B E E L D :
Generatiekloofjes
Maarten Huygen
Het komt niet vaak voor dat ik
een week lang over een film moet nadenken. Dat gebeurde bij
Uitgesloten, een indrukwekkende televisiespeelfilm, gemaakt naar
een roman van Paolo van Vliet. Over een jongen die uit een Rotterdamse
gemeenschap van Jehova's Getuigen werd gestoten.
Zijn beste vriend had op onhandige manier aan de leiding verklikt dat de hoofdfiguur seksueel
contact had gehad met een vriendin. De hoofdfiguur gaf het later zelf
toe in de hoop dat het hem zou worden vergeven. Maar nee, hij moest de
gemeenschap uit. Zo'n film verloopt meestal in de onverbiddelijke
traditie van Jan Wolkers: de uitgestotene verwerpt zijn orthodoxe ouders
om op zijn eentje de wereld te ontdekken en feestelijk met sex
and drugs and rock and roll de
bloemetjes buiten te zetten. Maar deze jonge man, briljant gespeeld door
Egbert Jan Weeber, had juist aardige, invoelende ouders die alles voor
hem over hadden, bijna alles. Uit loyaliteit met hen ging hij naar de
uitstotings-ceremonie waar publiekelijk tijdens de dienst de ban over
hem werd uitgesproken, zodat niemand hem mocht aankijken. Daarna een
afgrijselijk tafereel: iedereen liep na de ceremonie straal langs hem
heen tussen de natte winterjassen van de garderobe door. Maar de ouders
moesten zonder hun zoon nog verder met de Jehova's Getuigen. Zij waren
hun leven. Zij werden verscheurd tussen hun geloofssekte en hun gezin.
Interessant was het onbegrip van buiten. De jonge man was bevriend
geraakt met een groepje krakers, een andere wereld gescheiden van zijn
geloofsactiviteiten. Toen zijn krakers-vriendin voor het eerst hoorde
dat hij Jehova's Getuige was, vroeg ze verbaasd waarom hij niet ophield
met die flauwekul. Hij kon maar moeilijk uitleggen dat het zijn hele
bestaan was. Hij was zo geboren en kende niet anders. Ik moet dan denken
aan hoofddoekjes van moslims, gespleten loyaliteiten van immigranten en
hoe moeilijk dat aan buitenstaanders is uit te leggen. Meral Uslu had in
dezelfde gesubsidieerde serie van Telefilm een autobiografische
televisiefilm gemaakt over haar weglopen uit het Turkse ouderlijke huis.
Roos en Rana is een road movie: samen met een vriendin reist het
rebelse Turkse meisje Rana per trein naar Istanbul. Haar godvruchtige
moeder die alleen Turks spreekt, weet niet wat ze met haar aan moet.
Turkse dialogen met ondertiteling geven een inkijkje in het verscheurde
familieleven. De vader die een vriendin heeft in Istanbul, de broer die
na een greep uit vaders zwarte geldkas bij zijn vrienden goede sier
maakt. De treinreis verloopt onfortuinlijk. Rana's autochtone reisgenote
Roos gedraagt zich uitdagend in de trein en de twee zijn jeugdig
naïef als ze in een coupé met drinkende Oostenrijkse mannen
worden uitgenodigd. Ze worden verkracht. Ondanks deze afschuwelijke
ervaring blijft de film een lichte, soms humoristische toon houden. Er
speelt een licht Parijs-achtig muziekje doorheen. Later, in Istanbul,
logeren ze bij de Turkse vriendin van Rana's vader. Ze nemen op komische
wijze wraak op een van de Oostenrijkse jongens die een winkel drijft in
Istanbul. De Turkse moeder komt ook nog in Istanbul opduiken en
uiteindelijk zal het hele gezelschap naar Nederland terugkeren. Ook deze
film is geen harde afrekening met ouders, zoals in de jaren-zestig-
generatie gebruikelijk was. De karakters hebben verscheidene
identiteiten naast elkaar. Er is geen breuk, geen absolute kloof meer
waar overheen moet worden gestapt, de familie uit, met uitsluiting van
terugkeer. De uitgestotene en de weggelopen meisjes blijven op de een of
andere manier hangen aan hun ouders. Beide verhalen spelen ook in de
jaren tachtig. En anders dan in de jaren zestig is de wereld buitenshuis
veel vrijer dan die van de orthodoxe huiskamer. Wat de buitenwereld als
een van die leuke multiculturele lifestyles ziet, wordt een
gevangenis die niet wordt verwoest maar van tralies wordt ontdaan zodat
de bewoner in en uit kan lopen.