|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
Sport kan ook een oude kerel boeienHerman Kuiphof viert woensdag zijn tachtigste verjaardag. Voor de oud-televisiecommentator geen reden om te stoppen met zijn column in deze krant. ‘Ze worden steeds korter, maar misschien kan ik steeds meer zeggen in steeds minder woorden.'
Door Arjen Ribbens ,,Ik had zes brieven gekregen van Zweden'', vertelt Kuiphof. ,,Alle zes schreven ze me dat Kindvall verkeerd werd uitgesproken. Het was niet Ove Kientval maar Oewe Tsjindwol. Van de voetballer zelf kreeg ik de complimenten, ik was de enige Nederlander die zijn naam correct uitsprak. Maar bij Studio Sport waren ze helemaal niet blij. ‘Moeten we dat allemaal gaan doen?', vroegen Koen Verhoef en Theo Reitsma.'' Als wildvreemden hem aanspreken met Tsjuiphof, reageert hij soms geprikkeld. ,,Is er iets met je gebit, vraag ik dan. Dat eeuwige gezeur over Tsjindwol, het was maar een detail. Maar ja, je bent als commentator een beetje van het volk. Als je dat te bezwaarlijk vindt, moet je dit beroep niet uitoefenen.'' Woensdag viert hij zijn tachtigste verjaardag. Met zijn familie maakt hij een rondvaart door de Amsterdamse grachten. Daarna gaat hij weer gewoon aan de slag. Voor een leven achter de geraniums is hij nog veel te jong. Af en toe geeft hij als cursusleider zijn kennis door aan jonge commentatoren en radioamateurs. Eens in de veertien dagen zit hij bij FC Utrecht op de tribune. Vrijwel dagelijks is hij te horen in een televisiespot voor mobiele telefoons. Alleen met zijn gesproken column voor de Wereldomroep stopt hij. Niet uit vrije wil, maar vanwege ,,een andere politiek van de legerleiding daar''. Met zijn wekelijkse column in NRC Handelsblad, op dinsdag op de sportpagina, gaat Kuiphof onverdroten voort. Zijn eerste bijdrage, ‘Een pauw in de kleedkamer', gepubliceerd op 25 oktober 1983, ging over Faas Wilkes. Ook de Haagse voetbalclub VUC en Stanley Matthews traden in die eerste column voor het voetlicht. Al zestien jaar trekt Kuiphof in deze krant wekelijks historische parallellen bij actuele gebeurtenissen. Hij kleurt het verleden bij, zegt hij zelf, het geheugen is barmhartig. Zijn toon is mild, als hij de spot drijft doet hij dat sotto voce. ,,Ik heb nooit een kankerrubriek willen maken. Maar je kan ook niet doen alsof het tegenwoordig allemaal rozengeur en maneschijn is. Zeker niet in het betaalde voetbal en de tennisserij, waar de managers de wereld beheersen.'' Twee keer per jaar schiet hij op papier uit zijn slof, ,,net als in het dagelijks leven''. Dan noemt hij AZ-voorzitter Dirk Scheringa een ,,op hol geslagen amateur'', of Ajax-trainer Louis van Gaal een ,,opgeblazen kikker'' die beter kan ophoepelen. ,,Als die jongens onzin uitkramen, word ik weleens kwaad. Al wil ik niet te vaak met dat Hollandse vingertje zwaaien. Een columnist moet geen schoolmeester zijn. Provoceren is niet mijn taakopvatting.'' Zijn loopbaan als sportjournalist begon op een platbodem. In de zomer van 1945 speelde het Nederlands bondselftal in De Kuip tegen het Rhine Army Team, het elftal van de Engelse bezettingstroepen in Duitsland. Omdat de treinen nog heel onregelmatig reden, reisde hij met een stel supporters per boot van Den Haag naar Rotterdam. Hoewel zelf een enthousiast voetballer (‘Een niet al te snelle linksbinnen met een hard schot') was het niet zijn brandende ambitie sportverslaggever te worden. Een kleine aankondiging van het voetbalduel in De Kuip had de aandacht getrokken van zijn hoofdredacteur. ,,Ik was de eerste die op de redactievergadering zijn vinger opstak'', herinnert Kuiphof zich. Zonder slag of stoot werd hij de sportredacteur van De Nieuwe Nederlander, een Haagse krant van PvdA-signatuur. Vóór de oorlog had hij als 18-jarige nog serieus overwogen zanger te worden. Hij was een tenor die nooit de hoge c haalde, op verenigingsavonden zong hij graag liederen van Benjamino Gigli. Zijn vader, een Haagse kandidaat-notaris, liet hem voorzingen bij twee beroepszangers. Maar bij nader inzien zag hij op tegen een leven lang toonladders oefenen. ,,Ik had wel een aardige stem, maar ik was niet muzikaal genoeg.'' Vijftien jaar lang werkte hij als sportredacteur bij de Haagsche Courant. Tot televisiedominee Jan van Nieuwenhuizen hem in 1961 overhaalde bij de VPRO te komen werken. Door de week was hij in de studio eindeloos bezig met het monteren van documentaires, in het weekeinde mocht hij ‘voor de gezamenlijkheid' op pad om een voetbalwedstrijd te verslaan. ,,Het publiek zag televisie toen nog als een wondermiddel. Niemand nam ons kwalijk dat we soms een doelpunt misten door het wisselen van de film.'' Nederland-Hongarije was in april 1961 de eerste voetbalwedstrijd die hij rechtstreeks versloeg. ,,Nederland verloor met 3-0, dus de commentator kon ook nooit goed zijn geweest. Nou, hij was het ook niet. Ik werd gewoon voor de leeuwen gegooid. Tegen mijn zin ben ik aan die klus begonnen. Ik had in de studio anderhalve keer een vijf-minutenverslag ingesproken. Ik miste de goede flux de bouche. Gelukkig is het me later beter afgegaan, anders was het een dramatische carrière geworden.'' Als RTL-televisiecommentator nam hij vier jaar geleden afscheid op Wimbledon. Alleen de onlangs overleden Frans Henrichs was net zolang met sport bezig als Kuiphof. ,,Toen Frans als ijshockeyverslaggever door de jeugd werd overvleugeld, klampte hij zich bij Eurosport helemaal vast aan het Japans worstelen. Een walgelijk gezicht, die dikke kerels. En dat vond Frans ook, al zou hij dat nooit hebben toegegeven. Hij had de geweldig sterke aanvechting om erbij te willen blijven. Op je tachtigste nog wedstrijdverslagen willen doen, dat heeft iets pathetisch. Maar in de krant beschouwen, dat kan op elke leeftijd.'' In zijn woonkamer in zijn flat in Soestdijk staat de televisie aan. Een herhaling van een voetbalduel uit de Champions League dat hij had nog niet had gezien. Op de bank ligt het jongste nummer van Voetbal International, op de salontafel een stapel sportboeken. ,,Sport kan ook voor een oude kerel boeiend zijn. Al kan het me nu niets meer schelen wie er wint. Behalve bij een wereldkampioenschap, dan hoop ik toch dat Nederland goed presteert.'' Al slaat hij zelf weinig wedstrijden over en overweegt hij zelfs een abonnement op Canal+, het sportaanbod op televisie is volgens Kuiphof te groot. ,,Sport7 is dan wel mislukt, maar het idee erachter is gemeengoed geworden. Bijna elke avond is er voetbal op de buis. Misschien ben ik in dat opzicht ouderwets. Als voetbalsupporter kon je vroeger op maandag en dinsdag lekker nakauwen op de wedstrijd van zondag. En soms had je op woensdag iets bijzonders, een Europa-Cupduel. Daarna had je weer een paar voetballoze dagen en kon je je schrap zetten voor de zondag. Het gevaar is dat de mensen nu murw worden gemaakt en dat de belangstelling voor het voetbal terugloopt. De kijkcijfers zijn al niet meer wat ze waren.'' Wat hij mist, is de lach in het stadion. ,,Het sfeertje vlak na de oorlog was aardig. Er gebeurde ook weleens wat, maar je had niet de enorme zakelijkheid en haatdragendheid van tegenwoordig. Dat is er in de tijd van Cor Coster ingeslopen. ‘Geen dief zijn van je eigen portemonnee', dat idee. Die uitdrukking heeft zijn schoonzoon nog vaak herhaald. De zakelijkheid heeft de sport zo duidelijk in de greep. Als ik lees dat de Italiaanse voetballer Christian Vieri voor tachtig miljoen gulden van club verandert, dan denk ik dat de wereld gek is geworden. Wat vreselijk voor zo'n jongen, hoe moet hij zo'n bedrag ooit waarmaken.'' De vercommercialisering zal zich nog eens tegen de sport keren, voorspelt Kuiphof. ,,Neem de Champions League. Daaraan mogen ook clubs meedoen die geen kampioen zijn geworden. Een zeldzame brutaliteit om die naam zo te grabbel te gooien. De organisatoren zijn wel zo slim meer en meer geld door te sluizen naar de deelnemende clubs. Die houd je daarmee wel zoet.'' Ook in de Galgenwaard kan de seizoenkaarthouder van FC Utrecht zich soms opwinden. ,,Ik lees vaak dat FC Utrecht zo'n geweldige aanhang heeft. Dat is helemaal niet zo, de supporters zijn veel te hatelijk. Voetbalpubliek is überhaupt niet leuk. Gelukkig zit je er op de perstribune niet echt tussen. Maar ja, tussen de ontwikkelde en de minder ontwikkelde voetballers bestond vroeger ook een waterscheiding. De sigarenboer Wout Buitenweg van Hercules moest in de jaren twintig van Harry Dénis bij het Nederlands elftal aan een andere tafel zitten. Die chique Dénis wilde helemaal niet omgaan met zo'n primitieve kerel.'' Vroegere generaties voetballers hadden op het veld meer persoonlijkheid, stelt Kuiphof. ,,Het was ook makkelijker om karakter te tonen. Vrij voetballen aan de top kan niet meer. De angst om te verliezen regeert het voetbal. Welke coach geeft een speler nog een vrije opdracht? Alleen Ronaldo mag nog zijn gang gaan. Neem het huidige Feyenoord. Als Beenhakker toch een beetje meer lef had, zou zijn elftal beslist vaker winnen.'' Hoewel hij veel wedstrijden in de Champions League het aanzien niet waard vindt, idealiseert Kuiphof het spel uit de tijd van Bakhuys, Wilkes of Cruijff allerminst. ,,Het voetbal is tegenwoordig veel beter dan vroeger. Maar gezien de individuele kwaliteiten van de topspelers zou het spel nog veel beter moeten zijn. Seedorf is geen bewonderenswaardige voetballer. Hij is technisch wel goed, maar hij loopt altijd maar met de bal. Van Gastel zou een drijvende kracht op het middenveld kunnen zijn, maar meestal zie je hem pas in de tweede helft naar voren gaan. Edgar Davids vind ik wel een fantastische speler. Dat wil zeggen zolang hij niet mataglap wordt en te veel overtredingen begint te maken. Je moet er toch niet aan denken dat hij ooit trainer wordt.'' Wat zou hij willen veranderen in de sport? ,,Al die champagne-achtige toestanden in de voetbalstadions. Weg met de skyboxen. Een eenvoudige kuipstoeltje volstaat. Dan komen in de stadions geen mensen meer die niet echt in het spel zijn geïnteresseerd. Die groep mensen wordt helaas steeds groter en machtiger. Het voetbal moet terug naar het volk, terug naar de liefhebbers.''
|
NRC Webpagina's
23 OKTOBER 1999
|
Bovenkant pagina |