U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   B U I T E N L A N D
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

S c h a k e l s
Dossier Kosovo

Mitrovica is strijdtoneel van 'post-oorlog krijgers'


Met de lente is het geweld terug in Mitrovica. Albanese 'post-oorlog krijgers' proberen de laatste stelling van de Kosovo-Serviërs in te nemen. 'Het zijn net kinderen'.

Door onze correspondent YAËL VINCKX

MITROVICA, 26 FEBR. De demonstratie van Serviërs moet om twaalf uur beginnen, maar de man met het pistool paradeert al een uur van tevoren door de straten. Hij heeft zijn jasje nonchalant opengeknoopt, het pistool hangt duidelijk zichtbaar aan de broekriem. De eerste strijkers knallen in de straten van Mitrovica.

Met de lente, zeiden medewerkers van de Verenigde Naties in januari, begint het geweld in de Kosovaarse stad opnieuw. Ze kregen gelijk. Sinds drie weken verkeert de stad in een spiraal van geweld. Bij een aanslag met een granaat in een café raken vijftien Serviërs gewond, tijdens wraakacties worden negen Albanezen gedood. Dagenlang prikkelt de lucht van traangas.

De stad Mitrovica, sinds het einde van de oorlog verdeeld in een Albanees en een Servisch deel, kende een hete herfst. Maar de rust leek eind vorig jaar te zijn teruggekeerd. In december verschenen de leiders van de Albanese, Servische en internationale gemeenschap Bajram Rexhepi, Olivier Ivanovic en Bernard Kouchner, samen op de brug over de rivier Ibar. Die rivier verdeelt de stad. Ze stonden daar op oudejaarsavond, om acht uur, onder de 'millenniumboom' van de Verenigde Naties. "We konden de lichtjes in die VN-boom amper aankrijgen", grinnikt een soldaat. "Dat was een voorteken." Sinds het oplaaien van het geweld is alles veranderd. De leiders van de Albanese en Servische gemeenschap spreken niet meer met elkaar. Burgemeester Bajram Rexhepi van het Albanese stadsdeel zegt: "Ivanovic heeft tijdens de NAVO- bombardementen voor de Servische politie gewerkt. Die man is een oorlogsmisdadiger, zegt mijn volk, en jij drinkt koffie met hem." Voorzitter Olivier Ivanovic van de Servische Nationale Raad in het Servische stadsdeel zegt: "Na de aanslag op een bus met Servische passagiers kon ik niet langer met Rexhepi aan een tafel zitten. Onder sterke druk van de raad moest ik het contact verbreken. Ik kan niet met een terrorist praten, vinden mijn mensen." Nergens in Kosovo is het geweld heftiger dan in Mitrovica. Daar zijn de extremisten verantwoordelijk voor, meent Rexhepi. Sinds het einde van de oorlog is de stad volgelopen met mensen van buiten Mitrovica. Post-oorlog krijgers, noemt Rexhepi hen spottend. "Ze zijn tijdens de oorlog gevlucht en proberen nu hun trauma te helen door tegen de Serviërs te demonstreren." Zelf verzorgde Rexhepi, chirurg van beroep, tijdens de NAVO-bombardementen Albanese strijders in de bergen van Kosovo. De Serviërs noemen hem Doktor Terrorist. Olivier Ivanovic kampt met dezelfde problemen. Duizenden Kosovo-Serviërs zijn naar Mitrovica gevlucht. De stad, die niet ver van de Servische grens ligt, heeft een open verbinding met Servië. Dat geeft hun vertrouwen.

Maar, zegt Ivanovic, de Servische vluchtelingen hebben een " grimmige sfeer" in de stad gebracht. "Mitrovica is hun laatste toevluchtsoord, dat ze tot het einde zullen verdedigen."

In het gemeentehuis knikt de Albanese Linda Morina berustend haar hoofd. Voor de oorlog woonden Serviërs, Albanezen, Turken, Roma en Bosniers in Mitrovica door elkaar heen. "Ik groette mijn Servische buren en ging naar Servische winkels", zegt Morina. Er was een universiteit en een bibliotheek en de nabijgelgen Trepca mijnen vormden de economische slagader van Kosovo. Nu durven de Albanezen niet meer naar de universiteit in het noorden van de stad en gaan de Serviërs niet meer naar de bibliotheek in het zuiden. Mitrovica is verdeeld: in het ene deel wonen 56.000 Albanezen, in het andere deel 14.000 Serviers en zigeuners. Onder hen bevinden zich zo'n tweeduizend Albanezen. In geen enkele Kosovaarse stad wonen zulke aantallen Albanezen en Serviërs nog bij elkaar. Dat geeft problemen.

De ene aanslag lokt simpelweg de andere uit. Albanezen en Serviërs; ze willen niet voor elkaar onder doen. "Het zijn net kinderen", meent de voormalige woordvoerder van de VN in Mitrovica, Beatrice Lacoste. Neem de batterijfabriek, zegt ze. Niemand interesseerde zich in de verontreinigde fabriek. De VN hebben uiteindelijk de ammoniak eruit gehaald en naar Italië gebracht voor industriële verwerking. "Onmiddellijk vroegen de Albanezen en de Serviërs: wie krijgt de opbrengst van die ammoniak?"

Bijna een jaar na de oorlog zijn de Serviërs in Mitrovica volgens eigen zeggen opgesloten in een getto. Servië wil hen niet hebben, dat land heeft al problemen genoeg, en de Kosovo-Albanezen willen hen evenmin. Werk is er niet; de Trepca-mijnen liggen al maanden stil, want de Verenigde Naties en Servië bereiken geen overeenstemming over de verdeling van het industriële complex. De mannen vervelen zich, ze zitten 's ochtends al aan de slivovic en jutten elkaar op met verhalen over Albanese terroristen of Servische paramilitairen. Uit een Servische bar klinkt harde muziek. Funk en techno, schreeuwt een opgewonden eigenaar. Even later spat James Brown uit de luidsprekers. "Hij is een paramilitair, hij is een van Arkan Tijgers", schreeuwt de eigenaar opnieuw en wijst op een jongen in een zwart pak en opgeschoren haren. De jongen grijnst schaapachtig.

Ja, zegt een Franse soldaat even later op patrouille. "We zien wel vaker jongens met zwarte kleren en opgeschoren koppen lopen. Maar we hebben betere bewijzen nodig om hen te arresteren." Er gaan ook allerlei geruchten over de aanwezigheid van de Servische geheime dienst in Mitrovica.

Bij de multinationale vredesmacht KFOR worden ze ziek van alle geruchten over paramilitairen. "We hebben geen enkel bewijs van de aanwezigheid van paramilitairen in noord-Mitrovica", zucht luitenant kolonel Patrick Chanliau. "En wij zijn dag en nacht op straat, wij zouden het zien." Belachelijke verhalen, zegt een medewerker van de Verenigde Naties. "Er zijn geen paramilitairen uit Servië in Mitrovica."

Richard Holbrooke, Amerikaans ambassadeur bij de VN, en George Robertson, secretaris-generaal van de NAVO, denken daar anders over. "Het leidt geen twijfel dat Milosevic de hand heeft in een aantal provocaties", zei Robertson afgelopen week. "Dit zijn geen acties van lokale Serviërs alleen", aldus Holbrooke. "Deze mensen zijn opgeruid door de Joegoslavische autoriteiten." De uitspraken zijn slecht gevallen in Mitrovica - zij het niet bij de Albanese burgemeester Bajram Rexhepi. "De aanslag op de Servische bus was een criminele daad door individuele Albanezen. Maar de moord op negen Albanezen was een georganiseerde daad, daar waren Servische paramilitairen verantwoordelijk voor." En dan triomfantelijk: "Dat zegt Robertson toch ook? "

De Serviërs demonstreerden gisteren tegen "al het onrecht". Ivanovic en zijn Servische Nationale Raad hebben het protest georganiseerd. Ze hebben ook de basisscholen leeggehaald en de kinderen een papier om de nek gehangen. Daarop staat geschreven: 'Ik ben een paramilitair'. De man met het pistool is dan al lang in de menigte verdwenen.

NRC Webpagina's
26 FEBRUARI 2000


( a d v e r t e n t i e s )

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)