|
|
|
|
Opgesloten in zijn regenjas
Toneelstuk over Simon Carmiggelt
door Judith Eiselin Op de gang van het uitgestorven Polanentheater te Amsterdam past een man regenjassen. Het is maandagmiddag. De man is kort van stuk, gedrongen. Hij heeft pluimpjes aan zijn wenkbrauwen en een bril aan een touwtje. Lachrimpels doen zijn ogen naar een vaderlijke knipoog staan, toch imponeert zijn verschijning. Op de lachrimpels na is zijn gezicht glad en een beetje bol. Maar als hij zich even afwendt, dan terugdraait en begint te praten, krijg je een schok. Daar staat Simon Carmiggelt. Onmiskenbaar. Rob van de Meeberg (54), in zijn jonge jaren geëngageerd cabaretier, speelde eerder overtuigend Wim Kan en Johnny Jordaan in stukken speciaal gemaakt voor het Amsterdams Kleinkunstfestival. Vandaag gaat Simon Carmiggelt, 'n Stukkie in première, wederom een speciaal voor het festival gemaakte 'muzikale theaterdocumentaire'. Het stuk werd geschreven door de jonge Jurrian van Dongen en geregisseerd door Marcel Sijm. ,,Het is de taal die me Carmiggelt maakt'', zegt Van de Meeberg zelf. Om de juiste dictie te verkijgen trekt hij zijn onderkaak omlaag. Hij zet de vingers van zijn grote handen tegen elkaar, trekt de schouders een beetje op, tuurt schuin naar het plafond. Ineens druipt zijn voorkomen van de melancholie. Hij spreekt de eerste zin van de allereerste Kronkel: ,,Heeft u weleens met de vlakke hand op de Nachtwacht gekletst?'' Schrijver noch regisseur noch hoofdrolspeler noemen zichzelf echte Carmiggelt-fans. Jurrian van Dongen is vijfentwintig. Hij groeide op in Nunspeet en las op zijn hoogst ooit ergens een verdwaald Kronkeltje. Het literatuuronderwijs op zijn middelbare school en zijn latere opleiding aan de Kleinkunstacademie gingen volledig aan Carmiggelt voorbij. Nu beschouwt hij Carmiggelts werk als een ontdekking: ,,Ik moet per Kronkel zeker drie of vier keer lachen. De humor is tijdloos, het tempo wel ouderwets. Carmiggelt is altijd genuanceerd, dat is ook wel uit de tijd. Maar zijn stijl werd nooit een maniertje, terwijl bijvoorbeeld Arnon Grunberg daar nu al aan lijdt. Voorspelbaar werd Carmiggelt nooit.'' Hij beschouwt Simon Carmiggelt als een 'beroepsposeur': ,,Hij was bijna een imitatie van zichzelf, opgesloten in zijn regenjas, met eeuwig een opschrijfboekje in de hand. In de films van Bert Haanstra bijvoorbeeld zie je hem nooit eens laveloos of rood aangelopen van woede.'' In het stuk houdt Carmiggelt emotie op afstand door alles meteen in zorgvuldig proza te vertalen. ,,Beiden zwegen voor een moment'', zegt hij bijvoorbeeld tegen de zaal, daarmee de spanning van het moment opheffend. Regisseur Marcel Sijm (40) noemt Carmiggelt ,,die man van tv die mijn ouders leuk vonden.'' Voor hem was de schrijver een oude man, neuzelend over kroegen en kinderen. Van de Meeberg was er nooit toe gekomen Kronkels te lezen. Inmiddels is hij er, tijdens de lange repetitiedagen, zozeer in verdiept geraakt dat Carmiggelt zijn nachten volpraat. ,,Het maalt maar door.'' Adoratie Volgens Sijm is de onbekendheid met het oeuvre een voordeel. ,,Met adoratie kom je er niet. Wij waren onbevangen. Onze zoektocht naar wie hij was begon in ons eigen geheugen, want we hadden wel een beeld van hem. Later zagen we op video dat hij minder traag praatte dan we dachten. Maar we kozen voor de overdrijving. De herinnering komt verbazend sterk overeen van persoon tot persoon. Je moet het publiek zien te overtuigen dat Rob van de Meeberg Carmiggelt is. Gelukkig willen ze dat graag geloven, want ze hebben een kaartje gekocht.'' Niettemin is de regisseur zenuwachtig. Zijn hoofdrolspeler slaat hem herhaaldelijk op de schouders: ,,Het komt allemaal wel goed, jongen.'' Tijdens de tweede try-out begint een delegatie van een meisjesdispuut van het corps al gauw mee te zoemen met 'In a sentimental mood'. Om het stuk te waarderen moet je wel een Kronkelliefhebber zijn, denkt Jurrian van Dongen. ,,Anders denk je: waarom praat die man zo monumentaal?'' Wie goed thuis is in Carmiggelts werk hoort hoe vernuftig Van Dongen zinnen en passages uit Kronkels door het stuk vlocht, maar ook uit Renate Rubinsteins 'Mijn beter ik', het boek waarin ze schreef over haar verhouding met Carmiggelt. De liedjes in het stuk zijn merendeels gedichten van Carmiggelt. Van Dongen, Sijm en Van de Meeberg zijn een beetje bang voor eventuele familieleden en vrienden van Carmiggelt op de première. Van Dongen: ,,Het lijkt me zo afschuwelijk als iemand rond mijn vader een toneelstuk gaat zitten fantaseren. Het allerengste zou natuurlijk zijn als Carmiggelt zelf kwam kijken. Dat gaat daar een beetje met mijn leven zitten spoken, zou hij zeggen.'' Alle betrokkenen benadrukken dat het stuk fictie is, een interpretatie gebaseerd op feiten. Sijm: ,,Het speelt zich af in wat Carmiggelts hoogstpersoonlijke hemel geweest zou kunnen zijn.'' Achter een ronde koperen bar staat een barkeeper (Fred Florusse) in een grofwollen spencer. Er is maar een klant, een verlopen uitziende vrouw met een vilten hoedje (Rick Nicolet). Dan komt de schrijver binnensloffen. Gaandeweg wordt duidelijk dat de barkeeper Carmiggelts broer Jan is, die in 1943 omkwam in kamp Vught. Een buurman had hem verlinkt; hij verstopte een jodin. Het allereerste plan was een stuk te maken over de verhouding tussen Carmiggelt en Reve. Het iniatief kwam van Evert de Vries, organisator van het Kleinkunstfestival. Van Dongen las alle bundels, interviews en het vorig jaar verschenen boekje Simon Carmiggelt, een levensverhaal van Sylvia Witteman en Thomas van de Bergh. De vriendschap tussen Carmiggelt en Reve, eindigend in een ruzie waarbij Reve Carmiggelt onder meer van bejaardenhaat betichtte, leverde Van Dongen te weinig dramatische spanning voor een heel toneelstuk op. Bovendien hinderde hem zijn Reve-liefde. ,,Over hem zou ik geen stuk kunnen maken. Dan zou ik zijn taal moeten nabauwen. Ik zie het zo: Carmiggelt verkende in zijn Kronkels alle uithoeken van het Nederlands, Reve bedacht een geheel eigen dialect, een kunsttaal.'' In het uiteindelijke stuk komt Reve wel voor, maar uitsluitend met letterlijke citaten uit de Brieven aan Simon C. Tijdens een repetitie, twee weken voor de première, hurkt Fred Florusse als Reve neer voor een kruk en ontsteekt een waxinelichtje. De plechtigheid van het gebaar wordt verstoord doordat zijn knieën op twee kniebeschermers rusten, alsof Reve elk moment weg kan skaten. Vergeefs
Door een gesprek met Henk van Gelder, die bezig is met een biografie van Carmiggelt, kwam Van Dongen op het idee om het stuk rond 'de duistere broer' te schrijven. Zijn leven lang zou Carmiggelt, in Van Dongens interpretatie, letterlijk en figuurlijk gebukt zijn gegaan onder het lot van zijn broer. Hij was het die zijn ouders moest vertellen dat Jan gestorven was. ,,Alles tevergeefs'', mompelde vader Carmiggelt en zakte op de bank ineen. Niet veel later stierf hij. ,,Hij loste op van verdriet'', staat er in het stuk. Volgens Rob van de Meeberg was Jan de ideale zoon die het maken zou, Simon was maar een krabbelaar die volgens zijn vader niets kon en niets wist. De identificatie van barkeeper met broer bleek tijdens een vroege try- out moeilijk te maken voor het publiek. De uitleg werd daarom explicieter dan zowel auteur als regisseur aanvankelijk wensten. In een scène waarin Carmiggelt tijdens een literair avondje in de provincie een glimpje woede toont, vertelt hij over Jan. Zijn boosheid is veroorzaakt door de bekende dominee Buskes, die in Het Vrije Volk het gehele Nederlandse volk hekelde om de lafheid jegens de joden in de oorlog. Niet iedereen, maar bijna iedereen gedroeg zich zo, benadrukt Carmiggelt. Er waren immers ook uitzonderingen. ,,Kijk, in de oorlog had ik een broer, of nee, wat zeg ik een vriend. Piet, heette hij'', zegt Van de Meeberg en kijkt even om naar broer Jan. Hij laat zijn lip een miniem beetje trillen en spert de ogen even boos open. Dan is hij weer de beheerste auteur. In werkelijkheid schreef Carmiggelt een Kronkel over deze 'verzetsman Piet', die eigenlijk broer Jan was. Vijf delen heeft het stuk. In de bar is het voor eeuwig 1943, maar Carmiggelt draagt steeds een andere regenjas. ,,Deze is meer Horst Tappert dan Simon Carmiggelt, maar ja'', zegt Van de Meeberg over een van zijn vijf jassen. Hij heeft ook vijf verschillende brillen op, waaruit moet blijken hoe de tijd verstrijkt. De modernste jas en bril draagt hij in de epsisode gewijd aan zijn verhouding met Rubinstein. Het kledingstuk staat hem niet, zegt de vrouw aan de bar, een opmerking die in werkelijkheid door Rubinstein werd gemaakt. Van Dongens stuk kiest in zekere zin partij voor Carmiggelts vrouw Tiny, tegen Renate. In de rol van Tiny zingt Rick Nicolet een prachtig berustend lied, zonder meelijwekkend te zijn. Het is een gedicht van Karel Bralleput, Carmiggelt dichterspseudoniem, over de toewijding van de schrijversvrouw, die geen jurk kopen kan en altijd maar moet wachten tot haar man uit de kroeg komt. De laatste, innige regel luidt: ,,Zij heeft hem lief.'' Als Rubinstein ten tonele verschijnt, blijkt hoezeer broer Jan het geweten van Carmiggelt is. Woedend is hij, over het bedrog en de triomf. Voor het eerst trekt Carmiggelt zich weinig van hem aan. Als Carmiggelt aan het eind dood is, vraagt de vrouw in de bar: ,,Die mevrouw eh... Rubenstein, was dat nou echt een leuk mens?'' Jurrian van Dongen bedacht een antwoord: ,,Ik was verliefd, mevrouw'', zegt Carmiggelt. ,,Misschien nog wel meer verliefd op het verliefd zijn.'' Maar regisseur Sijm schrapte dit. Hij vond de liefde in Mijn beter ik mooi en integer. ,,Bovendien is alleen de vraag interessant, niet het antwoord'', zegt hij na de tweede try out. Jurrian van Dongen daarentegen ergerde zich aan het ,,gebrek aan zelfrelativering en de humorloosheid. Je voelt je als lezer een beetje viezig. Bijvoorbeeld als je leest hoe Carmiggelt naakt door het huis wandelde.'' In het stuk uit Carmiggelt dan ook nog wel de wens dat ze dat niet opschrijft. Simon Carmiggelt, 'n Stukkie is geen heiligverklaring. Van Dongen laat Carmiggelt tegen Tiny rustig slechte grappen maken waar hij zelf om lacht. Maar pas in het laatste deel van het stuk, als Carmiggelt dood is, komt hij luidop schaterend de bar binnen. Hij legt zijn regenjas af. De rollen zijn omgedraaid. Nu is broer Jan boos en verontwaardigd over hoe snel Carmiggelt vergeten is. Maar het kan de schrijver niets meer schelen. Vrolijk en joyeus, werkelijk bevrijd, werd Simon Carmiggelt volgens de makers van het toneelstuk niet op 5 mei 1945, maar pas na zijn dood.
'Simon Carmiggelt, 'n Stukkie' is te zien tijdens het Amsterdams Kleinkunstfestival van 26 maart t/m 3 april in theater Bellevue, Leidsekade 90, Amsterdam, aanvang 20.30 u. Inl. 020-4289690.
|
NRC Webpagina's
26 MAART 1999
Domicilie,
|
Bovenkant pagina |