M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Media treft geen blaam bij
Bijlmerenquête
Natasha Gerson en Wilja Jurg
Allereerst kost serieuze onderzoeksjournalistiek tijd en geld. Ondanks dat hoofdredacteuren het tegenovergestelde roepen, zijn ze in de praktijk alleen geïnteresseerd in dergelijke investeringen als er ook echt spectaculaire onthullingen te verwachten zijn. Maar volgens 'sensatiecriteria' zijn de conclusies van een goed onderzoek vaak helemaal niet spectaculair. In het geval van de Bijlmerramp en specifiek de gezondheidsklachten, werden verantwoorde verhalen voor de redacties al snel te specialistisch en te moeilijk te beoordelen bevonden. De meest genuanceerde en vooralsnog onweersproken artikelen en items vonden hun weg naar de wetenschapskaternen en -programma's. De politieke context en ook een breder bereik van de verhalen verdwenen daar helaas bij. Volgens Vasterman bleven louter "verontrustende, maar vaak slecht onderbouwde of soms zelfs feitelijk onjuiste verhalen" over om de voorpagina's en nieuwsrubrieken te halen. Maar zo was het nu ook weer niet. De taak van de journalistiek is niet het werk van de politiek te doen, maar zo onderbouwd mogelijk problemen aan te kaarten. Vragen stellen en vervolgens te kijken of de antwoorden kloppen. En dat gebeurde wel degelijk. Alleen bleken inzake de Bijlmerramp de bestuurlijke en politieke antwoorden meestal inadequaat, of bleven helemaal uit. Bovendien werd er ongelooflijk schichtig met de vragen omgesprongen. Dat is niet bepaald een indicatie dat er helemaal geen probleem was, en de Bijlmerramp een canard van begin tot eind, zoals Vasterman doet voorkomen. Ook de pers was onzeker. De aandacht van de media voor de Bijlmerramp vertoonde dezelfde hoge pieken en diepe dalen als de kwaliteit van de berichtgeving. Net zoals PvdA-Kamerlid Van Gijzel in parlementaire kringen met zuchten was omgeven (de 'Bijlmerboy'), werd ook de vaste kern van journalisten die zich in de Bijlmerramp had vastgebeten met wantrouwen en lede ogen aangezien. Al gauw betekende dat een Catch22-positie: het is een slechte journalist die ondanks prevalerende 'niet pluis'-vermoedens afhaakt. Tegelijkertijd was daar die vochtige grauwe dweil van onwil om de informatievergaring te bemoeilijken. Precies die vochtige, grauwe dweil die de hoofdmoot vormt van de conclusies van de enquêtecommissie. Tenslotte werden er hele rechtzaken gevoerd om het simpelste materiaal te krijgen. Verhalen zoals over plutonium en mycoplasma sloegen inderdaad helemaal nergens op. Ze waren nauwelijks onderbouwd, dus inderdaad te rangschikken onder de kop 'sensatiejournalistiek'. Maar ze hebben wel hun wortels in het veel eerder geconstateerde, accurate feit dat een klein deel van de lading bestemd was voor een instituut in Israel dat zich bezighoudt met onderzoek naar nucleaire en chemische wapens. Israel is natuurlijk geen Denemarken, dus dat dit journalistiek interessant gevonden werd, is niet verbazingwekkend. Dat is onderzoeksjournalistiek. De opzet van het aankaarten van deze feiten had wederom als doel het vinden van antwoorden en het uitsluiten van mogelijkheden, zoals het vermoeden dat componenten van de lading zich onbedoeld zouden kunnen vermengen tot een voor omwonenden en hulpverleners gevaarlijke stof. Ook telde het uitsluiten dat de onwil tot informatieverstrekking hieraan ten grondslag lag. Dat er uiteindelijk een parlementaire enquête voor nodig was om dat resultaat te verkrijgen, betekent niet dat de oorspronkelijke vragen niet gerechtvaardigd waren. En het was dus het uitblijven van onderbouwde antwoorden - niet de vragen - dat de weg plaveide voor latere paniekverhalen. Vasterman hekelt de primeur van het NOS-Journaal over de uraniumbesmetting die geconstateerd zou zijn bij Bijlmerbewoners en hulpverleners. Een ondeugdelijk bericht dat leidde tot een spoeddebat in de Tweede Kamer. Alleen, de onrust over verarmd uranium was er allang. Als er eerder deugdelijk (officieel) onderzoek was geweest, hadden de betrokkenen nooit in hun hopeloosheid hun zeer kostbare eigen onderzoek geëntameerd. Want er is wel het een en ander aan voorafgegaan. De aanwezigheid, als contragewicht, van het licht radioactieve, bij verbranding en inademing giftige verarmd uranium, werd in 1993 nog ten stelligste ontkend. Vervolgens was er jarenlang discussie over de - summiere en later inaccuraat gebleken - informatie. Al met al was het geen overbodigheid om daar aandacht aan te schenken. Alleen bleven de spoeddebatten, in de tijd dat er op een 'nette', rustige manier aandacht aan werd geschonken, altijd uit. Jammer dus dat sommige onderwerpen alleen met opgeklopte 'mediastormen' onder de aandacht van de politiek waren te brengen. "Waakhondfunctie prima, controleren van de macht uitstekend", schrijft Vasterman. Dan is het ook niet verwonderlijk dat journalisten, bij het aanhoudend noodsignaal van de betrokkenen, bezig bleven. Want laat er geen misverstand over bestaan: die signalen bleven er, en daarom de berichtgeving. Het was niet andersom, zoals Vasterman suggereert. De aanbeveling om beter onderscheid te maken tussen informeren en paniekzaaien is een waardevolle. Een serieuze milieukundige journalistieke benadering van de rapportage van GGD, RIVM en de diverse onderzoeksbureaus viel inderdaad nauwelijks nog te doen in de schaduw van al het machogeschreeuw over witte pakken, Israelische spionnen en dubbele ladinglijsten. Ondertussen werden door de overheid vooral de achteraf juist gebleken constateringen krachtig en op dreigende toon tegengesproken. Die geluiden werden op de geschrokken redacties vaak, tot frustratie van de journalisten, zonder meer geaccepteerd. De enige bottomline-conclusie die dan ook werkelijk over de berichtgeving over de Bijlmerramp valt te trekken, is dat wanneer er zes jaar lang getracht wordt de verslaggeving te smoren in zwijgen, non-informatie, ontkenning en soms dreigementen, de paranoia, de onrust en de onzin alleen maar zullen toenemen. Natasha Gerson is schrijfster en journalist en Wilja Jurg is onderzoeksjournalist.
|
NRC Webpagina's
11 MEI 1999
|
Bovenkant pagina |