'Nieuwe belastingwet heeft geen
eeuwigheidswaarde'
Gisteren besprak de Tweede Kamer
de laatste details van de Belastingherziening 2001. Is het plan bestand
tegen de toekomst?
Door onze redacteur EGBERT KALSE
DEN HAAG, 22 JAN. "Iedere wet zal door maatschappelijke wijzigingen,
meer wijzigingen en nog meer wijzigingen uiteindelijk vervangen worden.
Deze dus ook." De Rotterdamse hoogleraar fiscale economie L. Stevens is
er laconiek over, de Belastingherziening 2001 is niet voor de
eeuwigheid. "We leven in een dynamische samenleving. Kleine aanpassingen
kunnen grote gevolgen hebben."
Stevens en zijn collega's Zwemmer, hoogleraar belastingrecht aan de
Universiteit van Amsterdam, en Ydema, hoogleraar in de geschiedenis van
het Belastingrecht aan de Rijksuniversiteit Leiden, hebben zich in
verschillende stadia van de belastingherziening al wel eens uitgelaten
over het plan. Soms als wetenschapper, soms ook als politiek adviseur.
Gisteravond sloot de Kamer de tweede marathonzitting over de technische
details af na bijna tien uur vergaderen. De definitieve contouren zijn
nu zichtbaar. Als basis geldt nog steeds het oorspronkelijke plan van
minister Zalm en staatssecretaris Vermeend (Financiën), maar
dankzij politieke compromissen is al een groot aantal aanpassingen
doorgevoerd. Volgende week volgt het politieke debat over de herziening.
Het oude stelsel met de vele aftrekmogelijkheden was failliet, zo menen
de drie hoogleraren. Het nieuwe is "niet de beste optie", maar wel "de
best haalbare optie". Stevens: "De politiek handelt nu eenmaal op basis
van haalbaarheden, compromissen. Daarmee loop je risico, want omwille
van het compromis ontstaan zwakheden in het stelsel." Ydema stelt dat
het eenvoudige plan, zoals dat in 1997 is gepresenteerd, eigenlijk de
best denkbare optie was. "Eenvoudig zonder uitzonderingen, dan heb je de
minste ontsnappingsclausules. De keerzijde is dat het een redelijk grof
systeem is, maar je verliest er het minst mee", aldus Ydema.
Ook Zwemmer meent dat het plan van Zalm en Vermeend het best denkbare
alternatief voor het huidige stelsel is. "Het is een stevig nieuw
belastinggebouw geworden", meent Zwemmer. "Alleen zitten er twee rotte
plekken in de fundering. De vermogensrendementsheffing en de werkelijke
kostenaftrek (de aftrek van kosten die gemaakt zijn voor het uitoefenen
van een baan, red.)", aldus Zwemmer.
In het nieuwe stelsel bestaan drie 'boxen'. Een voor inkomen uit arbeid,
een voor zelfstandige ondernemers en een voor inkomen uit vermogen. "Met
de vermogensrendementsheffing krijg je gerommel. Omdat in de andere twee
boxen een progressieve heffing geldt, zullen mensen met hun vermogen
gaan schuiven om onder een zwaardere belasting uit te komen", zegt
Zwemmer. Alles wijst er volgens hem op dat ook deze door Vermeend zo
gekoesterde rendementsheffing uiteindelijk progressief zal worden
belast. "Geen voor iedereen gelijke, fictieve heffing maar gewoon
betalen over wat je echt hebt verdiend."
Ook Stevens verwacht dat 'box-hoppen' een probleem wordt. "Er is
inmiddels wel getracht daar iets aan te doen, maar dat is gebrekkig.
Ondernemers zullen hun winst proberen onder te brengen in de veel
lichter belastte Box III in plaats van in Box I." De oplossing zit
volgens Stevens in een geleidelijke 'vernauwing' van de toegang tot Box
III. "Maar zolang er geen vermogenswinst belasting is, zullen er gaatjes
gevonden worden waarmee men de belasting kan ontduiken", aldus Stevens.
Een ander punt, en dat weegt voor Zwemmer eigenlijk zwaarder, is de
juridische houdbaarheid van de zogenoemde werkelijke kostenaftrek. Die
aftrek, waarbij arbeidskosten die gemaakt zijn afgetrokken kunnen worden
van de belastingen, komt in het nieuwe stelsel te vervallen. De
werkgevers mogen echter de arbeidskosten die zij aan hun werknemers
vergoeden gewoon onbelast aftrekken. "Een dergelijke regeling kan de
toets van het gelijkheidsbeginsel niet doorstaan, omdat bijvoorbeeld
freelancers nooit van dergelijke regelingen gebruik kunnen maken. Bij
een eventueel juridisch proces hierover zal de Hoge Raad Vermeend
uiteindelijk dwingen de werkelijke kostenaftrek weer in te voeren",
verwacht Zwemmer.
De drie hoogleraren zien ook politieke problemen. De
hypotheekrenteaftrek bijvoorbeeld - volgens Stevens een politiek taboe.
Voor het tweede huis kan eigenaar de hypotheekrente niet meer aftrekken
maar voor het eerste huis nog wel. "Dat is jammer, dat is een
halfslachtige oplossing geworden die we niet overeind houden."