|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
Jorgos Papadopoulos (1920-1999)
Nooit populair
Door F.G. VAN HASSELT
Papadopoulos heeft nooit echt aanhang gehad van enige betekenis, noch tijdens zijn regime, noch daarna, anders dan dictatoren als Mussolini, Franco en Perón. Er is nooit een menigte vrijwillig naar hem komen luisteren - dat gebeurde in afgesloten stadions waarheen de ambtenaren en de schooljeugd werden opgetrommeld. Hij heeft er nooit over gedacht een partij op te richten. Tot zijn gebrek aan populariteit droeg stellig zijn onaangenaam snerpende stem bij, alsmede de manier waarmee hij de Grieken voor 'ziek' en 'onrijp' hield. Dat hij zeseneenhalf jaar aan het bewind kon blijven, kan opmerkelijk worden genoemd en moet toch iets te maken hebben met een instinct voor wat de Grieken bewoog. Toch heeft Luns diezelfde Grieken na de junta korte tijd woedend gemaakt door zijn bewind 'relatief zachtmoedig' te noemen, maar hield daarmee misschien te weinig rekening met de gruwelijke martelingen die onder dit bewind gedijden. Wel bleef het aantal doden beperkt en toen dat bij de opstand op de Polytechnische Hogeschool in november 1973 uit de hand liep, was het ook met zijn macht gedaan. Jorgos Papadopoulos werd in 1920 in een dorp aan de noordkant van de Peloponessos geboren in een familie vol militaire tradities. Het was vanzelfsprekend dat ook hij een militaire opleiding volgde. Als jong officier speelde hij een belangrijke rol in de organisatie IDEA die reeds in de jaren vijftig dictatoriale dromen najaagde. In de jaren zestig vinden we hem aan de noordoostgrens bij de rivier Evros, waar hij het brein werd van de zogenaamde sabotageaffaire. Linkse elementen zouden tanks met suiker onklaar hebben gemaakt en de kersverse kolonel zou dit aan het daglicht hebben gebracht. Bij onderzoek bleek het een verzinsel - Papadopoulos had zelf de suiker in de tanks gestrooid - maar de regerende Centrumleider Jorgos Papandreou spaarde hem, waarbij het feit dat hij een streekgenoot was een rol zou hebben gespeeld. Na de val van Jorgos Papandreou in 1965 kwam kolonel Papadopoulos op een hoge post bij de KYP (geheime dienst) terecht. In die entourage werkte hij aan de voorbereiding van de staatsgreep van de kolonel, 21 april 1967, die des te onverwachter kwam omdat vrij algemeen een 'koninklijke staatsgreep' van de generaals tegemoet werd gezien. In de nieuwe regering nam Papadopoulos aanvankelijk genoegen met de portefeuille van Algemene Zaken, maar al gauw bleek dat hij het brein en het werkelijke machtscentrum was. Na de mislukte tegencoup van koning Constantijn (december 1967), die leidde tot het vertrek van de vorst, trok hij steeds meer ministerportefeuilles naar zich toe, totdat er spottend werd gezegd: "Wanneer wordt hij ook nog aartsbisschop?" De kort geleden eveneens overleden Jorgos Zoïtakis werd 'vice- koning', terwijl de iets populairdere brigade-generaal Patakós met Binnenlandse Zaken en kolonel Makarézos met Economie werd belast. Economisch ging het het bewind, mede door de wereldconstellatie, niet slecht en onlangs merkte iemand op dat Griekenland 'in die periode aan alle EU-normen voldeed'. In 1973 kwam echter, met de oliecrisis op de achtergrond, een grote terugval, met hoge inflatie en kolossale schuldenstijging. Op het gebied van de buitenlandse politiek stond het bewind zwak, al werd het geleidelijk door de Verenigde Staten - niet door Europa - aanvaard. Met Turkije kwam het al in december 1967 tot een echec toen Athene na een crisis op Cyprus werd gedwongen de divisie die Papandreou daarheen in 1964 had laten overbrengen, terug te trekken. In 1973 kondigde Papadopoulos een algemene amnestie af voor politieke gevangenen, die ook gold voor de man die in 1969 een moordaanslag op hem had gepleegd: Alekos Panagoulis. Later dat jaar riep hij na een referendum de republiek uit met hem zelf als president. In die functie begon hij aan wat hij zelf noemde een 'democratiseringsproces van binnenuit', waarbij de oude rechtse politicus Spyros Markezinis het premierschap kreeg toegewezen. Dit hele kaartenhuis stortte ineen door de studentenopstanden, eerst op de Juridische Faculteit, daarna op de Polytechnische Hogeschool in Athene. De man die jarenlang als chef van de militaire politie het vuile werk voor hem had opgeknapt, Dimitris Joannidis, bracht hem ten val. Na het herstel van de democratie in juli 1974 werden Papadopoulos en zijn junta-genoten niet meteen gearresteerd. Pas het jaar daarop kwam het tot een groot proces voor een bijzondere rechtbank, waarbij Papadopoulos alleen het woord 'present' uitsprak. Nadat het doodvonnis door premier Karamanlis in levenslang was veranderd, mochten de meeste van Papadopoulos' veroordeelde medewerkers om 'gezondheidsredenen' naar huis, met inbegrip van Patakós en Makarézos. Op het moment van zijn instorting verbleven in de voormalige vrouwenvleugel van de Korydallós-gevangenis - onder betrekkelijk luxueuze omstandigheden - nog zijn broer Konstandinos, zijn vijand Joannidis - met wie hij pas recentelijk weer gesprekken aanknoopte - en de voor de slachting bij de Polytechnion medeverantwoordelijke Jannis Dertilis. Oproepen ook van links om hem maar vrij te laten liepen vast op de eis van anderen dat hij eerst een 'spijtbetuiging' zou moeten tekenen, iets waartoe bijvoorbeeld Makarézos wel was overgegaan. Papadopoulos weigerde echter stelselmatig zoiets te tekenen. Of er ooit een biografie over Papadopoulos zal worden geschreven, is de vraag. Eigenlijk was hij een vrij saaie man.
|
NRC Webpagina's
28 JUNI 1999
|
Bovenkant pagina |