|
|
|
NIEUWSSELECTIE Mondriaan Stichting
|
Nederland is dwarsig op de Biennale in
Venetië
Door HANS DEN HARTOG JAGER
Het zou nog mooier zijn geweest als een ander plan van de Mondriaan Stichting, verantwoordelijk voor de Nederlandse bijdrage, zou zijn doorgegaan. Eind vorig jaar bedacht de stichting dat er tijdens deze Biennale ook een groepstentoonstelling zou worden georganiseerd om de Nederlandse kunst en bloc onder de aandacht te brengen. Dat was al vaker gedaan, maar nu was het moment optimaal: Rineke Dijkstra, Atelier van Lieshout, Marijke van Warmerdam en anderen hebben voor Nederlandse begrippen ongekend succes in het buitenland. Een tentoonstelling van hun werk zou de aandacht voor Nederland als kunstland flink versterken (een streven waarvoor de Mondriaan Stichting tonnen per jaar uitgeeft), en in de slipstream zouden kunstenaars als Job Koelewijn, Liza May Post en Suchan Kinoshita ook nog wat internationale aandacht kunnen vangen. Maar wat blijkt: er komt geen tentoonstelling omdat er geen locatie te vinden was, de geschikte palazzo's waren al aan andere landen vergeven. Een gênant staaltje mismanagement - alsof bij de Mondriaan Stichting niemand doorheeft dat je zulke projecten twee jaar van tevoren al kunt plannen. Daar staat tegenover dat de Nederlandse 'eer' door Van Golden ruimschoots wordt gered. Hoewel zijn tentoonstelling maar zeventien werken omvat, wordt goed zichtbaar hoe veelzijdig hij wel niet is en hoe goed hij de blik van de toeschouwer weet te 'kantelen'. Zo maakte Van Golden al een perfecte Sigmar Polke (twee soorten materiaal, in vlammend contrast naast elkaar gezet), lang voordat Polke dat zelf kon, en vervaardigde hij een aantal schilderijen waarop hij details van een 'dripping' van Jackson Pollock zo ver uitvergrootte, dat er in Pollocks wilde spatten zowaar gezichten of beesten te onderscheiden zijn. Het mooiste op Van Goldens expositie zijn echter de vijf 'zakdoekschilderijen'; die zijn zo gelaagd dat het je als toeschouwer begint te duizelen. Op het eerste gezicht lijken het gewone kopieën van grote zakdoeken. Dan zie je dat Van Golden ze als een monnik heeft geschilderd: lijntje voor lijntje, over elkaar heen en onder elkaar door, waardoor er een hallucinerend patroon van lijnen ontstaat. Maar dan zie je weer, onder het subtiele licht van het Rietveld-paviljoen, het linnen er doorheen schemeren, en worden het weer zakdoeken, maar ook humoristische commentaren op de abstracte schilderkunst. Dat is Van Golden op zijn best: als hij de toeschouwer met eenvoudige, stille beelden het hoofd op hol weet te brengen.
|
NRC Webpagina's
9 JUNI 1999
|
Bovenkant pagina |