U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
24/7 Media Europe ad
NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE

 NIEUWSSELECTIE 
 KORT NIEUWS 
 RADIO & TELEVISIE 
 MEDIA 

S c h a k e l s

Ron van Liempd: De Nar. Prometheus, 224 blz. ƒ36,50

Trudi Rijks: Doos van Pandora. Contact, 236 blz. ƒ39,90

Elise Schoonderwalt: Toktok. Een roman in brieven. Thomas Rap, 151 blz. ƒ36,90

Carlie Stijnen: Aswoensdag. De Arbeiderspers, 316 blz. ƒ34,95

Bzzlletin, nr. 271 februari/maart 2000. BZZTôH, 84 blz. ƒ17,50

Een seizoen Nederlandse debuten

Tranen trekken tussen twee kaftjes


De oogst aan Nederlandse literaire debuten dit seizoen is omvangrijk maar, op enkele interessante uitzonderingen na, tamelijk mager. Autobiografie en bekentenisproza vechten om de voorrang.

Elsbeth Etty

Wie de moeite neemt om de Nederlandse literaire debuten van het afgelopen jaar door te nemen, zal zich verbazen over het geringe niveau. Ja, er is de verhalenbundel Winterhanden van Stephan Enter en de novelle Marcel van Erwin Mortier (allebei terecht genomineerd voor de Libris Literatuurprijs), alsmede het romandebuut De groene tijger van Willem Frederik de Jonge, maar dat is het dan ook wel. Afgezien van zeer prille debuten als Sneeuwjacht van Thomas van Aalten (1978) en Reigers in Cairo van Rashid Novaire (1979) moet de oogst als mager worden beschouwd. Het gros van de eerstelingen valt eenvoudigweg niet tot de literatuur te rekenen, reden waarom de literaire kritiek er nogal eens stilzwijgend aan voorbij gaat.

Met generaliserende uitspraken aan de hand van wat een toevallige samenloop van mislukkingen kan zijn, is het oppassen geblazen. Het is onvermijdelijk dat bij debuten een soms hoog percentage ondermaatse probeersels aan te treffen is. Maar vermoedelijk leggen uitgevers in hun drang om te voorzien in de vraag naar makkelijk leesvoer de lat ook te laag, als er überhaupt nog een lat is. Her en der gaan stemmen op om daar verandering in te brengen. Zo verschenen onlangs, bijna tegelijkertijd, een themanummer van het literaire tijdschrift Bzzlletin over de rampzalige kwaliteit van het huidige Nederlandse (autobiografische) proza en de satirische pseudo- debuutroman van Elise Schoonderwalt Toktok. Alsof het afgesproken werk is. In Bzzlletin klagen romanciers en critici over uitgevers en schrijvers die zich gemakzuchtig conformeren aan de honger naar invoelbare 'waargebeurde' verhalen, terwijl in Toktok Elise Schoonderwalt laat zien hoe eenvoudig het is om zo'n romannetje in elkaar te prutsen en nog uitgegeven te krijgen ook.

Het centrale personage in Toktok is Freya Kersenberg-Bruyning, echtgenote van de Bekende Nederlander (politicus en ondernemer) Ruud. Onder haar pseudoniem Elise Schoonderwalt heeft Freya al 32 romans geschreven, waarvan zeker twintig in minder dan een maand tijds. Daar is ze 'best trots op'. Weliswaar wordt ze door de literaire kritiek genegeerd, maar dit gebrek aan aandacht heeft niet kunnen verhinderen dat haar roman Zoete zwanen een 'onverbiddellijke bestseller' is geworden. In een brief aan haar broer verzucht ze hoe fijn het is om gezegend te zijn met veel fantasie en een vlotte pen. 'De critici halen hun neus op voor mijn romans, ze bespreken ze niet eens, maar ze hebben ook geen idee wat zo'n verhaal voor een mens kan betekenen. Ik kan er al mijn ellende in kwijt.'Wie vermoedt dat hier een uit het leven gegrepen tearjerker als Connie Palmens IM op de hak wordt genomen, raadt het goed. Freya Kersenberg alias Elise Schoonderwalt beklaagt zich er tegen de journalst Hubert Groenewegen over dat er zo minachtend over haar romans wordt gesproken, terwijl er voor 'dat meisje Palmen' zoveel aandacht is, enkel en alleen omdat meisje Palmen daar zelf om schreeuwt. Iemand die als literator aandacht wil krijgen, zo valt op te maken uit Toktok, moet slecht en eendimensionaal schrijven over 'herkenbare', bij voorkeur zelf ervaren menselijke drama's en deze driestuiverromans, zoals ze vroeger heetten, door hun uitgevers als 'literatuur' laten aanprijzen.

Literatuur heeft nog altijd een hogere status dan soap, dus is het zaak om literaire soap aan de man te brengen als kwaliteitsproza. Elise Schoonderwalt en haar uitgever bezondigen zich hieraan niet. Aan de journalist Groenewegen die haar Zoete zwanen om hem moverende redenen (in ruil voor informatie over Ruud) een literair meesterwerk heeft genoemd, schrijft Elise: 'weet u, ik heb niet zoveel ambities'. Juist aan die ambitie, of liever gezegd pretentie van uitgevers om derderangs schrijvers als auteurs van serieuze literatuur te presenteren is het 'Autobio-nummer' van Bzzlletin gewijd. Redactie en medewerkers van dit literaire tijdschrift maken zich zorgen over de Nederlandse literatuur, nu elk persoonlijk geneuzel met een kaftje erom het epitheton 'literair' meekrijgt. Overigens doet Bzzlletin hiermee onrecht aan het autobiografische genre in het algemeen, want uiteraard geldt niet voor alle autobiografisch getinte romans dat ze pulp bevatten. De Vlaamse docent literatuurwetenschap Bart Vervaeck stelt bijvoorbeeld Connie Palmens IM op één lijn met Het Bureau van Voskuil, wat me weinig terzake lijkt. Niet de vraag of een roman al dan niet autobiografisch is, bepaalt de literaire kwaliteit ervan, maar vorm, stijl, taal en uiteraard thematiek, die alleen dan zeggingskracht en betekenis heeft als deze het puur persoonlijke overstijgt. Het probleem van de huidige populaire verstrooiingingsliteratuur is niet dat auteurs uit persoonlijke ervaringen putten (dat is nooit anders geweest), of dat schrijvers succes hebben met verhalen over hun jeugd, opvoeding, vaders, moeders, incest, seksuele initiatie, echtscheiding, verlies, eenzaamheid, dood (de thema's van alle grote literatuur), maar eerder dat er een ordinaire jacht gaande is van uitgevers op makkelijk verteerbare triviaal-lectuur. Complexiteit lijkt te moeten wijken voor versimpeling, pogingen een tijd of een cultuur in zijn geheel te vatten maken plaats voor het verwoorden van particuliere deelprobleempjes, zonder (literaire) verwerking ook maar te ambiëren. Als het peil van de jongste debuten bepalend is voor de toekomst van de roman, lijkt dit genre ten dode opgeschreven.

Uit bezorgdheid over het stagneren van de Nederlandse literatuur, die zich op deze wijze niet kan ontwikkelen of vernieuwen, ageren schrijvers als P.F. Thomése en Marcel Möring, in Bzzlletin verscheidene malen instemmend geciteerd, al geruime tijd tegen een in hun ogen literatuur-vijandige samenzwering van uitgevers en critici. Literaire criteria spelen volgens hen geen rol meer bij de beoordeling van teksten; vorm en betekenis van een roman, kortom de uniciteit die ieder kunstwerk kenmerkt, doen er niet meer toe. Literatuur is een product geworden dat uitsluitend wordt gemaakt om aan een veronderstelde vraag te voldoen. Een roman moet toegankelijk zijn en zich gemakkelijk laten samenvatten. Dat dit onnauwkeurig taalgebruik in de hand werkt, voorspelbare observaties, conformisme en gebrek aan visie schijnt alleen maar een voordeel te zijn. Als het merendeel van de lezers geen literatuur maar platte werkelijkheid wil, dan zal men die krijgen ook.

Overdreven, die samenzweringstheorieën? Sinds de uitgeverscampagnes rond Elle Eggels, Lulu Wang en Heleen van Rooyen (De gelukkige huisvrouw), ben ook ik gaan twijfelen aan de intenties van uitgevers die een kwaliteitsoordeel ondergeschikt maken aan marktstrategie. Allemaal promoten ze bij tijd en wijle romans die alleen al wegens de gebrekkige vormbeheersing en het primaat van de particuliere bekentenis boven de universele betekenis die naam niet verdienen. Bzzlletin-redacteur en docent aan de schrijversvakschool 't Colofon, Arie Storm, bestempelt de eigentijdse bekentenisliteratuur als 'beginnersproza' la 'Anna Enguist, Margiet de Moor, Lulu Wang, Connie Palmen, Pauline Slot, Charlotte Mutsaers, Arthur Japin en Nelleke Noordervliet'. Mijn rijtje stuntelaars zou er weliswaar anders uitzien (wie Charlotte Mutsaers of Margriet de Moor 'beginnersproza' verwijt, kan zelf niet lezen), maar in grote lijnen is zijn kritiek raak. De voorwaarden waaraan volgens hem een roman moet voldoen om door uitgevers als bestseller te worden gepushed zijn voor honderd procent van toepassing op het merendeel van de debuten die de afgelopen tijd zijn verschenen.

In zijn Bzzlletin-artikel over 'Herkenbaar proza' adviseert Storm debutanten die snel willen 'doorbreken' zich te bedienen van hinderlijk eigentijds taalgebruik, slachtoffers 'van hele erge dingen' als hoofdpersonen te kiezen, veel gehuil te laten klinken, alle ellende terug te voeren op relatieproblemen, rijkelijk met beeldspraak, poëzie en kleur te strooien, het vertelperspectief onnavolgbaar te laten zijn, ongrammaticale zinnen te produceren en niet één thematiek maar onderwerpen te behandelen. 'Maatschappelijke, belangrijke, actuele onderwerpen, onderwerpen waarover gedebatteerd kan worden, (-) onderwerpen waaruit een grote mate van gevoeligheid spreekt (-). Dus: incest, overspel, euthanasie, pedofilie, identiteit, zelfontplooiing, discriminatie, racisme, enge ziektes, sterven in het algemeen, ziekenhuizen, opgroeiende kinderen, nogmaals overspel, intermenselijke relaties en interessante reizen.'

Debutante Carlie Stijnen combineert in haar roman Aswoensdag, door de uitgever voorzien van een buikbandje met de tekst 'een droomdebuut', juist al deze ingrediënten: hoofdpersoon Emma is in haar jeugd slachtoffer geweest van incest, kan haar verhaal niet kwijt aan haar broer en zus, die ze dus maar lastig valt met zouteloze herinneringen aan hun roomse jaren vijftig-jeugd in Maastricht. 'Je moet uit het drijfzand van het verleden zien te komen. Wat nu een permanent aanwezig heden blijft, moet eindelijk herinnering worden. En daartoe moet het worden meegedeeld.' Aswoensdag schiet in alle opzichten tekort; taal, stijl, vorm, personages, tijdsbeeld, niets is bijzonder of zelfs maar overtuigend. Het incestgeheim, waarvan de ontrafeling de roman spanning had moeten bieden, wordt - vermoedelijk ongewild - al in het eerste hoofdstuk prijsgegeven, maar pas driehonderd pagina's verder 'onthuld'. Die (uiterst summiere) onthulling geschiedt - hoe origineel voor wie, om maar iets te noemen, de film Festen heeft gezien - tijdens een familiereünie en brengt Emma, zoals te voorzien was, geen verlichting. Om inzicht in de gevoelens van een incestslachtoffer is het Stijnen niet te doen. Het verhaal over een vader die kennelijk zijn handen niet thuis kon houden, dient slechts als kapstok om de pagina's gezwollen taal vol te leuteren over een doorsnee jeugd in een doorsnee gezin, zonder dat ook maar één van de van zelfontroering bol staande herinneringen betekenis krijgt. Schaamteloos vind ik het dat zo'n boek, dat thuishoort in de categorie streek- en familieromans als een 'ongekend en trefzeker' literair debuut wordt aangeprezen. Haar uitgever moet hebben gedacht: wat de concurrent met Elle Eggels kan, kunnen wij ook, en dus maar even een middelbare dame opgesnord die kleurrijk snottert over een Limburgs familiegeheim. Middelbare vrouwelijke auteurs schijnen nogal in trek te zijn, omdat, zo verklaarde Marcel Möring twee jaar geleden in zijn Kellendonklezing, 84 procent van het lezerspubliek uit vrouwen boven de dertig bestaat. Uitgeverij Contact lanceert er dit seizoen ook één: Trudi Rijks met Doos van Pandora. Net als Stijnen schreef ze een familieroman, waarin schrijnende relatieproblemen worden uitgediept, alsmede overspel, incestueuze betrekkingen en veel echt vrouwelijk leed. Van Doos van Pandora zou, als het een debuut van een twintigjarige was, met een beetje goede wil gezegd kunnen worden dat het veelbelovend is, maar Rijks is van 1955. Van een 45-jarige auteur is het moeilijk te accepteren als haar hoofdpersoon zichzelf een 'uitgestotene' voelt omdat ze geen kinderen kan krijgen. Welke volwassen schrijver verzint het om een 50- jarige man de volgende woorden van troost tot die uitgestotene te laten zeggen: 'De paring is ons enige antwoord op droefheid. Of er nou iets van komt of niet. Voor de droefheid telt het resultaat niet.'

Er zijn trouwens steeds 'uitzinnige paringen', wat niet wijst op grote beschrijvingskunst of inventiviteit, maar daar staat tegenover dat, conform de Wet van Storm, eigentijds taalgebruik niet wordt geschuwd. 'Margriet greep met vaste hand zijn geslacht beet. Hij hapte naar adem en sloeg zijn arm om haar heen, maar het beeld van zijn moeder met Rob liet zich niet wegzappen.' Pijn, tranen, ziektes zijn er ook te over: 'Haar pijn ging met haar mee naar de badkamer, deur op slot. (-) Later pas, na maanden, toen bij haar de tranen kwamen, kon ze uitleggen: hoe ziek ze geweest was, de laatste zwangere weken, hoe misselijk en in zichzelf opgesloten.' Evenals bij Aswoensdag schijnt de (nogal simpele) structuur van Doos van Pandora op een hinderlijke manier door het verhaal heen. De techniek van flashbacks en flashforwards zijn beide auteurs niet meester. Stijnen redt zich eruit met hoofdstukken die afwisselend in heden en verleden spelen. Rijks leidt haar flashbacks zo in: 'Hij liet het zoutvaatje tussen zijn vingers draaien en zijn gedachten dwaalden af.' Dan komt er een witregel, gevolgd door: 'De stem van mamma op de achtergrond' - ineens zitten we midden in de jeugd van betrokkene. Het zijn overigens niet louter vrouwelijke auteurs van middelbare leeftijd die op deze manier, kennelijk ongeredigeerd, voor de leeuwen worden gegooid. Bij Prometheus verscheen vorige maand de expliciet autobiografische roman De nar van Ron van Liemd (1973) over een suïcidale Maastrichtse jongen die in Krakau belandt, daar een succesvol café begint, maar even berooid als hij vertrok terugkeert in Maastricht. In dit boek staat geen enkele mooie of zelfs maar grammaticaal correcte zin. Van relatieproblemen, ziektes, verre reizen wordt verslag gedaan in het proza van een schoolreisjesverslag: 'Volgens de conductrice moest ik in Eindhoven overstappen en ik stapte de trein in en ging in de hoek bij het raam zitten. Mensen keken naar mijn bagage en het was duidelijk dat ik terugkwam van ver en mijn vakantie zat er op'. Een even exemplarische zin luidt als volgt: 'Het duurde lang en toen ik me eindelijk begon te irriteren aan zijn verhalen knikte hij vriendelijk'.

Elise Schoonderwalt valt op dit soort krakkemikkigheden niet te betrappen, maar Schoonderwalt is dan ook geen debutante. Achter de naam van deze gelukkige huisvrouw gaan, zoals Vrij Nederland heeft onthuld, de publicisten Barber van de Pol, Piet Meeuse en Arnold Heumakers schuil. Hun waarschijnlijk in een vrolijk weekend bij elkaar getikte roman in brieven, een soap over Bekende Nederlanders in politiek, cultuur en media, is even 'vlotgeschreven' als de literaire confectie die in grote oplages 'in de markt gezet' wordt. Wel grappig, inclusief de vele slordigheden, fouten en mislukte humor, maar niet overtuigend genoeg om voor echt door te gaan. Dat is het verschil met de stunt van de Tachtigers Kloos, Verwey en Van Eeden die met het gedicht Julia 'door Guido' de (bewonderaars van) zwijmelpoëzie belachelijk maakten. Om would-be auteurs, uitgevers en critici voor schut te zetten en daarmee de hausse in triviaal-lectuur van debutanten en gevestigde schrijvers een gevoelige slag toe te brengen, is een minder doorzichtige mystificatie nodig. Een ander, hoopvoller, scenario is dat de triviaalmarkt van slecht geschreven geweeklaag verzadigd raakt en goed geschreven fictie weer de trend wordt, zoals A.F. Th. Van der Heijden in Bzzlletin oppert. 'Als ik Schrijversvakschool 't Colofon was', besluit hij zijn bijdrage, 'zou ik alvast een omscholingscursus voor een te verwachten overschot aan bekentenisdames opzetten. Fictie kan straks zijn gang naar de beurs beginnen.'

NRC Webpagina's
7 JULI 2000

Archief Boeken


( a d v e r t e n t i e s )

24/7 Media Europe ad

24/7 Media Europe ad

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad