NIEUWS
TEGENSPRAAK
SUPPLEMENT
AGENDA
ARCHIEF
ADVERTENTIES
SERVICE
 Overzicht
Vragen & Opmerkingen
Begrippenlijst:
A, B,
C, D,
E,
F, G,
H, I,
J,
K, L,
M, N,
O, P,
Q, R,
S, T,
U,
V, W,
X, Y,
Z
|
Monetaristen
Deze stroming verschilt principieel van de Keynesianen wat het vertrouwen betreft in de evenwichtsherstellende werking van het marktmechanisme. Aanhangers van beide denkrichtingen gaan ervan uit dat onevenwichtigheden op markten altijd van tijdelijke aard zijn. Deze zijn namelijk onvoordelig voor zowel vragers als aanbieders, zodat beide marktpartijen er belang bij hebben dat de prijs zodanig wordt aangepast dat de markt in evenwicht komt.
Overheidsingrijpen verstoort in deze opvatting de automatische prijsaanpassing en leidt ertoe dat markten in hun werking worden belemmerd en niet worden geruimd. Overheidsingrijpen wordt dus, in tegenstelling tot de Keynesiaanse opvatting, niet gezien als oplossing van het probleem maar juist als het probleem zelf. Monetaristen pleiten er dan ook voor dat de overheid zich zo min mogelijk met de economie bemoeit.
Monetaristen wijzen erop dat een sturend begrotingsbeleid van de overheid zinloos is omdat het alleen tot prijsverhoging leidt en niet tot meer werkgelegenheid. Ook het monetair beleid leidt vooral tot prijseffecten.
Een tweede, vooral door monetaristen naar voren gebracht bezwaar tegen overheidsingrijpen is het volgende. Tussen het moment waarop beleidmakers waarnemen dat de economie zich niet volgens hun bedoelingen ontwikkelt en het moment dat hun ingrijpen resultaat heeft, verloopt een hele tijd. Er werkt een aantal vertragingen of time-lags. Zoveel tijd gaat voorbij dat het anticyclisch bedoelde beleid vaak juist procyclisch uitwerkt. Dat is voldoende reden voor een monetarist als Milton Friedman om een vaste geldgroeiregel te bepleiten. Hij stelt: probeer bij het voeren van monetair beleid niet door beïnvloeding van de liquiditeitsquote de economie te stimuleren en te remmen. Het is beter om de geldhoeveelheid over een reeks van jaren met een vast percentage te laten groeien. Juist voldoende om de trendmatige reële ontwikkeling van het nationaal product te kunnen financieren. Van een dergelijke vaste geldgroei gaat zelfs een automatisch stabiliserende werking uit. Immers als het nationaal product feitelijk een lager groeipercentage vertoont dan de geldhoeveelheid, gaat van de relatief ruime geldvoorziening een stimulerende werking uit en omgekeerd.
Wanneer we het gedurende de jaren tachtig en negentig in ons land gevoerde beleid tegen de achtergrond van deze discussie bekijken, dan kan worden vastgesteld dat de kabinetten-Lubbers I en II en Kok I en II meer op hadden/hebben met het op de aanbodzijde gerichte beleid van monetaristen, dan met een Keynesiaans beleid.
|