Andere columnisten
|
24 APRIL 2001
Dubbele tong
Onze oosterburen lusten wel pap van talkshows, een genre dat praktisch avond aan avond in velerlei vormen op hun televisiekanalen aan bod komt. Nu eens gaat zo'n praatprogramma over het min of meer boeiende leven van min of meer beroemde of juist ‘heel gewone' mensen, dan weer zitten ernstige politici, bankdirecteuren en wetenschappers uitgenodigd om een probleem van belang te bespreken. Een onderneming van het laatste type is de praatshow van Sabine Christiansen, een gewezen omroepster, die de ARD op zondagavonden laat volgen op Krimis als Tatort en dergelijke.
Vaak moeten zulke programma's het hebben van politieke meningsverschillen over de oplossing van het probleem dat op de menukaart staat. Er wordt dan al snel met stemverheffing door elkaar heen gepraat, met botsende cijfers gegoocheld en gewaarschuwd voor de duvel en zijn oude moer, die toevallig net aan de overkant zitten. De koele Cristiansen (hoofdgroep: well kept) moet daarbij zoveel mogelijk debat behouden zonder een verbale chaos toe te laten.
Afgelopen zondagavond ging het héél anders. Want het thema is Duitsland niet allang een immigratieland en moet het zich langzamerhand niet als zodanig gaan gedragen? zorgde voor een mooie consensus, die van de voorzitter van de Groenen via de secretaris-generaal van de SPD en de in zulke programma's bijna onontkoombare oud-Bondsdagvoorzitter Rita Süssmuth tot en met de eerste CDU'er uit Saarland reikte.
Want ook de CDU, de partij die zich heel lang heeft verzet tegen de betiteling van Duitsland als immigratieland, zegt nu ronduit dat Duitsland dat met zijn vele miljoenen buitenlanders allang is. Zij heeft zelfs een partijcommissie, naast de nationale die door Rita Süssmuth wordt voorgezeten, die moet bezien op welke voorwaarden de Bondsrepubliek grote groepen buitenlanders moet gaan toelaten om, bij een overigens krimpende bevolking, de toekomstige welvaart te helpen verzekeren. Het debat is (theoretisch) bijna al in de uitvoeringsfase; het gaat over kwesties als al dan niet verplichte taal- en inburgeringslessen, de omvang en herkomst van contingenten buitenlanders en het tempo waarmee zij straks de Duitse nationaliteit zouden kunnen krijgen.
Dát die buitenlanders nodig zijn, om demografische én sociaal-economische redenen, bijvoorbeeld om het toekomstige draagvlak voor de sociale zekerheid te versterken, betwist bijna niemand meer. Of het zou de CSU moeten zijn, die in het economisch sterke Beieren een soort achterhoedegevecht voert. En die bovendien, net als het even welvarende Baden-Württemberg, al jaren kan rekenen op een stroom gekwalificeerde jonge Oost-Duitse vaklui, die geen zin hebben om langer te wachten op de ‘bloeiende landschappen' die de toenmalige kanselier Helmut Kohl bij de Duitse eenwording, elf jaar geleden dus, voorzag voor de vroegere DDR.
Binnen Duitsland gaat de migratiestroom van Oost naar West onverminderd door, vooral van de Oost-Duitse deelstaten Thüringen, Saksen-Anhalt en Saksen naar Beieren en Baden-Württemberg. De Frankfurter Allgemeine Zeitung vroeg vorige week woensdag in een reportage aandacht voor het nog steeds ‘ontvolkende' Oost-Duitsland, dat in de drie genoemde deelstaten dankzij deze uittocht en een al jaren extreem laag geboortecijfer de grootste bevolkingskrimp in Europa kent (en sombere halflege provinciesteden met een feitelijke werkloosheid van 30 tot 40 procent).
‘Eenheidskanselier' Kohl was elf jaar geleden niet de enige die meende dat de enorme West-Duitse economie er binnen een paar jaar wel in zou slagen om Oost-Duitsland tot een vergelijkbaar niveau op te krikken. De politicus Kohl bood de DDR-burgers februari '90 een monetaire unie aan en deed daar in juli '90 een wel zeer voordelige koersverhouding van 1-1 tussen West- en Oostmark bij. Hij wist daarmee voor zijn CDU een grote klap te maken voor alle Oost-Duitse verkiezingen van dat eenwordingsjaar. En dus ook een grote klap voor zijn eenwordingsproces, zoals bleek toen de CDU-vriendelijke meerderheid van het Oostduitse parlement in augustus 1990 opteerde voor het zo snel mogelijk opgaan in de Bondsrepubliek.
Waarschuwingen van economen als de toenmalige Bundesbank-president Pöhl, namelijk dat de verschillen tussen de Oost- en West-Duitse economie zó groot waren dat een langere overgangsperiode gewenst was, kon Kohl als politicus niet goed gebruiken. Trouwens: ook de toenmalige Nederlandse bankpresident Duisenberg vergeleek de omvang van de Oost-Duitse economie voorjaar 1990 met die van de verhoudingsgewijs kleine West-Duitse deelstaat Hessen en sprak zijn vertrouwen uit dat het spoedig zou lukken om de Oost-Duitse economie naar het gareel van de wereldmarkt te transformeren. Dat het heel anders zou lopen, mede doordat de vroegere DDR als industriële leverancier van het Oostblok praktisch al zijn klanten zou kwijtraken, onder meer wegens zijn dure D-mark en het verdwijnen van de Sovjet-Unie, kon Kohl, Pöhl noch Duisenberg destijds vermoeden.
De geplande uitbreiding van de Europese Unie in oostelijke richting belooft opnieuw tot spanningen te leiden tussen wat politiek gewenst en economisch haalbaar is. Dit keer terwijl Duitsland: 1) een zó sterk, economisch bepaald éénrichtingsverkeer houdt in zijn interne migratie dat het zijn psychische eenheid bedreigd ziet; 2) zich gedwongen voelt zich tot immigratieland te verklaren; 3) om internationaal-politieke redenen haast heeft met de EU-uitbreiding, maar om binnenlands-politieke redenen niet graag zou zien dat miljoenen Polen dan direct (in 2004) gebruik maken van de mogelijkheid zich op de Duitse arbeidsmarkt te melden. Ausländer raus!, zouden veel Duitsers dan wel eens kunnen roepen. Bleekgezicht spreekt met dubbele tong, zou de reactie van de Oost-Europese Winnetou zijn.
J.M. Bik
|
|