M E D I A
|
NIEUWSSELECTIE
|
Soms moet arts de camera uit laten zetten
Een spreekkamer is niet toegankelijk voor onbevoegden
E.J.C. de Jong
Het is daarom misschien niet vreemd dat er tot nog toe geen enkele enigszins relativerende reactie is gekomen op het onlangs door de NCRV uitgezonden drieluik over het Westeinde ziekenhuis. In deze documentaire werd een beeld geschetst van hetgeen artsen, verpleegkundigen en in het bijzonder patiënten in een ziekenhuis doormaken, met de nadruk op situaties waarin het medisch handelen er niet (meer) toe leidt dat de patiënt werkelijk geneest. Over het algemeen is deze documentaire goed ontvangen. Niettemin lijkt een enigszins kritische reactie op zijn plaats, omdat deze televisieproductie beelden bevatte die naar mijn weten niet eerder in een Nederlands televisieprogramma te zien zijn geweest. In de eerste aflevering wordt in beeld gebracht hoe een vrouw van 82 jaar, opgenomen op een intensive care-afdeling, wegens haar slechte gezondheidstoestand beademd moet worden. Vervolgens zien wij de oude vrouw regelmatig in beeld terwijl zij aan het beademingsapparaat ligt, in slaap gehouden met medicijnen. Uitgebreid wordt daarna het overleg tussen artsen en verpleegkundigen over deze vrouw getoond en zijn wij getuige van de manier waarop zij uiteindelijk besluiten de behandeling van de vrouw te staken. Terwijl de behandeling beëindigd wordt, en ook later als de vrouw sterft, blijft de camera draaien, inzoomend op de monitor naast haar bed waarop haar laatste hartslagen te zien zijn. Naast het bed zit haar zoon met zijn partner en ook zij ontsnappen niet aan het allesziende oog. Waarom wordt hier een grens overschreden en door wie? Begrijpelijk is dat televisiemakers een grote belangstelling hebben voor de gezondheidszorg. De gezondheidszorg immers is een terrein vol emoties en het in beeld brengen van dergelijke emoties kan mooie televisie opleveren en goede kijkcijfers garanderen. Wat men ook moge vinden van de integriteit van de programmamakers, hun drijfveren zullen vaak invoelbaar zijn. Een ander probleem ontstaat echter wanneer men zich afvraagt hoever artsen, verpleegkundigen, directies van zorginstellingen en anderen mogen gaan in hun medewerking aan dergelijke programma's. Op dergelijke hulpverleners rust immers een geheimhoudingsplicht in de ruimste zin van het woord. Zij dienen er voor te zorgen dat iedereen die hulp nodig denkt te hebben zich tot een hulpverlener kan wenden, zonder daarbij de angst te hebben dat zijn privacy geschonden wordt. Dat betekent dat een hulpverlener niet over een patiënt praat met personen die niets met die patiënt te maken hebben. Het betekent ook dat een spreekkamer, een operatiekamer of een intensive care-afdeling niet toegankelijk mogen zijn voor hen die daar niets te zoeken hebben. Hulpverleners hebben een belangrijke rol in het handhaven van deze maatschappelijk belangrijke waarde, nu de bedreigingen van buitenaf niet onaanzienlijk zijn. Want het zijn niet alleen televisiemakers die graag eens in het ziekenhuis komen kijken. Ook de politie kan bijvoorbeeld belangstelling hebben, of een verzekeringsmaatschappij die het medisch dossier van een overleden patiënt wil inzien. Dergelijke bedreigingen van buiten kunnen door hulpverleners slechts ten dele worden geweerd, maar waar dat mogelijk is zal de hulpverlener daartoe zijn uiterste best moeten doen. Betekent dit nu dat nooit in een ziekenhuis gefilmd mag worden? Uiteraard niet. Daar waar het belang van de patiënt in het geding is, mag diezelfde patiënt ook afstand doen van zijn recht en de camera toestaan. Soms is het zelfs toegestaan dat niet de patiënt die toestemming verleent, maar zijn vertegenwoordiger. Die vertegenwoordiger dient daarbij wel het belang van de patiënt te dienen. Als dat niet het geval is, heeft die toestemming geen waarde. Bovendien is het niet zo, dat toestemming van de patiënt of van zijn vertegenwoordiger zonder meer voldoende is om als ziekenhuis de camera maar toe te laten. Het is immers zo, dat een hulpverlener zich als een goed hulpverlener dient te gedragen. Dat betekent onder meer dat hij soms voor de patiënt in de bres zal moeten springen, ook als deze zelf of zijn vertegenwoordiger geen bezwaren zien. Die verplichting rust zwaarder op de hulpverlener naarmate de patiënt zelf niet meer in staat is een beslissing te nemen en zijn vertegenwoordiger dat moet doen. In de wet komt men die zorg van een goed hulpverlener, als extra waarborg voor de patiënt, regelmatig tegen. En dan kan het zo zijn dat ongeacht het feit dat er misschien toestemming is verleend, artsen en verpleegkundigen toch te ver gaan wanneer zij toestaan dat de camera aanwezig is bij de patiëntenbesprekingen, bij de gesprekken die zij met patiënten en familie hebben en bij het sterven van een wilsonbekwame patiënt. Zeker wanneer het toelaten van een camera tot gevolg heeft dat daardoor patiënten - die zichzelf daar niet tegen kunnen verdedigen - in al hun ellende in beeld worden gebracht, zullen hulpverleners dat vanuit hun professionele verantwoordelijkheid moeten verhinderen. Daarbij speelt niet alleen de bescherming van de privacy van de patiënten die daadwerkelijk in beeld worden gebracht een rol. Ook is het van groot belang te voorkomen dat de indruk kan ontstaan dat men ook in het ziekenhuis niet meer aan de camera kan ontsnappen, zelfs niet als men stervende is. Want ongeacht dat achter dergelijke televisieprogramma's goede bedoelingen schuilen, zal het op televisie laten verschijnen van uiterst kwetsbare patiënten slechts zelden gelegitimeerd kunnen worden, doordat het belang dat daarmee gepaard gaat groter is dan het recht van patiënten op bescherming van hun privacy. Dat artsen en verpleegkundigen hun dilemma's in beeld willen brengen kan op zich nuttig zijn, maar het is niet juist als zij daarbij hun verplichtingen uit het oog verliezen. E.J.C. de Jong is jurist.
|
NRC Webpagina's
5 JANUARI 1999
|
Bovenkant pagina |