|
|
|
NIEUWSSELECTIE
De hele krant op NRC's Webeditie voor het buitenland
|
Fiscus en privacy
In zijn hoedanigheid van fiscus schermt de overheid belastinggegevens af van particuliere gegadigden. Maar als het om de opsporing gaat, bepleit minister Korthals (Justitie) - de eerstverantwoordelijke bewindspersoon voor de privacybescherming - een nieuwe bevoegdheid voor de politie om de gegevens van gezochte personen na te trekken bij allerlei databanken. Het gaat de bewindsman voorshands slechts om de zogeheten NAW-gegevens (naam, adres, woonplaats). Dat lijkt niet iets om moeilijk over te doen. Het privacygehalte van dergelijke informatie is immers gering. Toch vinden veel particuliere databankhouders dat de relatie met hun klanten er niet is ten behoeve van de politie. Het is dan ook bepaald geen loze politiebevoegdheid die Korthals nastreeft. In menig onderzoek is het juist de kunst om algemene aanwijzingen vast te knopen aan een concrete persoon. Gegevens over naam, adres en woonplaats kunnen dan het sluitstuk vormen, zeker als de politie categorische vragen mag stellen: alle mensen in een bestand die de initialen F.J. hebben en in Leiden of omgeving wonen. De regering werpt het net bovendien verder uit. Zij bepleit verruiming van het DNA-onderzoek in strafzaken en is voorstander van uitbreiding van het cameratoezicht. Ook dit zijn technieken waar het uiteindelijk aankomt op het vinden van de NAW-sleutel. In het verlengde van deze simpele basisgegevens liggen bovendien al gauw nadere bijzonderheden over de relatie van de betrokkene met zijn contractpartners. Persoonsgevenscontrole is een sterke maatschappelijke trend. Het is oppassen met de simpele conclusie dat de privacy "dus" op z'n retour is. De nieuwe maatregelen zijn voor een belangrijk deel een reactie op toenemende mobiliteit en anonimiteit - en dus grotere bewegingsvrijheid voor het individu in de moderne samenleving. Wel vragen de nieuwe methoden om aangepaste spelregels. Het opvragen van NAW-gegevens is één ding; meer diepgaand graven in gegevensbestanden door de politie vraagt toezicht door de rechter. Net zoals traditionele methoden als een huiszoeking. De nieuwe methoden hebben bovendien hun praktische grenzen. Een goed voorbeeld is de zo populaire videosurveillance. Camera's alleen stoppen geen boosdoener. Primair is voldoende personeel om daadwerkelijk in te grijpen. Dat noopt tot een selectieve inzet van camera's. Deze praktische beperkingen gaan hand in hand met de principiëlere vragen die het volgen van willekeurige burgers van overheidwege oproept. In een recente brief aan de Tweede kamer, die cameratoezicht helemaal ziet zitten, waarschuwt minister Peper (Binnenlandse Zaken) - zelf een "fervent voorstander" - dat dit middel "onbedoelde effecten op de samenleving kan hebben". Als het op ruime schaal wordt toegepast, schept videosurveillance de mogelijkheid voor de overheid "op ongemerkte wijze het publieke leven van de burger te beïnvloeden". Cameratoezicht raakt aan fundamentele waarden van de democratische rechtsstaat, concludeert de bewindsman. Het vergt een helder juridisch kader in de vorm van wetgeving. Waakzaamheid is geboden maar heeft twee kanten.
|
NRC Webpagina's
10 JULI 1999
|
Bovenkant pagina |