U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
24/7 Media Europe ad
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

KLEIN KAPITAAL

De getemde Algerijn

MARGOT DIJKGRAAF
In een serie recensies van romans die in het literaire hoogseizoen ten onrechte onopgemerkt bleven deze week 'De sprekers van de waarheid' van de Algerijns- Nederlandse Karim Traïdia. (De Arbeiderspers, 122 blz. ƒ24,90)

Doodsangst, woede, haat, schuldgevoelens. Het zijn vaak deze drijfveren die Algerijnse kunstenaars en intellectuelen ertoe aanzetten hun pen ter hand te nemen, een film te maken of een muziekstuk te componeren. Velen zijn, na de staatsgreep van 1992, Algerije ontvlucht en volgen, als banneling in Frankrijk of een ander Europees land, de bloedige ontwikkelingen in hun vaderland. Wekelijks staan er nieuwe berichten over moordpartijen in de krant. Wekelijks wordt de lijst van misdaden begaan tegen de menselijkheid langer. Mag je als Algerijns intellectueel buiten de grenzen van je geteisterde land een veilig heenkomen zoeken? Mag je je eigen huid redden en anderen, ook je familieleden, aan hun lot overlaten? En, als je daartoe besluit, word je er dan gelukkiger van? Kun je leven met je schuldgevoelens? Alle facetten van dit morele dilemma komen aan bod in De sprekers van de waarheid, de mooie debuutroman van Karim Traïdia, die als filmregisseur van De Poolse bruid grote bekendheid kreeg. De in noord-oost Algerije geboren Traïdia, die zo'n twintig jaar geleden naar Nederland kwam, baseerde zich op deze roman bij het maken van Les diseurs de vérités, de documentaire-achtige film die begin dit jaar tijdens het Internationale Filmfestival in Rotterdam in première ging. Boek en film velen ongeveer hetzelfde verhaal, leggen dezelfde accenten en vullen elkaar hier en daar aan. Het boek De sprekers van de waarheid is zeker filmisch geschreven, maar dat neemt niet weg dat het ook apart, als een volwaardige roman te lezen is. Zoals bij veel Algerijnse auteurs, is ook bij Traïdia woede en verontwaardiging voelbaar, maar in een onderkoelde, ingekapselde, 'vernederlandste' vorm als je het vergelijkt met de hogedruk ketel van Boualem Sansal of met de wanhopige verscheurdheid van Rachid Boudjera. Het lijkt erop dat Traïdia in zekere zin 'zijn Algerijniteit heeft getemd', zoals één van zijn personages wat misprijzend zegt over een vriend, die zich in zijn ogen te veel heeft aangepast. En toch is het juist dat ingetogene dat zijn roman zo mooi en soms zelfs ontroerend maakt. Bij Traïdia geen grootse, chaotische, weinig literaire, puur emotionele zinnen, maar doordachte compositie en heldere taal. Geen protest in het wilde weg, maar overwogen metaforen en goed gekozen, veelzeggende anekdotes. Heel precies geeft Traïdia de tweestrijd weer van zijn hoofdpersoon Sahafi, de door het Algerijnse regime onder druk gezette hoofdredacteur van een dagblad, die verscheurd wordt door de onmogelijke keuze waarvoor hij zich gesteld ziet. Als veelgelezen columnist en 'spreker van de waarheid', zal hij worden vermoord, als hij in zijn land blijft. In de moskee wordt Sahafi afgeschilderd als een vijand van de religie en een verrader. 'Alleen al van huis naar je werk gaan' kan hem zijn leven kosten en de paar keer dat hij aan een aanslag is ontsnapt, heeft hem panisch van angst gemaakt. Bij ieder verkeerslicht waarvoor hij moet stoppen, vraagt hij zich af of het 'echt is of nep, neergezet door terroristen'. Als Sahafi daarentegen zou besluiten om asiel aan te vragen in Nederland, zou dat net zo goed zijn dood betekenen. 'Asiel aanvragen betekent vrijwillig afstand nemen van je geschiedenis, het verlies van je persoonlijkheid en identiteit. [...] Het is verderleven als niemand. Een leven zonder hart en zonder zIn Traïdia's roman lopen de twee hypothetische werkelijkheden door elkaar heen. Nu eens zit Sahafi in zijn gebarricadeerde schuilplaats in Algerije en luistert naar de stemmen van zijn kinderen, die hij op cassette heeft opgenomen. Dan weer hoort hij ambtenaar Breeveld van de vreemdelingendienst in Nederland hem vragen of hij ooit gemarteld is: 'Kunt u dat aantonen?' Subtiele humor en een flink aantal zwarte grappen voorkomen dat het boek een al te zwartgallige toon krijgt. Een antwoord op de eerder gestelde morele vragen heeft ook Traïdia niet. Al eeuwen zitten de Algerijnen klem tussen Insjallah (als God het wil) en mektoub (het lot). Het eenzame jongetje dat als symbool van jeugdige onschuld, exemplarisch voor het gebrek aan toekomstperspectief, door het verhaal heen zweeft, heeft zijn eigen conclusie getrokken. God heeft de mensen de rug toegekeerd. Ieder moet zijn eigen weg gaan, zijn eigen keuzes maken - onmenselijk of niet.

NRC Webpagina's
28 JULI 2000

Archief Boeken


( a d v e r t e n t i e s )

24/7 Media Europe ad

24/7 Media Europe ad

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad