Nog een jaar tijd voor fiscale trucs
Nederland krijgt een nieuw
belastingstelsel. De Wet Inkomstenbelasting 2001 moet de eenvoud van het
stelsel vergroten en misbruik van aftrekposten tegengaan. Wat betekent
dit in praktijk straks voor de particulier?
Door onze redacteur EGBERT KALSE
DEN HAAG, 2 DEC. Het zal even slikken worden, half januari. Dan krijgen
huiseigenaren voor het eerst een deel van de hypotheekrente
teruggestort, volgens de nieuwe regels. Dat wordt minder dan de laatste
storting, van december dit jaar. Na alle zegeningen van het
belastingplan, waar iedereen mee is bestookt via kranten, radio en tv,
is dat op zijn zachtst gezegd een kater.
Nederland krijgt een nieuw belastingstelsel en de deadline van 1 januari
2001, de invoeringsdatum van de stelselherziening, nadert. De Tweede
én Eerste Kamer draaien deze weken overuren om alle benodigde
aanpassingen in wetgeving om te zetten en belastingadviseurs melden
massaal dat ze graag bereid zijn de laatste finesses van het plan te
bespreken.
Paradoxaal genoeg zal op 1 januari 2001 in eerste instantie bijna alles
bij het oude blijven. Iedereen krijgt (als het goed is) wel een fikse
koopkrachtstijging cadeau (dankzij de 7 miljard gulden aan
lastenverlichtng die met het plan meekomt), en de BTW op luxe goederen
wordt met 1,5 procentpunt verhoogd naar 19 procent. Maar de
daadwerkelijke afrekening 'nieuwe stijl' zal pas plaatsvinden in 2002,
bij de aangifte over 2001.
De Wet Inkomstenbelasting 2001, zoals de stelselherziening officieel
heet, heeft een drieledig doel. Door het schrappen van een groot aantal
aftrekposten kan de overheid belasting heffen over een groter bedrag.
Dit moet de eenvoud van het belastingstelsel vergroten en het misbruik
van aftrekposten tegengaan. Daarnaast wil de overheid dat iedereen
milieuvriendelijker leeft. Daarvoor komen vaste energiebelastingen voor
het bedrijfsleven en de particulier. Tenslotte vindt een verschuiving
plaats van belasting op arbeid naar belasting op producten. Werken moet
daardoor goedkoper worden en gebruik van goederen duurder.
Om dat allemaal vorm te geven worden er drie zogenoemde Boxen
geïntroduceerd. In Box 1 worden de inkomsten uit wonen en werken
belast tegen een progressief tarief. Ook uitkeringen vallen in deze box.
De tarieven worden wel fiks verlaagd. Het toptarief gaat bijvoorbeeld
met 8 procent omlaag, van 60 naar 52 procent.
In Box 2 zit het inkomen uit het 'aanmerkelijke belang' (5 procent van
de aandelen van een BV of NV), wat belast wordt tegen een vast tarief
van 25 procent.
Tenslotte Box 3. Hierachter gaat de vermogensrendementsheffing schuil.
Inkomen uit sparen of beleggen wordt hierin belast tegen een vast tarief
van 30 procent. Ook gaat de Belastingdienst uit van een vast rendement 4
procent, ongeacht het echte rendement. Anders gezegd: over het vermogen
in Box 3 betaalt men 1,2 procent vermogensrendementsheffing. Overigens
is er wel een groot aantal vrijstellingen in deze box, tot maximaal
500.000 gulden voor tweeverdieners met kinderen. Iedereen heeft een
vrijstelling van 38.785gulden. Verder zijn er vrijstellingen voor onder
meer 'groene' of maatschappelijke beleggingen (100.004 gulden),
risicovolle beleggingen (100.004 gulden).
In plaats van de forfaits komen er individuele heffingskortingen, die
deels tot doel hebben de maatschappij verder te emanciperen. De
belastingvrije som, het per tariefgroep verschillende belastingvrije
deel van het inkomen, komt daarmee te vervallen en maakt plaats voor de
algemene heffingskorting. Deze bedraagt standaard 3.473 gulden per
persoon per jaar. Nieuw is dat iedereen, dus ook niet werkenden die
voorheen hun belastingvrije som via hun partner incasseerden, dit bedrag
rechtstreeks op hun bankrekening gestort krijgen.
Voor de werkenden is er ook nog de arbeidskorting. Dat is een oplopend
bedrag dat bij 150 procent van het wettelijk minimumloon zijn maximum
van 2.027 gulden bereikt. Dit moet de zogenoemde armoedeval reduceren.
Mensen die nu een uitkering hebben en gaan werken, gaan er nauwelijks op
vooruit. Dat stimuleert mensen niet om een baan te accepteren, meent de
fiscus. Daarom moet het verschil tussen werk en uitkering worden
vergroot. Het huurwaardeforfait gaat onder de naam eigenwoningforfait
verder. De regeling blijft hetzelfde: een vast percentage (0,8 procent
voor 2001) van de zogenoemde WOZ-waarde van het huis moet bij het
belastbaar inkomen worden opgeteld, alsof er huurinkomsten zouden zijn.
Het aantal vragen dat de Belastingdienst krijgt over de fiscale
behandeling van het eigen huis staat echter in geen verhouding tot het
relatief geringe aantal wijzigingen op dat onderwerp. Weliswaar vervalt
de aftrekbaarheid van de hypotheekrente op een tweede en volgend huis
(dat wordt ondergebracht in Box 2 en waar vermorgensrendementsheffing
over betaald moet worden) en van de financiering van luxe goederen als
boten en auto's, voor de gemiddelde huizenbezitter blijft alles nagenoeg
bij het oude.
Mensen die een lagere bijtelling dan 25 procent over hun lease-auto
willen betalen, zullen hun privéritjes nauwkeuriger moeten gaan
bijhouden. De afrekening met de fiscus zal plaatsvinden op basis van het
werkelijk gereden aantal privékilometers.
Eigenlijk is de eerste concrete verandering waar de particulier mee in
aanraking komt de zogenoemde 'voorlopige teruggaaf'. Normaal gesproken
ontvangen werknemers na afloop van een belastingjaar de door de
werkgever te veel ingehouden loonbelasting en premie volksverzekeringen
terug. Via de voorlopige teruggaaf is het echter mogelijk deze al eerder
terug te krijgen. Door de introductie van nieuwe aftrekposten en
heffingskortingen is de voorlopige teruggaaf dit jaar anders dan anders.
Maar verder? Verder zal 2001 voor veel Nederlanders een belastingjaar
als alle anderen zijn. Fiscale trucs en handigheidjes 'nieuwe stijl'
komen pas in 2002 aan bod.
Dit is het eerste deel in een serie over de gevolgen van het nieuwe
belastingstelsel dat op 1 januari 2001 van kracht wordt.