|
|
Auteursrecht op internet is niet
vanzelfsprekend
Wilfred Dolfsma
Intellectuele eigendomsrechten als het auteursrecht en het octrooirecht zijn inderdaad door de overheid verstrekte monopolies op het commercieel uitbaten van een product. De idee is dat een creatief individu beloond moet worden voor het vervaardigen van iets waar de samenleving als geheel profijt van heeft. De samenleving is echter ook gebaat bij een weidse verspreiding van nieuwe ideeën en goederen, en daarom is het recht op exclusieve exploitatie beperkt. Zo gelden bij het auteursrecht twee belangrijke beperkingen: ten eerste in de tijd. Zeventig jaar na de dood van de auteur komt het werk in het publieke domein. Daarnaast is bijvoorbeeld het maken van kopieën door iemand die een legale versie gekocht heeft toegestaan. Dit principe van 'fair use' is een van de beperkingen die in het kader van de discussie rond Napster aan de orde komen. Wanneer sprake is van digitale producten, is het immers mogelijk snel en goedkoop vele kopieën te maken die nagenoeg identiek zijn aan het origineel. Het mag niet verbazen dat het vooral producenten als de platenmaatschappijen zijn die zich teweer stellen en de technische mogelijkheden die het internet biedt juridisch maar ook technisch willen beperken. Niet de muzikanten, maar de platenmaatschappijen bezitten immers veelal de rechten op de muziek. Van alle muziek die nu gespeeld wordt, is tachtig procent het intellectuele eigendom geworden van platenmaatschappijen. Creatieve individuen zijn zelden door de pecunia gemotiveerd. Dat betekent echter niet dat er geen maatschappelijk belang in is gelegen ervoor te zorgen dat zij te eten hebben. De gedachte dat het auteursrecht de enige basis is om 'creatievelingen' een inkomen te garanderen, is echter een onzinnige. Zo boden optredens voor muzikanten gedurende eeuwen de enige bron van inkomsten, en deze inkomensstroom is ook nu niet verwaarloosbaar. Daarnaast ligt er een financieel goede toekomst voor creatievelingen in de diensten die zij als geen ander kunnen verlenen aan het bedrijfsleven. Hiermee is niet gezegd dat voor het auteursrecht geen plaats is op het internet. Wel is het duidelijk dat nadrukkelijker dan nu het geval is, bekeken dient te worden wat de belangen van de consument èn het creatieve individu zijn. Die stroken immers niet per se met die van de intermediair als een platen- of een filmmaatschappij. De partijen die nu zo druk lobbyen bij de beleidsmakers in Brussel, Washington en waar al niet, moeten eerst maar eens op grond van feiten en steekhoudende argumenten aantonen dat consumenten, creatieve individuen en de samenleving als geheel baat hebben bij een uitbreiding van het door overheden verstrekte monopolie op vruchten van het intellect naar het internet. Wilfred Dolfsma is als econoom en filosoof verbonden aan de TU Delft en het International Institute of Infonomics.
|
NRC Webpagina's 14 februari 2001
|
Bovenkant pagina |
|