T I T E L : |
Crouching Tiger, Hidden Dragon (Wo hu, zang long) |
R E G I E : |
Ang Lee |
M E T : |
Chow Yun-fat, Michelle Yeoh, Zhang Ziyi |
In: 23 theaters
Ang Lee vervolmaakt een Chinese filmtraditie tot een wereldhit
Vechten in de top van een boom
Door HANS BEEREKAMP
De meest succesvolle niet-
Engelstalige film aller tijden in Engeland en (binnenkort) in Amerika
heeft dialogen in het Mandarijn en was een coproductie tussen
filmmaatschappijen in Taiwan, China en de Verenigde Staten.
Crouching Tiger, Hidden Dragon (Wo hu, zang long), geregisseerd door de in New
York wonende Taiwanees Ang Lee, gaat dit jaar zonder twijfel de Oscar
voor de beste buitenlandse film winnen, en misschien ook nog wel in een
paar andere categorieën. Het fenomenale succes van een
sprookjesachtige martial arts-film, waarin de helden tegen muren
oplopen, door de lucht vliegen en andere de zwaartekracht tartende
gracieuze toeren uithalen, begint al het doelwit te worden van
puristische kanttekeningen, af en toe te horen in de wandelgangen van
het International Film Festival Rotterdam, waar de film vorige week in
Nederlandse première ging. Hebben de Amerikaanse filmcritici die
Crouching Tiger, Hidden Dragon uitroepen tot 'een van de beste
films aller tijden' soms nooit de voorbeelden gezien waardoor Lee zich
liet inspireren, zoals de taoïstische fabels van Hongkong-regisseur
King Hu, met name A Touch of Zen (1969)? Is het toeval dat de
door co-scenarist James Schamus op een westerse smaak toegesneden film,
met muziek van de Amerikaans-Chinese componist Tan Dun en cellosoli van
Yo-Yo Ma in Azië een net iets minder grote hit werd? Verliest het
genre niet iets van zijn low-budget-charme als er zoveel geld en
production value tegen aangesmeten wordt? En is het succes niet
vooral te verklaren uit de langzaam gegroeide, bij deze gelegenheid
opengebarsten rijpheid van het westen voor de schoonheid van oosterse
tradities?
Al deze bezwaren hebben een grond van waarheid. Tegelijkertijd doen ze
er niet echt toe. Ang Lee is de eerste om te bekennen dat hij de
herinnering aan de martial arts-films uit zijn jeugd in Taiwan
heeft gebruikt om een hommage te brengen aan een mythisch China dat
nooit bestaan heeft. De film speelt zich af in de vroege negentiende
eeuw, in de nadagen van de Qing-dynastie. Daar zijn al heel wat films
over gemaakt, maar liefhebbers van Steven Spielbergs Raiders of the
Lost Ark werd toch ook niet voor de voeten geworpen dat ze nog maar
eens moesten kijken naar B-avonturenfilms uit de jaren dertig? De
filmgeschiedenis barst van de remakes en pastiches, die voor een
veelvoud van de kosten van het origineel een breed publiek laten
kennismaken met te weinig bekende filmtradities. Bij de perfectionering
mag alles uit de kast getrokken worden, zoals acteurs die het publiek
wel kent (in dit geval Chow Yun-fat uit de films van John Woo en Anna
and the King, de Maleisische Michelle Yeoh uit de Bond-film
Tomorrow Never Dies en de jonge ontdekking in Zhang Yimou's
The Road Home, Zhang Ziyi), maar ook de gevechtschoreograaf van
The Matrix, Hongkong-grootmeester Yuen Wo-ping. Het wordt pas
pijnlijk als zo'n opgeblazen derivaat geen affiniteit met het origineel
verraadt. En dat verwijt kun je Lee niet maken.
Lee verweeft de in de Chinese uitdrukking 'kruipende tijger, verscholen
draak' begrepen geheimzinnigheid met zijn vaste thema: de spanning
tussen maatschappelijke plichtplegingen en individuele vrijheid, oftewel
Jane Austens Sense and Sensibility, dat hij in 1995 verfilmde. De
romantische visie op een adellijke dochter (Zhang) die een gearrangeerd
huwelijk ontvlucht om te kunnen zwaardvechten en op de nooit tot wasdom
gekomen liefde tussen twee veteranen van de nobele wudan-vechtstijl
(Chow en Yeoh) sluit aan op de tegenstellingen die Lee belichtte in het
kader van de seksuele revolutie in het Amerika van de jaren zeventig
(The Ice Storm) of de Amerikaanse Burgeroorlog (Ride with the
Devil).
Voor wie denkt dat een martial arts-film gelijkstaat aan de
acrobatiek van Jackie Chan of de actie van Bruce Lee, moet Crouching
Tiger, Hidden Dragon een openbaring zijn. Dat betekent nog niet dat
kenners van de wuxia pian, de verfilmde Chinese ridderroman, per
definitie immuun moeten blijven voor de schitterende ensceneringen in
Lee's vervolmaking van het genre. De geleidelijke ontdekking dat er bij
een nachtelijke achtervolging net iets te ver en te hoog gesprongen
wordt dan mogelijk is, of het traditionele gevecht in de herberg tussen
een wuxia-krijger en veertig rovers, of het slotduel in het bladerdak
van zwiepende bomen, het zijn momenten die de kijker met open mond
achterlaten, zodat hij alleen nog maar kan roepen: Oscar!