pre- of vroegpensioen te verbeteren. Vaak wordt
daarvoor het geld van de bedrijfsspaarregelingen gebruikt. Dan lijkt het
of het niets kost. Dat is immers geld dat door de werkgever op een
geblokkeerde rekening is gezet en waarover u (voorlopig) toch nog niet
kunt beschikken. Maar gebruikt u dat geld voor een vrijwillige eigen
bijdrage aan een pensioenregeling, dan gaat dat van die 2.283 gulden
lijfrenteaftrek af. Als u aan beide regelingen geld zou willen besteden,
gebruik dan het geld van de bedrijfsspaarregeling niet voor een
vrijwillige eigen bijdrage aan de pensioenregeling, maar betaal die
ergens anders van.
In veel gevallen hoeft het niet bij een lijfrentepremie van 2.283 gulden
te blijven. Zij die meer inkomen hebben dan zo'n 22.000 gulden en over
een jaar bezien niet voldoende pensioenopbouw hebben, kunnen hoger
uitkomen. Berekening is eenvoudig: 17 procent van de premiegrondslag (=
het inkomen uit werk minus 21.808) minus 7,5 keer de
pensioenopbouw in een jaar. Die 'opbouw in een jaar' moeten
pensioenfondsen en -verzekeraars aan u opgeven. Proefberekeningen hebben
al aangetoond dat enkele duizenden guldens lijfrenteaftrek voor veel
werknemers nog steeds mogelijk is, vooral voor hen die een fiscale
bijtelling hebben voor de 'auto-van-de-zaak'. Ten opzichte van dat
fictieve salarisdeel wordt namelijk nooit pensioen opgebouwd, maar het
mag wel mee worden geteld voor het 'inkomen uit werk'. En wie in de
zeven jaar voor 2001 geen gebruik heeft gemaakt van de maximale
lijfrenteaftrek mag dat vanaf 2001 ook nog eens gaan inhalen. Meer
mensen kunnen daarvan gebruik maken dan algemeen wordt aangenomen. Tot
en met vorig jaar bleven velen binnen de zgn. 'basisaftrek' (ook wel
'eerste tranche' genoemd) van circa 6.200 gulden per persoon. Maar wie
een inkomen boven de circa 62.000 gulden had en onvoldoende pensioen
opbouwde kon in wezen meer lijfrentepremie aftrekken. Degene die in die
jaren ouder was dan 39, maar nog geen 65, en die aannemelijk kon maken
dat er onvoldoende pensioenopbouw was, had nog eens een extra
lijfrenteaftrekmogelijkheid. Voor sommigen had dat kunnen oplopen tot
enkele tienduizenden guldens. En die 'vergeten' lijfrenteaftrek mag
vanaf 2001 binnen bepaalde grenzen ingehaald worden.
Maar een lijfrenteverzekering benaderen vanuit fiscale aftrek is in
wezen niet juist. Lijfrenten hebben als doel om het risico van 'lang
leven' te dekken. Bekijk het eens zo. U beschikt op uw oude dag over een
hoeveelheid geld. Dat geld kunt u voor consumptie gaan gebruiken door er
ieder jaar (of ieder kwartaal, of iedere maand) wat van af te halen. U
loopt dan de kans dat het geld op een gegeven moment op is; blijkbaar
omdat u langer leeft dan u voorzien had. Wilt u er absoluut zeker van
zijn dat - hoe lang u ook leeft - er periodiek geld op uw rekening wordt
bijgeschreven, dan geeft u - samen met vele anderen - aan het begin van
uw oude dag een hoeveelheid geld aan een verzekeraar en die zorgt ervoor
dat u levenslang een uitkering krijgt. Leeft iemand korter dan
statistisch te voorzien was, dan besteedt de verzekeraar dat geld voor
anderen, die langer leven. Als u geld nodig heeft voor een
'vroegpensioen' - bijvoorbeeld tussen uw 60ste en uw 65ste - dan is de
lijfrenteverzekering vanuit verzekeringsoogpunt totaal nutteloos. In
zo'n periode speelt dat 'lang-leven-risico' namelijk niet. U kunt net zo
goed zelf een hoeveelheid geld op een spaar- of beleggingsrekening voor
dat doel aanhouden.
'Maar dan mist u het fiscaal voordeel' is het dan veelgehoorde argument.
Laten we dat eens narekenen. Stel: een 45-jarige heeft aan inkomen 'uit
werk' (Box 1) 80.000 gulden. Over de top van dat inkomen moet 42 procent
inkomstenbelasting worden betaald. Hij betaalt vanaf 2001 een
lijfrentepremie van 2.283 gulden. Bij een gemiddelde verzekeraar, die
die premie in 'beleggingsfondsen' onderbrengt, en onder de aanname dat
er in zo'n beleggingsfonds 8 procent rendement per jaar wordt gemaakt,
levert dat op 60-jarige leeftijd zo'n 57.700 gulden op. Dat kapitaal
moet worden omgezet in lijfrenten. Als deze persoon een goede pre- of
vroegpensioenregeling heeft bestaat de kans dat daarover ook 42 procent
inkomstenbelasting moet worden betaald. Gemakshalve stellen we daarom
dat hij uiteindelijk 58 procent van het lijfrentekapitaal over houdt:
dus ca. 33.500 gulden. Als deze voorbeeldpersoon geen 2.283 gulden aan
lijfrentepremie besteedt, dan moet hij er 42 procent belasting over
betalen en houdt dan 1.324 gulden per jaar over. Hij belegt zo'n bedrag
ieder jaar tegen 8 procent rendement, waarvan - na aftrek van 1,2
procent vermogensrendementsheffing - dus 6,8 procent overblijft. Na 15
jaar heeft hij een beleggingsrekening van circa 35.000 gulden. Wordt het
geld belegd in fondsen in maatschappelijke beleggingen en durfkapitaal,
waarover - tot een totaal van zo'n 200.000 gulden per belastingplichtige
- geen vermogensrendementsheffing hoeft te worden betaald, dan kan die
eigen vroegpensioenpot zelfs een kleine 39.000 gulden worden.
Een eigen belegging levert naast meer flexibiliteit in dit geval tussen
1.500 gulden (4,5 procent) en 5.500 gulden (16,5 procent) meer op dan
bij een lijfrente. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt doordat een
verzekeringsmaatschappij vrij veel kosten in rekening brengt. Het
vergelijken van aanbiedingen voor koopsompolissen met alternatieven via
spaar- en/of beleggingsrekeningen is nu de moeite waard.