2. Het grote steden beleid
Met het grote stedenbeleid is in de afgelopen periode een goede koers ingezet, gericht op het versterken van de potenties van de steden en het aanpakken van de problemen. De resultaten worden nu zichtbaar. Ook in de komende periode vragen de problemen en de mogelijkheden van de steden expliciet aandacht. Het grote stedenbeleid wordt dan ook voortgezet, met nadruk op continuïteit, consistentie en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Het accent zal daarbij liggen op versterking van de drie pijlers van het grote stedenbeleid; de economische, de fysieke en de sociale infrastructuur.
Op diverse terreinen wordt in de komende jaren extra geïnvesteerd in zaken die met name voor de steden van belang zijn en daar ook meer dan evenredig zullen neerslaan. Het betreft onder andere de extra middelen die worden uitgetrokken voor onderwijs, veiligheid, zorg, de bestrijding van werkloosheid, maar ook voor sport en cultuur en voor infrastructuur en economische structuurversterking. In het kader van de ruimtelijke en economische structuurversterking wordt voor de versterking van de vitaliteit van steden 4,8 miljard beschikbaar gesteld in de periode tot 2010. Hieronder vallen investeringen voor bedrijventerreinen, monumentenzorg, stedelijke vernieuwing, lokale milieuhinder en sleutelprojecten. Verder is in dit kader van belang dat de ontwikkeling van de gemeentefondsuitkering royaler zal zijn dan in de afgelopen periode (reële groei gemiddeld 2% per jaar versus 0,3 % per jaar).
Het is, juist voor de grote steden en ten behoeve van achterstandswijken in andere gemeenten, van belang dat die extra middelen en inspanningen integraal en probleemgericht worden ingezet. Decentralisatie, ontschotting en ontkokering blijven belangrijk. De rijksoverheid heeft hier een bijzondere verantwoordelijkheid en er zal dan ook op korte termijn, gecoördineerd door de minister van Binnenlandse Zaken als eerstverantwoordelijke minister, initiatief worden genomen om met de steden en de VNG op korte termijn meerjarige afspraken te maken over de inzet van middelen van rijk en van gemeenten, gericht op versterking van de sociale en economische infrastructuur. In het bijzonder zal daarbij aandacht worden besteed aan voorzieningen voor mensen in achterstandsposities, zoals de risico-jeugd, langdurig werklozen, dak- en thuislozen en mensen die tijdelijk in crisissituaties verkeren.
Bij de vormgeving van deze afspraken worden onder meer de adviezen van de SER
betrokken.
De coördinerende bevoegdheid van de bewindspersoon verantwoordelijk voor het grote stedenbeleid wordt versterkt. Hiertoe krijgt hij budgettaire medeverantwoordelijkheid voor rijksuitgaven in de sfeer van het grote stedenbeleid. Ook wordt een extra-comptabele opstelling voor rijksuitgaven in het kader van grote stedenbeleid geïntroduceerd. Er komt een fonds leefbaarheid grote steden voor investeringen in onder meer sociale infrastructuur en leefbaarheid.
Onder nader te stellen condities zullen op deelterreinen of voor specifieke probleemwijken ook andere steden met een vergelijkbare (deel)problematiek gebruik kunnen maken van instrumenten van het grote stedenbeleid.
3. Koninkrijksrelaties
Het onderhouden van goede betrekkingen met de Nederlandse Antillen en Aruba en het coördineren van het Nederlandse beleid wordt opgedragen aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Daartoe is een nieuw Directoraat-Generaal voor Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties gevormd. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt hiertoe bijgestaan door een staatssecretaris in het bijzonder belast met Koninkrijksrelaties.
Het begrotingshoofdstuk IV voor de samenwerking met de Nederlandse Antillen en Aruba blijft een apart begrotingshoofdstuk. Nederland draagt bij aan de maatschappelijke ontwikkeling, de versterking van het bestuur, economie en werkgelegenheid en de rechtshandhaving van de Koninkrijkspartners. Van groot belang is dat de gezondmaking van de overheidsfinanciën van de Nederlandse Antillen wordt voortgezet. De Nederlandse .Antillen hebben daarin in eerste instantie een eigen verantwoordelijkheid.
Voor de rechtshandhaving zijn verdere versterking van de justitiële samenwerking en de voltooiing van de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba cruciaal.
77
Ontwerp-regeerakkoord d.d. 18 juli 1998
VIII Veiligheid
1. Inleiding
2. Politie
a. Bestel
b. Goede politiezorg
3. Openbaar ministerie en rechterlijke macht
78
Terug naar overzicht