|
T I T E L : |
La chaconne d'Auschwitz |
R E G I E : |
Michel Daëron |
In: Ketelhuis, Amsterdam (vr 20u, za zo 16u).
Operettes voor dokter Mengele
Door HANS BEEREKAMP
Dr. Joseph Mengele was elke
zondag een vaste bezoeker van het wekelijks concert, en mocht
persoonlijk het programma selecteren. Dirigente Alma Rosé, een
nicht van Gustav Mahler, had wel honderd en tien stukken op het
repertoire staan, in speciale arrangementen omdat blazers ontbraken.
Marsen waren favoriet bij het SS-publiek, ook omdat het marcherend
aantreden in rijen van vijf het tellen van de musici vergemakkelijkte.
Maar men vertolkte ook de Chaconne van Bach, werk van Schumann,
Dvorák, Smetana, en veel promenademuziek.
Het verhaal van het damesorkest in Auschwitz-Birkenau is al eens
eerder verteld, met name in een bekroonde Amerikaanse televisiefilm uit
1980 van Daniel Mann, de bewerking door Arthur Miller van Fania Fenelons
memoires Playing for Time. Veel indrukwekkender is de
documentaire La chaconne d'Auschwitz, een Frans-Nederlands-
Belgische coproductie, waarvoor regisseur Michel Daëron in negen
landen twaalf voormalige leden van de kampkapel opzocht: allen nu boven
de zeventig, en onderling zeer verschillend in hun verwerking van de
ongelooflijke ervaring.
Er zijn er die zich weinig meer kunnen of willen herinneren, en zelfs
betwijfelen of er echt werd gespeeld tijdens de selectie voor de
gaskamer. Anderen weten het nog precies. De Tsjechische gitariste loopt
aan de arm van de interviewster door een bos, en krimpt in elkaar, als
ze de letterlijke tekst reciteert van de operetteschlager, die alle
muzikantes mee moesten zingen bij de aankomst van een transport, enkele
minuten verwijderd van het crematorium: "Im weissen Rössl am
Wolfgangsee / Da steht das Glück vor der Tür."
Dezelfde vrouw ontmoet even later in de film in een Boheems Kurort voor
het eerst in 53 jaar een Hongaarse zangeres. Regisseur Daëron hoeft
weinig te ensceneren: het bejaarde publiek drinkt thee en eet taartjes,
uit de muziektent weerklinkt een mars die de beide dames meteen
herkennen en bij een fontein staan ze stil om naar het Ave Maria te
luisteren. Ook de kampbeulen waren destijds geroerd door romantische
muziek, de harde trek om hun gezichten verdween soms zomaar even.
Maar weinig later hoorden de muzikantes alweer schoten en kreten,
wanneer op weg van het concert naar huis andere kampbewoners dood werden
geschopt.
Daëron maakte van La chaconne d'Auschwitz een
bewonderenswaardig geserreerde documentaire, die de absurde feiten laat
spreken, met als contrapunten wat natuurschoon en oude foto's van nog
niet verwoeste jonge vrouwen met hun instrument. De film staat eerder in
de woedende traditie van Lanzmann en Ophüls dan in de pathetische
van Spielberg of Lindwer. Er zijn maar weinig documentaires met in beeld
sprekende overlevenden van de shoah die zo simpel en effectief, bijna
naïef overtuigen. Toch kon de Nederlandse coproducente Hetty
Naaijkens hier geen bioscoopdistributeur vinden en dreigde daarom
volgens de geldende bepalingen de bijdragen van Nederlandse
subsidiefondsen terug te moeten betalen. Het Ketelhuis, theater voor
Nederlandse films, bracht uitkomst en vertoont de documentaire nu als
enige. Drie keer, met de mogelijkheid van prolongatie.
|
NRC Webpagina's
5 MEI 1999
|