T V V O O R A F :
Erfgename wil geen bloedgeld
MANJA RESSLER
Het klinkt als een onsmakelijke
grap: een joodse vrouw, die als kind met haar ouders het naoorlogse
Polen ontvluchtte en opgroeide in Israël, erft na de dood van haar
moeder papieren waaruit blijkt dat zij eigenares is van grond die
mogelijk deel uitmaakte van het concentratiekamp Birkenau.
Haar moeder heeft dit haar hele leven geheimgehouden, uit schaamte en schuldgevoel:
op grond die nu haar eigendom was, werd in de Tweede Wereldoorlog haar
hele familie vermoord, inclusief haar vader, van wie zij de grond
erfde. In zekere zin ís het ook een onsmakelijke grap, van het
soort waar de nazi's dol op waren: het leeghalen van een getto op Grote
Verzoendag, het laten betalen van het transport naar de
vernietigingskampen door de joodse gemeenschappen en tal van andere
voorbeelden van het toevoegen van vernedering aan leed.
De documentaire Een ondraaglijke erfenis van Joanna Head volgt de
vrouw, Tsippora Frank, op haar zoektocht naar de waarheid. Tsippora
Frank is op indrukwekkende wijze open over haar vaak ambivalente
gevoelens, haar twijfels en het doel van haar tocht. Behalve om de
waarheid over het stuk grond in Birkenau te weten te komen, gaat zij
ook om twee huizen in haar geboorteplaats Chrzanów op te eisen.
De camera volgt Tsippora van het kadaster van Chrzanów naar de
rechtbank, van het ene huis naar het andere, van het kadaster van
Oswiecim (Auschwitz) naar het perceel waar haar grootvaders fabriek
stond. Bij het zien van kamp Birkenau realiseert zij zich, dat ze
eigenlijk alleen maar hoopt dat de grond niet van haar is.
In een laatste poging uitsluitsel te krijgen na alle tegenstrijdige
verhalen, bezoeken zij het archief van het Auschwitz Museum. Daar
krijgt Tsippora, en met haar de kijker, te horen dat haar grootvaders
fabriek onteigend is door de nazi's die hem afbraken en er een
munitiefabriek voor in de plaats bouwden, waarin gevangenen uit
Birkenau tewerkgesteld werden.
De documentaire zowel als Tsippora zelf plaatsen haar verhaal in de
context van de verhouding tussen Polen en joden. Zowel in een gesprek
met haar - overigens behulpzame - assistent, als met willekeurige
voorbijgangers, merkt Tsippora dat er niets is veranderd in de manier
waarop Polen over joden denken. Een oudere man op straat heeft het
zelfs achteloos over 'idky', 'joodje', een term die net als zijn
Nederlandse tegenhanger wijst op een vanzelfsprekend soort
antisemitisme. Tsjippora laat zich niet intimideren. Ook al haten de
Polen haar omdat zij haar bezit opeist, dat weerhoudt haar er in het
geheel niet van, integendeel, zo krijg je zelfs het gevoel.
Alleen het stuk grond in Birkenau wil zij niet hebben. Net als haar
moeder wil zij geen 'bloedgeld'. Wel wil Tsippora Frank dat wordt
vastgelegd dat de grond eigendom was van joden, "voor de
geschiedschrijving".
Dokument: Een ondraaglijke erfenis. Ned.1, 22.59-23.45u.