|
|
Kassa op Internet Internet is wel ,,de grootste kopieermachine ter wereld'' genoemd. En dit is nog maar het begin. De moderne elektronica knaagt aan de vanzelfsprekendheid waarmee het auteursrechtwereldje exclusieve en absolute verbodsrechten nog steeds als de normale toestand blijft beschouwen. Het jongste voorbeeld vormt de rekening van tien gulden per maand die het bureau Buma/Stemra in het vooruitzicht stelt aan eenieder die ook maar een jingle gebruikt in zijn persoonlijke elektronische etalage (Web-site). De oude Romeinen hadden hier al een afdoende antwoord op: de minimis non curat praetor (de rechter heeft geen boodschap aan kleinigheden). Ook het moderne auteursrecht heeft er trouwens een term voor, althans in de Angelsaksische leerschool: fair use. Dat is een algemene en open uitzondering op auteursrechtaanspraken uit overwegingen van billijkheid. Al bij eerdere gelegenheden werd dit temperende beginsel in de Nederlandse auteursrechtpraktijk node gemist. Bijvoorbeeld toen de Stichting Beeldrecht naar de rechter liep omdat op de foto van een genterviewde in een dagblad op de achtergrond een stukje van een kunstwerk voorkwam. Een belangrijk onderdeel van de algemene billijkheidstoets is of er al dan niet sprake is van commercieel gebruik. Voor Buma/Stemra maakt dat niet uit, zo deelt deze organisatie mee op Internet. Het bureau zegt er ook geen boodschap aan te hebben of de aangesloten componisten of uitvoerenden zelf instemmen met het gebruik van hun muziek op het Net, bijvoorbeeld uit principiële overwegingen of om redenen van naamsbekendheid. Dat het incassobureau beslist en de rechthebbende zijn mond heeft te houden, valt moeilijk te rijmen met de bestaansreden van het auteursrecht als bescherming van creatieve geesten. Dit soort doordrijverij staat niet op zichzelf. De merkenregisters staan bol van de niet of nauwelijks onderscheidende tekens. Op Internet is al eerder commotie ontstaan over de zogeheten Web caches. Dat zijn regionale opslagplaatsen voor informatie die het wereldwijde gegevensverkeer moeten ontlasten. Internet is namelijk zo populair dat er congestie dreigt. Men zou zeggen dat het voorkomen van meltdown op het Net ook in het belang is van de auteursrechtorganisaties zelf, zodat enige toeschietelijkheid tegenover de caches op zijn plaats is. Maar daar ziet het niet naar uit. Ook het argument dat noodopslag slechts van tijdelijke aard is, maakt geen indruk op de auteursrechtelijke die-hards onder het motto: ,,ook een Eiffeltoren van ijs of chocola is een reproduktie'' - en dus onverkort schatplichtig. De overkill dreigt alleen maar de aandacht af te leiden van een reëel probleem: er moet op de elektronische snelweg wél geld kunnen worden verdiend. De elektronische ruimte zonder grenzen, waar 'beperkte verspreiding' een contradictio in terminis is, vraagt om een nieuw mentaal en juridisch begrippenkader. De auteursrechtwereld houdt echter vast aan het beproefde recept van het verbod, dat niet in de laatste plaats is gebaseerd op een goedgeoliede lobby. Het Nederlandse parlement wordt zich steeds meer bewust van de vraag waar de reële nood ophoudt en overgaat in pressie. ,,Er wringt iets'', noteerde oud-minister van Justitie Hirsch Ballin eind vorig jaar in de Eerste Kamer. En aan de andere kant van het Binnenhof werd onlangs een initiatief-wetsvoorstel aangenomen dat horecabedrijven vrijstelt van een nog slechts onlangs, maar betrekkelijk gedachteloos, opgelegde heffing op het vertonen van sportwedstrijden op de televisie. Steeds meer blijkt dat kopiëren geen rechtsinbreuk is omdat het auteursrecht er nu eenmaal eerder was. |
NRC Webpagina's
31 mei 1996
|
Bovenkant pagina |
|