'Gemeenten en provincies veel rijker dan
gedacht'
Door een onzer redacteuren
AMSTERDAM, 19 APRIL. De
vermogenspositie van gemeenten, provincies en waterschappen is
ondoorzichtig en het eigen vermogen van de lagere overheden is vaak
aanzienlijk groter dan uit de jaarrekeningen blijkt. Dit concluderen
onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen in het vandaag
verschenen rapport 'Decentrale overheden in Balans?
'Het Groningse onderzoeksinstituut COELO onderzocht de jaarrekening van alle 538
gemeenten, twaalf provincies en 56 waterschappen. Ondanks de toegenomen
publieke belangstelling als gevolg van de verkoop van nutsbedrijven
bestaat er nog veel onduidelijkheid, zo blijkt. Dat geldt volgens de
onderzoekers niet alleen voor de regelgeving ten aanzien van
financiële rapportage waaraan gemeenten, provincies en
waterschappen moeten voldoen maar ook voor de omvang van de betrokken
geldstromen. Volgens onderzoeker E. Gerritsen zijn de voorschriften voor
financiële rapportage misschien nog wel in orde, maar zou vooral de
uitvoering strikter gehanteerd moeten worden. "Zowel de rijksoverheid
als betrokken medeoverheden hebben te weinig inzicht in de herkomst en
de besteding van gelden, en in wat met die gelden beoogd wordt", stelt
het rapport. Zo is niet bekend welke gemeenten welke uitkeringen
ontvangen. Onder meer de Algemene Rekenkamer heeft eerder geprobeerd
deze gegevens te achterhalen maar die poging mislukte.
Vooral als gemeenten aandelen hebben in nutsbedrijven, is onduidelijk
hoe groot het eigen vermogen is omdat aandelen vaak tegen de
aankoopprijs in de boeken zijn opgenomen. Als voorbeeld noemen de
onderzoekers de verkoop van aandelen Bouwfonds aan ABN Amro in 2000, die
voor een fractie van het betaalde bedrag in de boeken stonden. De totale
boekwinst voor de gemeenten bedroeg 2,7 miljard gulden. Uit het rapport
blijkt dat het gezamenlijk vermogen van gemeenten eind 1999 zo'n 40
miljard gulden bedroeg, circa 2.500 gulden eigen vermogen per inwoner.
In 1995 was dat nog 26,6 miljard gulden.