U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   Z A T E R D A G S   B I J V O E G S E L
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORT NIEUWS  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

De hele krant op NRC's Webeditie voor het buitenland
(open tot 20 juli)

Genetisch afval als opsporingsmiddel

De DNA-politie


Minister Korthals van Justitie wil het gebruik van DNA-gegevens bij de opsporing van criminelen versoepelen. Volgens de politie is het 'absolute noodzaak' voor succesvol rechercheren. Juristen hebben hun reserves. Wie zitten er straks allemaal in de DNA-databank?

Marcel aan de Brugh

Een man uit Etten-Leur bekende vorige week dat hij op 16 februari in zijn woonplaats een 47-jarige vrouw had verkracht. Er was ook geen ontkennen aan. De politie had sperma bij de verkrachte vrouw aangetroffen. Het 'biologisch spoor' werd naar het Gerechtelijk Laboratorium in Rijswijk gestuurd. Onderzoekers maakten er een DNA- profiel van en vergeleken dat met de bijna 2.000 andere profielen die bij het Gerechtelijk Laboratorium in de DNA-databank zitten. De computer draaide één match uit. Het DNA-profiel van het sperma kwam overeen met het profiel van de man uit Etten-Leur, die ooit eerder was veroordeeld voor een strafbaar feit.

"Ik kan om redenen van privacy niet zeggen waarvoor hij destijds was veroordeeld en welke straf hij toen heeft gekregen", zegt officier van justitie te Breda M. Corten. "Maar neemt u van mij aan dat hij terecht in die databank stond." De man werd op 30 juni aangehouden. Twee dagen later bekende hij schuld.

DNA-onderzoek raakt snel ingeburgerd. Afgelopen dinsdag liet Herman R., verdachte van de bomaanslag op kunstenaar Rob Scholte, weten dat hij een DNA-test wil ondergaan om zijn onschuld te bewijzen. Justitie in Amsterdam wil het DNA-profiel van de freefighter en discoportier uit Purmerend vergelijken met DNA-materiaal dat is aangetroffen in de opgeblazen BMW van Scholte. Op 1 juni werd de 32-jarige Fries die verdacht was van de moord op de 16-jarige Marianne Vaatstra vrijgelaten. Zijn DNA kwam niet overeen met het DNA-materiaal dat bij de plaats van het delict was gevonden. Om dezelfde reden werd de hoofdverdachte in de moordzaak van het zevenjarige Haagse meisje Kumral Bagci op 29 mei vrijgelaten.

Justitie en politie willen de DNA-test graag breder en vaker inzetten. B. Lutken, hoofdcommissaris van Rotterdam, noemde de DNA-test al een absolute voorwaarde voor de criminaliteitsbestrijding. En vorige week vrijdag bepaalde de Hoge Raad dat DNA, afkomstig van in beslag genomen bezittingen van verdachten, ook in 'kleine strafzaken' als bewijsmiddel mag worden gebruikt. Daaronder vallen tandenborstels, peuken, kammetjes of zakdoeken.

In het wetsvoorstel dat minister Korthals (Justitie) afgelopen november naar de Tweede Kamer stuurde, geeft hij aan het gebruik van DNA- onderzoek in strafzaken te willen versoepelen. Volgens de bestaande wetgeving, sinds 1994 van kracht, is een DNA-onderzoek alleen toegestaan bij misdrijven waarop een straf staat van minimaal acht jaar. Dat is bij moord, doodslag en zedenzaken. Het onderzoek gebeurt in opdracht van de rechter-commissaris en alleen als het 'dringend noodzakelijk' is bij het oplossen van een strafzaak.

Korthals wil die strafgrens nu zelfs verlagen naar vier jaar. Belangrijke reden daarvoor is de vorige maand verschenen eindrapportage van het proefproject 'DNAbij inbraken'. De politie Utrecht en de politie Midden- en West-Brabant voerden het project vorig jaar uit.

De twee korpsen verzamelden peuken, bloed, haren, speeksel of huidcellen van in totaal 429 inbraakplaatsen. Uiteindelijk bood de politie 562 biologische sporen aan het Gerechtelijk Laboratorium in Rijswijk aan. Van 391 sporen konden onderzoekers een DNA-profiel bepalen. Bij de overige 171 sporen bleek te weinig celmateriaal voorhanden of was het biologisch spoor te zeer vervuild. Bij zestien zaken kwam er een identiek profiel uitrollen. In een ander geval konden tien inbraakplaatsen worden gekoppeld. In totaal wisten de onderzoekers 137 zaken met elkaar in verband te brengen. Het percentage opgeloste zaken steeg door het DNA-onderzoek met zes procent. Normaal ligt dat percentage landelijk op tien procent (zo'n duizend gevallen, in 1998 werden 96.000 inbraken gepleegd). Nu was dat zestien procent. Dat kan verder stijgen naar twintig procent, als het zoeken van biologische sporen een structureel onderdeel wordt tijdens een inbraakonderzoek, zo meldt het eindrapport.

Politiestaat

Steeds meer landen in Europa leggen een DNA-databank aan. In België is het lang tegengehouden, maar toen de gruweldaden van Marc Dutroux zomer '96 aan het licht kwamen, ging justitie meteen overstag. In Duitsland kwam er vorig jaar juni een wet die de aanleg van een databank mogelijk maakt. Aanleiding was de in maart gepleegde moord op een elfjarig meisje in het noorden van het land. Op zoek naar de dader benaderde de politie 18.000 mannen met de vraag om vrijwillig een DNA- test te ondergaan. Het is het grootste DNA-onderzoek dat ooit voor een strafzaak is uitgevoerd.

Uiteindelijk stemden zo'n 12.000 mannen in met het verzoek. Onder hen ook de dader. De DNA-profielen van deze 18.000 mannen komen overigens niet in die genetische databank terecht, omdat het om vrijwilligers gaat. Alleen van verdachten belandt het genetisch profiel in de Duitse computer.

De oprichting van de databank bij het Bundeskriminalamt in Wiesbaden wekte trouwens enige onrust. Der Spiegel voerde in april '98 een enquête uit onder 943 mensen en 37 procent van hen beschouwde de databank als een stap in de richting van een politiestaat. Van de ondervraagden vond 90 procent overigens dat een genetische databank een nuttig wapen is tegen verkrachters en moordenaars.

De snelstgroeiende databank bevindt zich bij de Forensic Science Service in Birmingham. In maart 1995 werd de bank officieel ingesteld. Tegelijkertijd ging een wet van kracht die haarwortels en wangslijm als non-intimate samples beschouwt. Sindsdien mogen haarwortels en wangslijm bij een verdachte worden afgenomen als zijn delict tot een gevangenisstraf kan leiden. "Het afnemen van wangslijm wordt niet gezien als een inbreuk op de integriteit van het lichaam. In Nederland wel", aldus Kockx. "Dat maakt het de Britse justitie erg makkelijk om bij het minste of geringste vergrijp wangslijm af te nemen. Voor een winkeldiefstal kun je al in de databank belanden."

De databank in Birmingham bevatte in '97 circa 2.000 DNA-profielen, vorig jaar waren dat er al 105.000 en inmiddels is men de 600.000 al gepasseerd. Peter Gammon, voorzitter van de Police Superintendents' Association liet vorig jaar mei weten dat hij DNA-profielen van de hele Britse bevolking in die databank wil hebben. Kockx: "In Engeland gaat het snel. Voor ons land is zo'n situatie ondenkbaar."

Anonieme code

Om een DNA-profiel te maken heb je celmateriaal nodig. Dat kunnen haren, bloed, wangslijm, sperma dan wel huidcellen zijn, afkomstig van de plaats van een misdrijf of van een verdachte. Uit dat materiaal wordt DNA geïsoleerd en daarvan maakt een machine vervolgens een DNA- profiel (zie kader). Overgebleven celmateriaal ligt in vriezers opgeslagen bij het Gerechtelijk Laboratorium. De DNA-databank is niet meer dan een computerbestand, een DNA-profiel is een eenvoudige reeks getallen gekoppeld aan een anonieme code. Die code is terug te vinden op het papieren dossier van de betreffende zaak of verdachte.

Het grote voordeel van een DNA-databank is de mogelijkheid zaken met elkaar te koppelen, zoals het proefproject 'DNA bij inbraken' en de zaak van de verkrachter in Etten-Leur duidelijk maken. Kockx: "Tot op heden is dat nog niet vaak voorgekomen, omdat onze databank nog niet zoveel profielen bevat." In Rijswijk liggen ongeveer 2.000 DNA-profielen opgeslagen. Dat zijn zowel profielen van biologische sporen, aangetroffen op de plaats van een misdrijf, als profielen van verdachten. "Hoe meer gegevens we in die databank hebben, hoe vaker we zaken kunnen koppelen", zegt Kockx.

Met een DNA-profiel wijs je trouwens geen schuldige aan, legt Kockx uit. "Stel het genetisch profiel van een verdachte komt overeen met het profiel van een haar of een peuk die is gevonden op de plaats waar een moord is gepleegd. Dan zeggen we niet dat de verdachte schuldig is aan de moord. We bewijzen alleen dat het haar of die peuk van hem is." Op basis van een DNA-onderzoek alleen is iemand niet schuldig te verklaren.

De huidige databank heeft ook een nadeel: zijn huishouding is slecht. Er staan gegevens in die er niet in thuis horen. Als het DNA-profiel van een verdachte niet overeenkomt met het profiel van biologisch materiaal dat is aangetroffen op de plaats van een misdrijf, kan de rechter- commissaris een opdracht aan het Gerechtelijk Laboratorium geven om het celmateriaal van de verdachte te vernietigen. Maar "in de praktijk gebeurt dit in veel gevallen niet", zo meldt het nieuwe wetsvoorstel van minister Korthals. "Het uitvaardigen van zo'n opdracht schiet er wel eens bij in", aldus Kockx van het Gerechtelijk Laboratorium. "Ik denk dat het komt omdat de officier van justitie en de rechter-commissaris al zoveel administratief werk hebben. Hoe dan ook, als wij geen opdracht krijgen vernietigen we niks."

Dus, wat gebeurt er bijvoorbeeld met het celmateriaal en de DNA- profielen van de mannen die nu vrijwillig deelnemen aan de zaak van de Utrechtse serieverkrachter, de man die verantwoordelijk wordt gehouden voor zes verkrachtingen en twaalf pogingen daartoe? Twee weken geleden zijn hondertien mannen (huidskleur: blank, leeftijd: tussen de 23 en 44 jaar) aangeschreven met het verzoek vrijwillig mee te doen aan een DNA- onderzoek. Van die honderdtien hebben er 75 inmiddels toegestemd in het onderzoek, zeven hebben geweigerd, vijf zijn er alsnog afgevallen. Die bleken toch een alibi te hebben. De overige 23 hebben nog niets van zich laten horen. "Die bezoeken we nu een voor een met de vraag waarom ze niet hebben gereageerd", aldus B.W.J. Steensma, officier van justitie in deze zaak.

Degenen die instemmen met het onderzoek kunnen zich door een arts wat wangslijm laten afnemen. Dat kan bij politie, GGD of gewoon thuis. Het celmateriaal gaat naar het Gerechtelijk Laboratorium, de onderzoekers maken er een DNA-profiel van. Komt het profiel van een vrijwilliger niet overeen met het DNA-spoor dat bij de slachtoffers is aangetroffen, dan moeten celmateriaal en DNA-profiel van de vrijwilliger vernietigd worden. "Daarvoor is in dit geval geen opdracht van de rechter- commissaris nodig", zegt Steensma. "Deze procedure staat namelijk los van het normale DNA-onderzoek. De mannen doen vrijwillig mee, ze zijn niet via een wettelijke regeling gedwongen. Hun DNA-profielen gaan dus ook niet de databank in. Alle profielen worden weer vernietigd, behalve dan misschien dat ene profiel van de schuldige, als dat er tussen zit. Als een vrijwilliger wil, kan hij zelf bij de vernietiging van zijn celmateriaal en zijn genetisch profiel zijn."

Hoeveel DNA-profielen er ongeoorloofd in de databank van het Gerechtelijk Laboratorium zitten, weet Kockx niet. Maar hij geeft toe dat het systeem daardoor niet waterdicht is. Het is mogelijk dat men een DNA-spoor van een peuk of een druppel bloed matcht met een DNA-profiel van iemand die onterecht in de databank zit. "In de praktijk is dat nog niet voorgekomen, maar in theorie is het wel mogelijk."

"Ik begrijp het wel", zegt prof.dr. G. Mols, hoogleraar strafrecht aan de Universiteit van Maastricht. "Als je het materiaal toch eenmaal hebt, waarom zou je het dan vernietigen. Misschien komt het ooit nog eens van pas. Zo breid je je databank lekker snel uit. Maar het klopt natuurlijk niet. Je moet veel strengere eisen stellen aan die databank. Wat komt er wel in, wat niet. Dat moet je duidelijk afspreken en ook nakomen."

"Daar zijn we nu mee bezig", aldus een woordvoerder van het ministerie van Justitie. Het ministerie zal in september met een zorgvuldige regeling komen voor vernietiging van celmateriaal en DNA-profielen, laat de woordvoerder weten.

Rompslomp

De roep om een dergelijke regeling wordt alleen maar sterker nu een versoepeling van de wetgeving omtrent het gebruik van DNA-onderzoek in strafzaken nadert. Want dat betekent nog meer verdachten, nog meer celmateriaal en nog meer DNA-profielen.

Dat er veranderingen komen, is duidelijk. Korthals meldt in zijn wetsvoorstel dat hij de wetgeving wil versoepelen omdat de DNA-test niet langer een bloedafname vereist. Daardoor is de inbreuk op de lichamelijke integriteit geringer. Korthals stelt voor om de eis van 'dringende noodzakelijkheid' af te zwakken. Een verplicht DNA-onderzoek is al toegestaan als het 'in het belang van het onderzoek' is. Bovendien is het niet langer nodig om de rechter-commissaris in te schakelen in gevallen waarin de verdachte wil meewerken. Een opdracht van de officier van justitie voldoet in zo'n geval. "Dat bespaart ons een hoop administratieve rompslomp", zegt Steensma, officier van justitie in de zaak van de Utrechtse serieverkrachter. Steensma: "Er bestaat de angst dat jan-en-alleman uiteindelijk in die databank terechtkomt. Dat lijkt me overdreven. Het blijft om misdadigers gaan. Ik als opsporingsambtenaar vind het een voordeel dat de wet wordt versoepeld. Trouwens, iedereen die in verzekering gaat komt ook in de vingerafdrukbank."

Volgens prof.dr. Th. de Roos, hoogleraar strafrecht aan de universiteit van Leiden gaat de vergelijking met de vingerafdruk niet op. "Er wordt dan wel gezegd, ach, het is maar wangslijm. Maar je moet toch het lichaam ín", aldus De Roos. "Bovendien is het een inbreuk op het principe dat een verdachte niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling. De DNA-test is een zwaar middel." Volgens De Roos gaat het er steeds meer op lijken dat de DNA-test wordt verheven tot een soort routine-onderzoek. "Ik ben daar tegen."

Inmiddels heeft minister Korthals laten weten ook de strafgrens voor het afnemen van een DNA-test te willen verlagen. In zijn wetsvoorstel houdt hij nog vast aan de bestaande grens van acht jaar, maar tijdens een kritische bespreking van zijn wetsvoorstel in de Tweede Kamer en het succes van het proefproject 'DNA bij inbraken' neigt Korthals (VVD) ernaar de grens te verlagen. In september neemt hij een beslissing, aldus zijn woordvoerder.

Korthals laat intussen de kosten van een dergelijke verruiming inventariseren. De DNA-onderzoekers van het Gerechtelijk Laboratorium behandelen nu ongeveer 700 gevallen per jaar. Gaat de strafgrens naar vier jaar, dan zouden er jaarlijks duizenden gevallen bijkomen. "Bij drie tot vijf procent van alle inbraken blijven er biologische sporen achter", zegt DNA-deskundige Kockx. "Dan praat je over circa 5.000 extra gevallen." Hij verwacht dat er dan ten minste twee keer zoveel medewerkers nodig zijn. Op het moment telt het DNA-lab zeventien onderzoekers.

De Roos is tegen een verlaging van de strafgrens. "Politie en justitie willen ook gegevens over bijvoorbeeld inbraken gaan opslaan", aldus de hoogleraar strafrecht. "Dat gaat mij veel te ver. Wie komen er uiteindelijk allemaal in die DNA-databank terecht? Dat klinkt als Big Brother in aantocht."

Korthals geeft in zijn nieuwe wetsvoorstel ook aan dat DNA-profielen van belang kunnen zijn bij internationale onderzoeken. Kockx van het Gerechtelijk Laboratorium noemt een voorbeeld. "In Rotterdam werd een tijd geleden een roofmoord gepleegd. Op de plaats van het misdrijf werden twee peuken en een schaamhaar gevonden, waarschijnlijk van de dader. We hebben een DNA-profiel gemaakt, maar het spoor in Nederland liep dood. Driekwart jaar later werden in Engeland een paar Polen opgepakt voor de moord op een aantal bejaarden. Hun handpalmafdruk kwam in een internationale gegevensbank en die koppelde de afdruk aan de Rotterdamse roofmoord. We hebben op aanvraag wat bloed gekregen van de Polen. Het DNA-profiel van een van hen bleek te matchen met de profielen van de peuken en het schaamhaar."

In '91 zijn er tijdens een bijeenkomst van forensische wetenschappers in Mainz afspraken gemaakt over het opzetten van een Europees netwerk van DNA-databanken. Er is al een naam: European DNA Profiling Group (EDNAP). Elk land is in dat netwerk vertegenwoordigd door één forensisch laboratorium. Voor Nederland is dat het Gerechtelijk Laboratorium in Rijswijk. Er is echter voor zo'n Europese databank noch de juridische basis, noch de benodigde afstemming van de verschillende methodes op elkaar, aldus Kockx.

Hij wijst er ook op dat de grote kracht van de DNA-test, zijn gevoeligheid, meteen zijn zwakte is. Aan een sigarettenpeuk of een aantal haren heeft de DNA-deskundige al voldoende. Een slimme misdadiger verzamelt dus andermans peuken, haren, kauwgoms, mondkapjes en laat dat materiaal rondslingeren op de plaats van het misdrijf. "Dat kan het oplossen van een zaak bemoeilijken", zegt Kockx. "Hetzelfde probleem zag je bij de vingerafdruk. Toen die als bewijsmateriaal werd geaccepteerd, gingen de misdadigers handschoenen dragen. Bovendien tref je tijdens onderzoek ook afdrukken van bijvoorbeeld ambulancepersoneel aan, of van bezoekers die eerder op de plaats van het misdrijf zijn geweest. We zien wel wat de misdadigers nu allemaal verzinnen."

De test


Wat haarwortels in een achtergelaten bivakmuts, een beetje speeksel op een sigarettenpeuk of een kauwgom, een paar korreltjes troep vanonder de vingernagels, een druppel bloed of sperma, wat huidcellen. Meer is tegenwoordig niet meer nodig voor een DNA-test. "De test is in de loop der jaren gevoeliger geworden", zegt dr. A. Kloosterman, DNA-deskundige bij het Gerechtelijk Laboratorium in Rijswijk. "Bij de oude test had je bijvoorbeeld enkele honderden haren nodig. Nu heb je aan tien haren al voldoende. Met moderne tests heb je bijvoorbeeld ook aan enkele zaadcellen al genoeg. Vroeger was er veel meer nodig."

De DNA-test die bij het forensisch onderzoek wordt gebruikt, is 'anoniem'. Hij verraadt niets over de erfelijke eigenschappen van de geteste persoon. Uit het DNA-profiel is niet af te leiden of de persoon in kwestie een verhoogde aanleg heeft om darmkanker te ontwikkelen of de ziekte van Huntington krijgt. Het profiel zegt niets over de kleur van de ogen, de grootte van de oren of de steilheid van de haren. De DNA- test richt zich dan ook niet op een of verscheidene van de naar schatting 80.000 genen die de mens bezit. De genen bepalen weliswaar de erfelijke eigenschappen, maar ze maken slechts vijf procent uit van het totale DNA dat uit drie miljard basen, ofwel erfelijke letters, bestaat. De overige 95 procent (2.850 miljoen basen) staat bekend als junk-DNA. De functie van dit 'genetisch afval' is niet helemaal duidelijk. De huidige DNA-test richt zich juist op dat genetische afval.

Junk-DNA barst van de herhalingen, de repeats. Het zit vol met stukken DNA die 20 tot 200 basen lang zijn en zich honderden of zelfs vele duizenden keren herhalen. Bij de DNA-test gaat het om de short tandem repeats (STR), korte stukken DNA die 5 tot 25 basen lang zijn en zich 5 tot 75 keer herhalen. Hoe vaak dat precies is, varieert per persoon. De DNA-test 'telt' hoeveel keer een bepaalde STR zich herhaalt.

Met een STR is het statistisch gezien mogelijk om zo'n zeventig mensen van elkaar te onderscheiden. De Nederlandse bevolking telt echter zo'n 16 miljoen inwoners. Een STR voldoet daarom niet. De DNA-test die men bij het Gerechtelijk Laboratorium gebruikt telt het aantal herhalingen van zeven verschillende STR's. Binnenkort worden dat er tien. "Met zeven STR's heb je een match van een op de miljoen. Met tien STR's wordt dat een op de miljard. Ruim voldoende voor ons land", aldus Kloosterman.

Zo'n match berust op een kansberekening. De onderzoekers maken eerst een DNA-profiel van het sporenmateriaal dat op de plek van de misdaad werd aangetroffen. Vinden ze dat profiel terug bij een verdachte dan kunnen ze met grote zekerheid zeggen dat hij ook de dader is. Statistisch gezien is het namelijk zo dat van de een miljard mensen maar één persoon dat profiel heeft.

Toch is die statistiek niet waterdicht. De test kan bijvoorbeeld geen eeneiige tweelingen van elkaar onderscheiden. Ze zijn genetisch identiek en hebben dus ook een vergelijkbaar DNA-profiel. De rest van de familie is wel van elkaar te onderscheiden.

Rassenkenmerken zijn niet aan de STR's af te lezen, laat Kloosterman weten. Ook de aanleg voor erfelijke ziektes is aan de gekozen STR's voor zover bekend niet af te lezen. Kloosterman: "En als dat in de toekomst toch mocht blijken, dan zoeken we andere STR's waarvoor dat niet geldt."

De zaak-Guy Georges

Marc Chavannes
Stel: het DNA-profiel van Guy Georges, de 'seriemoordenaar van Oost-Parijs', was eerder gebruikt. Zouden sommige van de zeven moorden en vier of meer verkrachtingen, die hij op zijn naam heeft staan, dan voorkomen zijn?

Het was deze week vier jaar geleden dat de Nederlandse Helène Frinking, een jonge psychomotorisch therapeute bij een psychiatrisch ziekenhuis, in haar Parijse appartement door Guy Georges werd verkracht en vermoord. In het najaar van '94 had Georges zijn methode (insluiping, bedreiging met een mes, verkrachting en moord) twee keer eerder toegepast: in november op een jonge Française in een parkeergarage, in december op de Nederlandse Agnes Nijkamp in haar appartement.

Na deze serie duurde het tot vorig jaar 26 maart voordat de politie Guy Georges oppakte - twee moorden en een verkrachting later. Het was nog bijna een kwestie van toeval. Alleen doordat de Parijse rechter van instructie een voorkeur had voor de methode van een laboratorium in Nantes - waar men door een net-verijdelde aanranding in september '95 toevallig beschikte over DNA van Guy Georges - kon worden vastgesteld dat hij ook de dader moest zijn van de Oost-Parijse reeks. Zo wist men een serie delicten aan elkaar te koppelen. "Databanken met genetische profielen zijn hoognodig. Hoe Europeser hoe beter", zegt Anne Gautier, de Franse moeder van Helène Frinking. Ze heeft het onderzoek naar de seriemoordenaar de afgelopen jaren op de voet gevolgd en waar mogelijk getracht te bevorderen. Het justitieel onderzoek is deze week eindelijk afgerond, het proces kan op zijn vroegst in 2000 beginnen. "Zijn proces interesseert me matig", aldus Gautier. "Wat mij meer bezighoudt is dat anderen, die nog vrij rondlopen, worden opgepakt. Er zijn zo veel missers gemaakt bij politie en justitie. Laat het proces een mijlpaal worden opdat bepaalde zaken echt worden veranderd."

In Frankrijk is, mede door toedoen van de bijna hysterische angst voor de seriemoordenaar van Oost-Parijs, medio 1998 een wet aangenomen die voorziet in oprichting van een genetische databank. De aandacht was gering, het was tijdens de WK-voetbal. Sindsdien is geen haast gemaakt om de wet in te voeren. Gautier: "Ik ga niet nog eens vier jaar wachten. Er blijven jonge vrouwen sterven." Voorlopig blijft het gebruik van DNA afhankelijk van toevallige rechters en toevallige laboratoria.

Anne Gautier vraagt zich af of Georges niet nog meer, onopgehelderde moorden op zijn kerfstok heeft. Wat deed hij bijvoorbeeld tussen 7 januari en 10 november 1994? Recidiveerde hij toen misschien in Nederland? Tegen een justitiële psychiater heeft hij meer dan eens verteld dat hij genoeg had van Parijs en erg hield van het platteland en van Nederland. In Parijs koos hij twee Nederlandse vrouwen als slachtoffer uit. En uit zijn verleden blijkt dat hij zijn handen nooit lang thuishield als hij op vrije voeten was. In 1980 begon tehuiskind Guy Georges, toen 18 jaar, zijn afschuwelijke praktijken. Op zijn 36ste had hij maar 31 maanden van zijn volwassen leven niet in de gevangenis doorgebracht.

In die tien maanden in '94 dat Georges niet gevangen zat, had hij zelfs een baantje bij de gemeente en dus wat geld, en zijn van hem geen wandaden bekend - een prestatie die hij in geen enkele andere vrije periode heeft geëvenaard. Bestudering van het dossier van de moordenaar van haar dochter geeft mevrouw Gautier aanleiding te veronderstellen dat de man enige malen naar Nederland is gereisd en daar zijn kille ritueel heeft herhaald.

Navraag bij de Nederlandse ambassade in Parijs leert dat in de bewuste periode in heel Nederland 65 moorden zijn gepleegd, waarvan twaalf in Amsterdam. Hoeveel daarvan zijn opgelost, blijkt men in Nederland niet vast te kunnen stellen. Misschien dat toch een of meer onopgeloste gevallen tot opheldering gebracht kunnen worden door het DNA van Guy Georges te vergelijken met wat in Nederland nog beschikbaar is aan dadersporen van toen.

Uitwisseling van DNA-profielen tussen Frankrijk en Nederland ligt voor de hand. Frankrijk zal het niet aanbieden. Nederland moet er om vragen, want het gaat om eventueel onopgeloste Nederlandse zaken. Gautier: "Het is erg belangrijk voor ouders van slachtoffers een antwoord op hun vragen te krijgen. Al wordt maar één geval opgelost."

NRC Webpagina's
10 JULI 1999

Archief
Zaterdags Bijvoegsel



( a d v e r t e n t i e s )
WNF - Investeerin de natuur
Playboy - Alles wat mannen boeit
Centraal Beheer - Vraag vrijblijven een offerte aan

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)