|
|
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Scherper asielbeleid
Terugkeerproblemen zijn echter niet exclusief Nederlands. Ook andere Europese staten slagen slechts mondjesmaat in daadwerkelijke repatriëring. Ze nemen er wellicht wel eerder genoegen mee dat afgewezen vreemdelingen ondergronds gaan. Voor Nederland is typerend dat het zijn terugkeerbeleid mede heeft gekoppeld aan ontwikkelingsprojecten in arme landen van herkomst om een menswaardige terugkeer te bevorderen. De koppeling aan hulp maakt ons land chantabel, zo werd nog niet zo lang geleden in de Tweede Kamer opgemerkt. Het blijft nog zoeken naar de juiste vorm. Het Nederlandse initiatief wordt in andere Europese hoofdsteden intussen wèl oplettend gevolgd. Het heeft trouwens een precedent: Duitsland betaalde reeds voor de terugkeer van Vietnamezen. DE ECHTE PIJN lijkt hem toch vooral te zitten in de toelating van asielzoekers en niet de terugkeer. Italië was relaxter over de toevloed van Koerden begin dit jaar dan Nederland en Duitsland, die dan ook als uiteindelijke bestemming van deze mensen golden. Er bestaan binnen de Europese Unie fraaie akkoorden (Schengen, Dublin) om de behandeling van individuele asielverzoeken toe te delen aan telkens één staat. Dat zou Nederland enkele tientallen procenten kunnen schelen. Maar in de praktijk blijken de Europese partners zulke hoge eisen te stellen aan de bewijslast bij terugname van een asielverzoek, dat dit voornamelijk een papieren mogelijkheid blijft. Toch begint het Verdrag van Amsterdam, waarin asielbeleid uiteindelijk Europese gemeenschapszaak wordt, schaduwen vooruit te werpen. De Europese Commissie heeft vlak voor de zomer een voorstel ingediend voor een gezamenlijk fonds voor de opvang van grote stromen ontheemden, zoals in het geval van Bosnië. Het belang zit niet in die paar centen van een noodfonds, maar in de gezamenlijke beslissing van de lidstaten dat men bepaalde ontheemden niet kan terugsturen. En in de daarin besloten erkenning dat deze ontheemden eerlijk dienen te worden gespreid binnen Europa. Voorlopig overheerst echter nog het afschuifmodel. Men spreekt wel van een pingpongspel met asielzoekers tussen de opvangstaten. Dus zal Nederland behalve op zijn humanitaire traditie ook op z'n tellen moeten passen. De tweede paarse coalitie wil aanscherping van het asielbeleid. Met name de duur van de procedures is een zorg. Hoe meer een asielzoeker zich hier hecht, zo is de redenering, des te moeilijker wordt het hem weg te sturen na afwijzing. Deze omstandigheid moet niet worden gedramatiseerd, bijvoorbeeld door asielzoekers hangende de behandeling van hun verzoek iedere zinvolle activiteit te ontzeggen. Dat leidt al gauw tot vormen van hospitalisering die hen minder weerbaar maakt - ook als het aankomt op terugkeer. Ook hier verdient het ontwikkelingsmodel een kans. VERSNELLING VAN de procedures kan het best worden bereikt door eindelijk eens ernst te maken met de eerste verhoren van asielzoekers. Nu worden lastige vragen maar al te vaak ambtelijk doorgeschoven naar een volgende (beroeps-)ronde. De noodzaak te investeren in de eerste fase van de asielprocedure werd enkele kabinetten geleden reeds aangegeven door een commissie die werd voorgezeten door een befaamde insider, oud-secretaris-generaal van het ministerie van Justitie A. Mulder. Dit advies is verschillende malen herhaald, maar steeds komt er wat tussen. Ook de zogeheten 'statusparade' (een veelheid van verschillende verblijfspapieren voor asielzoekers) moet volgens de coalitiepartners worden gesaneerd. Dit dient inderdaad de helderheid. Maar met de helderheid in het vreemdelingenbeleid is iets wonderlijks aan de hand. Willen wij dat wel? De Koppelingswet, die gemeenschapsvoorzieningen ontzegt aan illegale vreemdelingen, is helder. Toch gaat de invoering gepaard met protesten, ook van gemeentebesturen (mede-overheden), tegen deze kille, administratieve vorm van uitsluiting. Daarbij wordt licht vergeten dat juist is gekozen voor administratieve controles om medewerkers op de werkvloer gewetensconflicten te besparen. Ook moet onder ogen worden gezien dat het alternatief voor de Koppelingswet al gauw neerkomt op een harder uitzettingsbeleid. WAT WILLEN wij eigenlijk? Bijna twintig jaar geleden werd een Kamerdebat over het als hard ervaren beleid van de toenmalige staatssecretaris Haars in deze krant gekarakteriseerd als ,,veel kritiek maar geen fundamentele afkeuring''. Door de jaren heen is vooral opmerkelijk hoe sterk de politieke overeenstemming is over een restrictief toelatingsbeleid. Dat kan moeilijk anders omdat er aan toelating vrij veel vastzit: sociale zekerheid, gezondheidszorg, huisvesting. De 'olievlekwerking' van het vreemdelingenbeleid heet dat. Ten behoeve van rondetafelgesprekken over het vreemdelingenbeleid heeft het ministerie van Justitie onlangs een rondgang gemaakt langs een aantal bij deze olievlek betrokken beleidsfunctionarissen. Bij de geestelijke volksgezondheid zit een probleem, maar verder was er een verrassende eensgezindheid dat het opnamevermogen van Nederland voor toegelaten vreemdelingen op de middellange termijn voldoende is. Zeker bij de huidige stand van de economie. Maar dankzij restrictieve toelating.
|
NRC Webpagina's
25 JULI 1998
|
Bovenkant pagina |