Zie ook: ARTIKELEN OVER HET ONTWERP-REGEERAKKOORD
l. Inleiding 2. Kwaliteit, verantwoording, organisatie 3. Basis onderwijs 4. Voortgezet onderwijs 5. Beroepsonderwijs 6. Een leven lang leren 7. Preventie schoolverlaten 8. De leraar 9. Hoger onderwijs en onderzoek 10. Studiefinanciering 11. ICT in het onderwijs 12. Kennis, onderzoek en informatietechnologie Terug naar overzicht
I. Inleiding Onderwijs en kennis zijn noodzakelijk, niet alleen ten behoeve van de individuele ontplooiing van mensen, maar ook voor de economische, sociale en culturele ontwikkeling van ons land. Zeker in een tijd waarin technologische ontwikkelingen en kennisgroei zo snel gaan als nu, is het cruciaal om in alle opzichten bij te blijven. Er zullen in de komende jaren dan ook krachtige impulsen uitgaan naar een groot aantal geledingen van het onderwijs. Het gaat daarbij in totaal om een bedrag oplopend tot 1,8 miljard in 2002. Bij het inzetten van die investeringen gaat het niet om stelselwijzigingen. In vorige regeerperioden zijn reeds veel onderwijswetten gewijzigd, resp. vastgesteld. In deze regeerperiode gaat het om de uitvoering van die onderwijswetten en om investering in en bewaking van de kwaliteit en rendement van het onderwijs. 2. Kwaliteit, verantwoording, organisatie In de afgelopen periode is de autonomie van scholen en onderwijsinstellingen vergroot. Dit ging gepaard met afnemende regelgevende bemoeienis van de rijksoverheid. Autonomievergroting en deregulering zullen worden voortgezet. Tegenover die grotere vrijheid en minder regels zal in toenemende mate de kwaliteit van het onderwijs worden getoetst en bewaakt. Dit geldt temeer nu er extra geïnvesteerd zal worden. De publieke verantwoording over de kwaliteit van het onderwijs zal worden versterkt. De school zal zich tegenover ouders en overheid moeten verantwoorden over de met de beschikbare middelen bereikte resultaten. Hiermee samenhangend zal de rol van de inspectie worden versterkt ter wille van een onafhankelijk oordeel. De zeggenschap van ouders en leerlingen in de school wordt versterkt. Alle ouders van leerlingen hebben een gelijkwaardige positie. Zij mogen niet op grond van identiteit uit bestuur of zeggenschapstructuur worden geweerd. Verdere stimulering van institutionele schaalvergroting zal niet plaatsvinden. Er komt een studie naar de effecten van deregulering, autonomievergroting en schaalvergroting op het onderwijsbestel en op de positie van ouders, leerlingen, studenten en personeel. Daarbij zal kwaliteitsontwikkeling en -bewaking centraal staan. De brede buurtschool of vensterschool (die maatschappelijke functies integreert zonder extra belasting voor het onderwijzend personeel) kan als vangnet voor kinderen in achterstandssituaties een belangrijke bijdrage leveren aan de sociale cohesie in een wijk. Het concept verdient daarom ondersteuning. Waar dat dienstig is aan de verdere ontwikkeling van dit concept zal van rijkszijde een bijdrage worden geleverd door belemmeringen, bijvoorbeeld als gevolg van verkokering, weg te nemen. De Onderwijsraad zal worden verzocht om zo spoedig mogelijk een concreet advies uit te brengen over mogelijke wijziging van artikel 23 van de Grondwet om de bestuurlijke vormgeving van de samenwerkingsschool wettelijk te kunnen regelen. De expertisecentra voor leerlingen met handicaps zullen een geïntegreerd ondersteuningsaanbod aanbieden samen met de uitvoeringsinstellingen sociale zekerheid en de verstrekkingen ingevolge de AWBZ (één loket). 3. Basisonderwijs De groepsgrootte in de groepen l V(m 4 in het basisonderwijs wordt verder verkleind. De gemiddelde groepsgrootte zal gefaseerd worden verkleind. De verkleining van de klassen in het onderwijs begint in 1999 met het op niveau brengen van voldoende aantallen klaslokalen. Via het gemeentefonds worden de gemeenten in staat gesteld om op efficiënte wijze te voorzien in het bouwvolume dat past bij het eindbeeld, l leerkracht op 20 leerlingen in de onderbouw van het basisonderwijs. Ten behoeve van de aanschaf van nieuwe leermiddelen, schoonmaken en management wordt de materiële vergoeding structureel verhoogd met een bedrag oplopend tot 50 miljoen in 2002. Bevorderd zal worden dat zoveel mogelijk kinderen vanaf hun 4e jaar naar school gaan. 4. Voortgezet onderwijs Het voortgezet onderwijs kampt met achterstallig onderhoud. Om dit in te lopen wordt in de komende vier jaar 200 miljoen extra geïnvesteerd. Net als in het basisonderwijs wordt het budget voor administratie, beheer en bestuur in het voortgezet onderwijs structureel verhoogd met 30 miljoen De ingezette vernieuwingen in het voortgezet onderwijs vragen om een extra impuls. Hiertoe wordt een bedrag oplopend tot l 00 miljoen beschikbaar gesteld. 5. Beroepsonderwijs Het beroepsonderwijs kampt met een achterstand in de inventarissen. Om die achterstand in te lopen wordt in totaal over 4 jaar verspreid 100 miljoen ingezet. MBO-studenten, die een HBO-studie beginnen mogen geen onnodige belemmeringen ondervinden om een studie in het HBO af te ronden. Voor de nieuwe taken in het beroepsonderwijs ten gevolge van de WEB en voor preventie van voortijdig schoolverlaten wordt een bedrag ingezet oplopend tot l 00 miljoen structureel. Het aantal contacturen voor het voltijds beroepsonderwijs wordt naar analogie van de WVO geregeld (conform de Tweede Fase voortgezet onderwijs: 1000 uur). 6. Een leven lang leren Door de snelheid van technologische en andere veranderingen, blijft scholing in ieder geval tijdens het werkzame leven voortdurend van belang. Met het oog daarop zal de dit jaar geïntroduceerde fiscale faciliteit ten behoeve van scholing van oudere werknemers worden uitgebreid tot de non-profit sector. Verder zullen regionale opleidingencentra steeds meer gaan functioneren als centra voor leren in brede zin. Om een compleet aanbod van initieel beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en scholing voor werkenden en werkzoekenden te kunnen aanbieden zullen ROC's en de scholingsinstellingen van Arbeidsvoorziening zeer nauw gaan samenwerken, waarbij het perspectief wordt opengehouden van een institutioneel samengaan. Van rijkszijde zullen belemmeringen voor een dergelijk samengaan worden weggenomen. Het stelsel van hoger onderwijs en van studiefinanciering zal zich sterker moeten richten op het uitgangspunt van wederkerend leren. Dit vraagt om het flexibiliseren van studieprogramma's en studiefinanciering. De doorstroom van een student van het MBO naar het HBO mag geen belemmering ondervinden. Hiervoor zijn middelen uitgetrokken. De samenwerking tussen het bedrijfsleven en het beroepsonderwijs (MB0/HBO) zal een forse impuls krijgen door de bundeling van voorzieningen in de zogenaamde technocentra. De innovatieve kracht van deze technocentra is van belang voor de versterking van de kennisinfrastructuur en de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt. 7. Preventie schoolverlaten Er wordt een plan opgesteld ter bestrijding van schoolverlaten zonder diploma. Overheid en onderwijsinstellingen gaan daarbij in samenwerking met het afnemende beroepenveld een maximale inspanning aan om schoolverlaten zonder diploma terug te dringen, waartoe in het plan streefcijfers worden geformuleerd. Belangrijke elementen in deze inspanningen zullen zijn een strenger toezicht op de leerplicht, versterking van beroepsgerichte trajecten en samenwerking tussen VMBO en ROC. De inspanningen zullen gemonitord worden en jaarlijks zal door de inspectie in het onderwijsverslag over de resultaten worden gerapporteerd. Afgeronde opleidingen in het kader van HAVO/VWO, de WEB en het praktijkonderwijs zijn kwalificerend. 8. De leraar Goed onderwijs staat of valt met de kwaliteit en motivatie van het leraren-corps. Om het werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken worden de arbeidsverhoudingen in het onderwijs gemoderniseerd. Om carrièreperspectieven te vergroten wordt een nieuwe functiedifferentiatie ingevoerd. In het kader hiervan moet de schoolleiding voldoende ruimte krijgen om bij de beoordeling de prestaties van leraren mee te laten tellen. Structureel wordt hiervoor een bedrag oplopend tot 215 miljoen beschikbaar gesteld. De verbetering van de lerarenopleiding blijft van groot belang. Er komt een wet op het leraarschap, waarin het register van leraren wordt geregeld. 9. Hoger onderwijs en onderzoek Ook in het hoger onderwijs wordt verder gegaan met autonomievergroting en deregulering. Er wordt gestreefd naar meer verzelfstandigde bestuursvormen. Het HOOP en het Wetenschapsbudget zullen slechts één maal in de vier jaar verschijnen. De instellingen van hoger onderwijs zullen zich zowel tegenover studenten als tegenover de overheid moeten verantwoorden over de besteding van de middelen en de bereikte resultaten. Er zullen experimenten komen met alternatieve vormen van toelating tot studies met een numerus fixus (in plaats van loting). Het gaat om systemen van selectie waarbij eindexamen, inzet, motivatie en specifieke talenten gewogen zullen worden. Bezien wordt of er meer flexibiliteit in de opleidingen kan worden gebracht, bijvoorbeeld door studenten tussentijds deeldiploma's te laten behalen of door eventuele verlenging van diplomatermijnen. 10. Studiefinanciering Het normbudget van de studiefinanciering wordt verhoogd met 100 gulden per maand via een uitbreiding van het leendeel. De prestatienorm voor de aanvullende beurs tijdens de propedeuse zal worden geschrapt. Verder wordt de leeftijdsgrens waarop studenten een studie kunnen beginnen verhoogd tot en met de leeftijd van 25 jaar met behoud van het recht op studiefinanciering. De huidige OV-jaarkaart met keuzemogelijkheid wordt gehandhaafd. Met ingang van het studiejaar 1999-2000 zal de OV-jaarkaart voor studenten in het hoger onderwijs onder de werking van de prestatiebeurs vallen. Binnen een jaar zal het kabinet de opties voor de vervoersvoorziening voor studenten na het jaar 2002 in een notitie in kaart brengen. De eerder voorgestelde prestatienormverhoging gaat niet door. II. ICT in het onderwijs Om straks internationaal de boot niet te missen, is het cruciaal dat kinderen van jongsaf leren spelen en werken met moderne informatie- en communicatietechnologie. Uit de ICESmiddelen wordt cumulatief 670 miljoen beschikbaar gesteld voor de opbouw van ICTinfrastructuur in het onderwijs in de komende kabinetsperiode. Voor de exploitatielasten wordt structureel een bedrag oplopend tot 250 miljoen per jaar uitgetrokken. 12. Kennis, onderzoek en informatietechnologie Wil Nederland internationaal mee kunnen en zelfs in de voorhoede komen in de ontwikkeling naar een Internet-economie, dan zal de overheid een regisserende en ondersteunende rol moeten blijven spelen door standaardisatie, regels voor toegankelijkheid, enz. In het kader van de intensiveringen ten behoeve van de economische structuurversterking worden hiervoor middelen beschikbaar gesteld. Terug naar overzicht
Bij het inzetten van die investeringen gaat het niet om stelselwijzigingen. In vorige regeerperioden zijn reeds veel onderwijswetten gewijzigd, resp. vastgesteld. In deze regeerperiode gaat het om de uitvoering van die onderwijswetten en om investering in en bewaking van de kwaliteit en rendement van het onderwijs.
2. Kwaliteit, verantwoording, organisatie In de afgelopen periode is de autonomie van scholen en onderwijsinstellingen vergroot. Dit ging gepaard met afnemende regelgevende bemoeienis van de rijksoverheid. Autonomievergroting en deregulering zullen worden voortgezet. Tegenover die grotere vrijheid en minder regels zal in toenemende mate de kwaliteit van het onderwijs worden getoetst en bewaakt. Dit geldt temeer nu er extra geïnvesteerd zal worden. De publieke verantwoording over de kwaliteit van het onderwijs zal worden versterkt. De school zal zich tegenover ouders en overheid moeten verantwoorden over de met de beschikbare middelen bereikte resultaten. Hiermee samenhangend zal de rol van de inspectie worden versterkt ter wille van een onafhankelijk oordeel. De zeggenschap van ouders en leerlingen in de school wordt versterkt. Alle ouders van leerlingen hebben een gelijkwaardige positie. Zij mogen niet op grond van identiteit uit bestuur of zeggenschapstructuur worden geweerd. Verdere stimulering van institutionele schaalvergroting zal niet plaatsvinden. Er komt een studie naar de effecten van deregulering, autonomievergroting en schaalvergroting op het onderwijsbestel en op de positie van ouders, leerlingen, studenten en personeel. Daarbij zal kwaliteitsontwikkeling en -bewaking centraal staan. De brede buurtschool of vensterschool (die maatschappelijke functies integreert zonder extra belasting voor het onderwijzend personeel) kan als vangnet voor kinderen in achterstandssituaties een belangrijke bijdrage leveren aan de sociale cohesie in een wijk. Het concept verdient daarom ondersteuning. Waar dat dienstig is aan de verdere ontwikkeling van dit concept zal van rijkszijde een bijdrage worden geleverd door belemmeringen, bijvoorbeeld als gevolg van verkokering, weg te nemen. De Onderwijsraad zal worden verzocht om zo spoedig mogelijk een concreet advies uit te brengen over mogelijke wijziging van artikel 23 van de Grondwet om de bestuurlijke vormgeving van de samenwerkingsschool wettelijk te kunnen regelen. De expertisecentra voor leerlingen met handicaps zullen een geïntegreerd ondersteuningsaanbod aanbieden samen met de uitvoeringsinstellingen sociale zekerheid en de verstrekkingen ingevolge de AWBZ (één loket). 3. Basisonderwijs De groepsgrootte in de groepen l V(m 4 in het basisonderwijs wordt verder verkleind. De gemiddelde groepsgrootte zal gefaseerd worden verkleind. De verkleining van de klassen in het onderwijs begint in 1999 met het op niveau brengen van voldoende aantallen klaslokalen. Via het gemeentefonds worden de gemeenten in staat gesteld om op efficiënte wijze te voorzien in het bouwvolume dat past bij het eindbeeld, l leerkracht op 20 leerlingen in de onderbouw van het basisonderwijs. Ten behoeve van de aanschaf van nieuwe leermiddelen, schoonmaken en management wordt de materiële vergoeding structureel verhoogd met een bedrag oplopend tot 50 miljoen in 2002. Bevorderd zal worden dat zoveel mogelijk kinderen vanaf hun 4e jaar naar school gaan. 4. Voortgezet onderwijs Het voortgezet onderwijs kampt met achterstallig onderhoud. Om dit in te lopen wordt in de komende vier jaar 200 miljoen extra geïnvesteerd. Net als in het basisonderwijs wordt het budget voor administratie, beheer en bestuur in het voortgezet onderwijs structureel verhoogd met 30 miljoen De ingezette vernieuwingen in het voortgezet onderwijs vragen om een extra impuls. Hiertoe wordt een bedrag oplopend tot l 00 miljoen beschikbaar gesteld. 5. Beroepsonderwijs Het beroepsonderwijs kampt met een achterstand in de inventarissen. Om die achterstand in te lopen wordt in totaal over 4 jaar verspreid 100 miljoen ingezet. MBO-studenten, die een HBO-studie beginnen mogen geen onnodige belemmeringen ondervinden om een studie in het HBO af te ronden. Voor de nieuwe taken in het beroepsonderwijs ten gevolge van de WEB en voor preventie van voortijdig schoolverlaten wordt een bedrag ingezet oplopend tot l 00 miljoen structureel. Het aantal contacturen voor het voltijds beroepsonderwijs wordt naar analogie van de WVO geregeld (conform de Tweede Fase voortgezet onderwijs: 1000 uur). 6. Een leven lang leren Door de snelheid van technologische en andere veranderingen, blijft scholing in ieder geval tijdens het werkzame leven voortdurend van belang. Met het oog daarop zal de dit jaar geïntroduceerde fiscale faciliteit ten behoeve van scholing van oudere werknemers worden uitgebreid tot de non-profit sector. Verder zullen regionale opleidingencentra steeds meer gaan functioneren als centra voor leren in brede zin. Om een compleet aanbod van initieel beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en scholing voor werkenden en werkzoekenden te kunnen aanbieden zullen ROC's en de scholingsinstellingen van Arbeidsvoorziening zeer nauw gaan samenwerken, waarbij het perspectief wordt opengehouden van een institutioneel samengaan. Van rijkszijde zullen belemmeringen voor een dergelijk samengaan worden weggenomen. Het stelsel van hoger onderwijs en van studiefinanciering zal zich sterker moeten richten op het uitgangspunt van wederkerend leren. Dit vraagt om het flexibiliseren van studieprogramma's en studiefinanciering. De doorstroom van een student van het MBO naar het HBO mag geen belemmering ondervinden. Hiervoor zijn middelen uitgetrokken. De samenwerking tussen het bedrijfsleven en het beroepsonderwijs (MB0/HBO) zal een forse impuls krijgen door de bundeling van voorzieningen in de zogenaamde technocentra. De innovatieve kracht van deze technocentra is van belang voor de versterking van de kennisinfrastructuur en de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt. 7. Preventie schoolverlaten Er wordt een plan opgesteld ter bestrijding van schoolverlaten zonder diploma. Overheid en onderwijsinstellingen gaan daarbij in samenwerking met het afnemende beroepenveld een maximale inspanning aan om schoolverlaten zonder diploma terug te dringen, waartoe in het plan streefcijfers worden geformuleerd. Belangrijke elementen in deze inspanningen zullen zijn een strenger toezicht op de leerplicht, versterking van beroepsgerichte trajecten en samenwerking tussen VMBO en ROC. De inspanningen zullen gemonitord worden en jaarlijks zal door de inspectie in het onderwijsverslag over de resultaten worden gerapporteerd. Afgeronde opleidingen in het kader van HAVO/VWO, de WEB en het praktijkonderwijs zijn kwalificerend. 8. De leraar Goed onderwijs staat of valt met de kwaliteit en motivatie van het leraren-corps. Om het werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken worden de arbeidsverhoudingen in het onderwijs gemoderniseerd. Om carrièreperspectieven te vergroten wordt een nieuwe functiedifferentiatie ingevoerd. In het kader hiervan moet de schoolleiding voldoende ruimte krijgen om bij de beoordeling de prestaties van leraren mee te laten tellen. Structureel wordt hiervoor een bedrag oplopend tot 215 miljoen beschikbaar gesteld. De verbetering van de lerarenopleiding blijft van groot belang. Er komt een wet op het leraarschap, waarin het register van leraren wordt geregeld. 9. Hoger onderwijs en onderzoek Ook in het hoger onderwijs wordt verder gegaan met autonomievergroting en deregulering. Er wordt gestreefd naar meer verzelfstandigde bestuursvormen. Het HOOP en het Wetenschapsbudget zullen slechts één maal in de vier jaar verschijnen. De instellingen van hoger onderwijs zullen zich zowel tegenover studenten als tegenover de overheid moeten verantwoorden over de besteding van de middelen en de bereikte resultaten. Er zullen experimenten komen met alternatieve vormen van toelating tot studies met een numerus fixus (in plaats van loting). Het gaat om systemen van selectie waarbij eindexamen, inzet, motivatie en specifieke talenten gewogen zullen worden. Bezien wordt of er meer flexibiliteit in de opleidingen kan worden gebracht, bijvoorbeeld door studenten tussentijds deeldiploma's te laten behalen of door eventuele verlenging van diplomatermijnen. 10. Studiefinanciering Het normbudget van de studiefinanciering wordt verhoogd met 100 gulden per maand via een uitbreiding van het leendeel. De prestatienorm voor de aanvullende beurs tijdens de propedeuse zal worden geschrapt. Verder wordt de leeftijdsgrens waarop studenten een studie kunnen beginnen verhoogd tot en met de leeftijd van 25 jaar met behoud van het recht op studiefinanciering. De huidige OV-jaarkaart met keuzemogelijkheid wordt gehandhaafd. Met ingang van het studiejaar 1999-2000 zal de OV-jaarkaart voor studenten in het hoger onderwijs onder de werking van de prestatiebeurs vallen. Binnen een jaar zal het kabinet de opties voor de vervoersvoorziening voor studenten na het jaar 2002 in een notitie in kaart brengen. De eerder voorgestelde prestatienormverhoging gaat niet door. II. ICT in het onderwijs Om straks internationaal de boot niet te missen, is het cruciaal dat kinderen van jongsaf leren spelen en werken met moderne informatie- en communicatietechnologie. Uit de ICESmiddelen wordt cumulatief 670 miljoen beschikbaar gesteld voor de opbouw van ICTinfrastructuur in het onderwijs in de komende kabinetsperiode. Voor de exploitatielasten wordt structureel een bedrag oplopend tot 250 miljoen per jaar uitgetrokken. 12. Kennis, onderzoek en informatietechnologie Wil Nederland internationaal mee kunnen en zelfs in de voorhoede komen in de ontwikkeling naar een Internet-economie, dan zal de overheid een regisserende en ondersteunende rol moeten blijven spelen door standaardisatie, regels voor toegankelijkheid, enz. In het kader van de intensiveringen ten behoeve van de economische structuurversterking worden hiervoor middelen beschikbaar gesteld. Terug naar overzicht
De zeggenschap van ouders en leerlingen in de school wordt versterkt. Alle ouders van leerlingen hebben een gelijkwaardige positie. Zij mogen niet op grond van identiteit uit bestuur of zeggenschapstructuur worden geweerd.
Verdere stimulering van institutionele schaalvergroting zal niet plaatsvinden. Er komt een studie naar de effecten van deregulering, autonomievergroting en schaalvergroting op het onderwijsbestel en op de positie van ouders, leerlingen, studenten en personeel. Daarbij zal kwaliteitsontwikkeling en -bewaking centraal staan. De brede buurtschool of vensterschool (die maatschappelijke functies integreert zonder extra belasting voor het onderwijzend personeel) kan als vangnet voor kinderen in achterstandssituaties een belangrijke bijdrage leveren aan de sociale cohesie in een wijk. Het concept verdient daarom ondersteuning. Waar dat dienstig is aan de verdere ontwikkeling van dit concept zal van rijkszijde een bijdrage worden geleverd door belemmeringen, bijvoorbeeld als gevolg van verkokering, weg te nemen.
De Onderwijsraad zal worden verzocht om zo spoedig mogelijk een concreet advies uit te brengen over mogelijke wijziging van artikel 23 van de Grondwet om de bestuurlijke vormgeving van de samenwerkingsschool wettelijk te kunnen regelen.
De expertisecentra voor leerlingen met handicaps zullen een geïntegreerd ondersteuningsaanbod aanbieden samen met de uitvoeringsinstellingen sociale zekerheid en de verstrekkingen ingevolge de AWBZ (één loket).
3. Basisonderwijs De groepsgrootte in de groepen l V(m 4 in het basisonderwijs wordt verder verkleind. De gemiddelde groepsgrootte zal gefaseerd worden verkleind. De verkleining van de klassen in het onderwijs begint in 1999 met het op niveau brengen van voldoende aantallen klaslokalen. Via het gemeentefonds worden de gemeenten in staat gesteld om op efficiënte wijze te voorzien in het bouwvolume dat past bij het eindbeeld, l leerkracht op 20 leerlingen in de onderbouw van het basisonderwijs. Ten behoeve van de aanschaf van nieuwe leermiddelen, schoonmaken en management wordt de materiële vergoeding structureel verhoogd met een bedrag oplopend tot 50 miljoen in 2002. Bevorderd zal worden dat zoveel mogelijk kinderen vanaf hun 4e jaar naar school gaan. 4. Voortgezet onderwijs Het voortgezet onderwijs kampt met achterstallig onderhoud. Om dit in te lopen wordt in de komende vier jaar 200 miljoen extra geïnvesteerd. Net als in het basisonderwijs wordt het budget voor administratie, beheer en bestuur in het voortgezet onderwijs structureel verhoogd met 30 miljoen De ingezette vernieuwingen in het voortgezet onderwijs vragen om een extra impuls. Hiertoe wordt een bedrag oplopend tot l 00 miljoen beschikbaar gesteld. 5. Beroepsonderwijs Het beroepsonderwijs kampt met een achterstand in de inventarissen. Om die achterstand in te lopen wordt in totaal over 4 jaar verspreid 100 miljoen ingezet. MBO-studenten, die een HBO-studie beginnen mogen geen onnodige belemmeringen ondervinden om een studie in het HBO af te ronden. Voor de nieuwe taken in het beroepsonderwijs ten gevolge van de WEB en voor preventie van voortijdig schoolverlaten wordt een bedrag ingezet oplopend tot l 00 miljoen structureel. Het aantal contacturen voor het voltijds beroepsonderwijs wordt naar analogie van de WVO geregeld (conform de Tweede Fase voortgezet onderwijs: 1000 uur). 6. Een leven lang leren Door de snelheid van technologische en andere veranderingen, blijft scholing in ieder geval tijdens het werkzame leven voortdurend van belang. Met het oog daarop zal de dit jaar geïntroduceerde fiscale faciliteit ten behoeve van scholing van oudere werknemers worden uitgebreid tot de non-profit sector. Verder zullen regionale opleidingencentra steeds meer gaan functioneren als centra voor leren in brede zin. Om een compleet aanbod van initieel beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en scholing voor werkenden en werkzoekenden te kunnen aanbieden zullen ROC's en de scholingsinstellingen van Arbeidsvoorziening zeer nauw gaan samenwerken, waarbij het perspectief wordt opengehouden van een institutioneel samengaan. Van rijkszijde zullen belemmeringen voor een dergelijk samengaan worden weggenomen. Het stelsel van hoger onderwijs en van studiefinanciering zal zich sterker moeten richten op het uitgangspunt van wederkerend leren. Dit vraagt om het flexibiliseren van studieprogramma's en studiefinanciering. De doorstroom van een student van het MBO naar het HBO mag geen belemmering ondervinden. Hiervoor zijn middelen uitgetrokken. De samenwerking tussen het bedrijfsleven en het beroepsonderwijs (MB0/HBO) zal een forse impuls krijgen door de bundeling van voorzieningen in de zogenaamde technocentra. De innovatieve kracht van deze technocentra is van belang voor de versterking van de kennisinfrastructuur en de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt. 7. Preventie schoolverlaten Er wordt een plan opgesteld ter bestrijding van schoolverlaten zonder diploma. Overheid en onderwijsinstellingen gaan daarbij in samenwerking met het afnemende beroepenveld een maximale inspanning aan om schoolverlaten zonder diploma terug te dringen, waartoe in het plan streefcijfers worden geformuleerd. Belangrijke elementen in deze inspanningen zullen zijn een strenger toezicht op de leerplicht, versterking van beroepsgerichte trajecten en samenwerking tussen VMBO en ROC. De inspanningen zullen gemonitord worden en jaarlijks zal door de inspectie in het onderwijsverslag over de resultaten worden gerapporteerd. Afgeronde opleidingen in het kader van HAVO/VWO, de WEB en het praktijkonderwijs zijn kwalificerend. 8. De leraar Goed onderwijs staat of valt met de kwaliteit en motivatie van het leraren-corps. Om het werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken worden de arbeidsverhoudingen in het onderwijs gemoderniseerd. Om carrièreperspectieven te vergroten wordt een nieuwe functiedifferentiatie ingevoerd. In het kader hiervan moet de schoolleiding voldoende ruimte krijgen om bij de beoordeling de prestaties van leraren mee te laten tellen. Structureel wordt hiervoor een bedrag oplopend tot 215 miljoen beschikbaar gesteld. De verbetering van de lerarenopleiding blijft van groot belang. Er komt een wet op het leraarschap, waarin het register van leraren wordt geregeld. 9. Hoger onderwijs en onderzoek Ook in het hoger onderwijs wordt verder gegaan met autonomievergroting en deregulering. Er wordt gestreefd naar meer verzelfstandigde bestuursvormen. Het HOOP en het Wetenschapsbudget zullen slechts één maal in de vier jaar verschijnen. De instellingen van hoger onderwijs zullen zich zowel tegenover studenten als tegenover de overheid moeten verantwoorden over de besteding van de middelen en de bereikte resultaten. Er zullen experimenten komen met alternatieve vormen van toelating tot studies met een numerus fixus (in plaats van loting). Het gaat om systemen van selectie waarbij eindexamen, inzet, motivatie en specifieke talenten gewogen zullen worden. Bezien wordt of er meer flexibiliteit in de opleidingen kan worden gebracht, bijvoorbeeld door studenten tussentijds deeldiploma's te laten behalen of door eventuele verlenging van diplomatermijnen. 10. Studiefinanciering Het normbudget van de studiefinanciering wordt verhoogd met 100 gulden per maand via een uitbreiding van het leendeel. De prestatienorm voor de aanvullende beurs tijdens de propedeuse zal worden geschrapt. Verder wordt de leeftijdsgrens waarop studenten een studie kunnen beginnen verhoogd tot en met de leeftijd van 25 jaar met behoud van het recht op studiefinanciering. De huidige OV-jaarkaart met keuzemogelijkheid wordt gehandhaafd. Met ingang van het studiejaar 1999-2000 zal de OV-jaarkaart voor studenten in het hoger onderwijs onder de werking van de prestatiebeurs vallen. Binnen een jaar zal het kabinet de opties voor de vervoersvoorziening voor studenten na het jaar 2002 in een notitie in kaart brengen. De eerder voorgestelde prestatienormverhoging gaat niet door. II. ICT in het onderwijs Om straks internationaal de boot niet te missen, is het cruciaal dat kinderen van jongsaf leren spelen en werken met moderne informatie- en communicatietechnologie. Uit de ICESmiddelen wordt cumulatief 670 miljoen beschikbaar gesteld voor de opbouw van ICTinfrastructuur in het onderwijs in de komende kabinetsperiode. Voor de exploitatielasten wordt structureel een bedrag oplopend tot 250 miljoen per jaar uitgetrokken. 12. Kennis, onderzoek en informatietechnologie Wil Nederland internationaal mee kunnen en zelfs in de voorhoede komen in de ontwikkeling naar een Internet-economie, dan zal de overheid een regisserende en ondersteunende rol moeten blijven spelen door standaardisatie, regels voor toegankelijkheid, enz. In het kader van de intensiveringen ten behoeve van de economische structuurversterking worden hiervoor middelen beschikbaar gesteld. Terug naar overzicht
Bevorderd zal worden dat zoveel mogelijk kinderen vanaf hun 4e jaar naar school gaan.
4. Voortgezet onderwijs Het voortgezet onderwijs kampt met achterstallig onderhoud. Om dit in te lopen wordt in de komende vier jaar 200 miljoen extra geïnvesteerd. Net als in het basisonderwijs wordt het budget voor administratie, beheer en bestuur in het voortgezet onderwijs structureel verhoogd met 30 miljoen De ingezette vernieuwingen in het voortgezet onderwijs vragen om een extra impuls. Hiertoe wordt een bedrag oplopend tot l 00 miljoen beschikbaar gesteld. 5. Beroepsonderwijs Het beroepsonderwijs kampt met een achterstand in de inventarissen. Om die achterstand in te lopen wordt in totaal over 4 jaar verspreid 100 miljoen ingezet. MBO-studenten, die een HBO-studie beginnen mogen geen onnodige belemmeringen ondervinden om een studie in het HBO af te ronden. Voor de nieuwe taken in het beroepsonderwijs ten gevolge van de WEB en voor preventie van voortijdig schoolverlaten wordt een bedrag ingezet oplopend tot l 00 miljoen structureel. Het aantal contacturen voor het voltijds beroepsonderwijs wordt naar analogie van de WVO geregeld (conform de Tweede Fase voortgezet onderwijs: 1000 uur). 6. Een leven lang leren Door de snelheid van technologische en andere veranderingen, blijft scholing in ieder geval tijdens het werkzame leven voortdurend van belang. Met het oog daarop zal de dit jaar geïntroduceerde fiscale faciliteit ten behoeve van scholing van oudere werknemers worden uitgebreid tot de non-profit sector. Verder zullen regionale opleidingencentra steeds meer gaan functioneren als centra voor leren in brede zin. Om een compleet aanbod van initieel beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en scholing voor werkenden en werkzoekenden te kunnen aanbieden zullen ROC's en de scholingsinstellingen van Arbeidsvoorziening zeer nauw gaan samenwerken, waarbij het perspectief wordt opengehouden van een institutioneel samengaan. Van rijkszijde zullen belemmeringen voor een dergelijk samengaan worden weggenomen. Het stelsel van hoger onderwijs en van studiefinanciering zal zich sterker moeten richten op het uitgangspunt van wederkerend leren. Dit vraagt om het flexibiliseren van studieprogramma's en studiefinanciering. De doorstroom van een student van het MBO naar het HBO mag geen belemmering ondervinden. Hiervoor zijn middelen uitgetrokken. De samenwerking tussen het bedrijfsleven en het beroepsonderwijs (MB0/HBO) zal een forse impuls krijgen door de bundeling van voorzieningen in de zogenaamde technocentra. De innovatieve kracht van deze technocentra is van belang voor de versterking van de kennisinfrastructuur en de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt. 7. Preventie schoolverlaten Er wordt een plan opgesteld ter bestrijding van schoolverlaten zonder diploma. Overheid en onderwijsinstellingen gaan daarbij in samenwerking met het afnemende beroepenveld een maximale inspanning aan om schoolverlaten zonder diploma terug te dringen, waartoe in het plan streefcijfers worden geformuleerd. Belangrijke elementen in deze inspanningen zullen zijn een strenger toezicht op de leerplicht, versterking van beroepsgerichte trajecten en samenwerking tussen VMBO en ROC. De inspanningen zullen gemonitord worden en jaarlijks zal door de inspectie in het onderwijsverslag over de resultaten worden gerapporteerd. Afgeronde opleidingen in het kader van HAVO/VWO, de WEB en het praktijkonderwijs zijn kwalificerend. 8. De leraar Goed onderwijs staat of valt met de kwaliteit en motivatie van het leraren-corps. Om het werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken worden de arbeidsverhoudingen in het onderwijs gemoderniseerd. Om carrièreperspectieven te vergroten wordt een nieuwe functiedifferentiatie ingevoerd. In het kader hiervan moet de schoolleiding voldoende ruimte krijgen om bij de beoordeling de prestaties van leraren mee te laten tellen. Structureel wordt hiervoor een bedrag oplopend tot 215 miljoen beschikbaar gesteld. De verbetering van de lerarenopleiding blijft van groot belang. Er komt een wet op het leraarschap, waarin het register van leraren wordt geregeld. 9. Hoger onderwijs en onderzoek Ook in het hoger onderwijs wordt verder gegaan met autonomievergroting en deregulering. Er wordt gestreefd naar meer verzelfstandigde bestuursvormen. Het HOOP en het Wetenschapsbudget zullen slechts één maal in de vier jaar verschijnen. De instellingen van hoger onderwijs zullen zich zowel tegenover studenten als tegenover de overheid moeten verantwoorden over de besteding van de middelen en de bereikte resultaten. Er zullen experimenten komen met alternatieve vormen van toelating tot studies met een numerus fixus (in plaats van loting). Het gaat om systemen van selectie waarbij eindexamen, inzet, motivatie en specifieke talenten gewogen zullen worden. Bezien wordt of er meer flexibiliteit in de opleidingen kan worden gebracht, bijvoorbeeld door studenten tussentijds deeldiploma's te laten behalen of door eventuele verlenging van diplomatermijnen. 10. Studiefinanciering Het normbudget van de studiefinanciering wordt verhoogd met 100 gulden per maand via een uitbreiding van het leendeel. De prestatienorm voor de aanvullende beurs tijdens de propedeuse zal worden geschrapt. Verder wordt de leeftijdsgrens waarop studenten een studie kunnen beginnen verhoogd tot en met de leeftijd van 25 jaar met behoud van het recht op studiefinanciering. De huidige OV-jaarkaart met keuzemogelijkheid wordt gehandhaafd. Met ingang van het studiejaar 1999-2000 zal de OV-jaarkaart voor studenten in het hoger onderwijs onder de werking van de prestatiebeurs vallen. Binnen een jaar zal het kabinet de opties voor de vervoersvoorziening voor studenten na het jaar 2002 in een notitie in kaart brengen. De eerder voorgestelde prestatienormverhoging gaat niet door. II. ICT in het onderwijs Om straks internationaal de boot niet te missen, is het cruciaal dat kinderen van jongsaf leren spelen en werken met moderne informatie- en communicatietechnologie. Uit de ICESmiddelen wordt cumulatief 670 miljoen beschikbaar gesteld voor de opbouw van ICTinfrastructuur in het onderwijs in de komende kabinetsperiode. Voor de exploitatielasten wordt structureel een bedrag oplopend tot 250 miljoen per jaar uitgetrokken. 12. Kennis, onderzoek en informatietechnologie Wil Nederland internationaal mee kunnen en zelfs in de voorhoede komen in de ontwikkeling naar een Internet-economie, dan zal de overheid een regisserende en ondersteunende rol moeten blijven spelen door standaardisatie, regels voor toegankelijkheid, enz. In het kader van de intensiveringen ten behoeve van de economische structuurversterking worden hiervoor middelen beschikbaar gesteld. Terug naar overzicht
Net als in het basisonderwijs wordt het budget voor administratie, beheer en bestuur in het voortgezet onderwijs structureel verhoogd met 30 miljoen De ingezette vernieuwingen in het voortgezet onderwijs vragen om een extra impuls. Hiertoe wordt een bedrag oplopend tot l 00 miljoen beschikbaar gesteld.
5. Beroepsonderwijs Het beroepsonderwijs kampt met een achterstand in de inventarissen. Om die achterstand in te lopen wordt in totaal over 4 jaar verspreid 100 miljoen ingezet. MBO-studenten, die een HBO-studie beginnen mogen geen onnodige belemmeringen ondervinden om een studie in het HBO af te ronden. Voor de nieuwe taken in het beroepsonderwijs ten gevolge van de WEB en voor preventie van voortijdig schoolverlaten wordt een bedrag ingezet oplopend tot l 00 miljoen structureel. Het aantal contacturen voor het voltijds beroepsonderwijs wordt naar analogie van de WVO geregeld (conform de Tweede Fase voortgezet onderwijs: 1000 uur). 6. Een leven lang leren Door de snelheid van technologische en andere veranderingen, blijft scholing in ieder geval tijdens het werkzame leven voortdurend van belang. Met het oog daarop zal de dit jaar geïntroduceerde fiscale faciliteit ten behoeve van scholing van oudere werknemers worden uitgebreid tot de non-profit sector. Verder zullen regionale opleidingencentra steeds meer gaan functioneren als centra voor leren in brede zin. Om een compleet aanbod van initieel beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en scholing voor werkenden en werkzoekenden te kunnen aanbieden zullen ROC's en de scholingsinstellingen van Arbeidsvoorziening zeer nauw gaan samenwerken, waarbij het perspectief wordt opengehouden van een institutioneel samengaan. Van rijkszijde zullen belemmeringen voor een dergelijk samengaan worden weggenomen. Het stelsel van hoger onderwijs en van studiefinanciering zal zich sterker moeten richten op het uitgangspunt van wederkerend leren. Dit vraagt om het flexibiliseren van studieprogramma's en studiefinanciering. De doorstroom van een student van het MBO naar het HBO mag geen belemmering ondervinden. Hiervoor zijn middelen uitgetrokken. De samenwerking tussen het bedrijfsleven en het beroepsonderwijs (MB0/HBO) zal een forse impuls krijgen door de bundeling van voorzieningen in de zogenaamde technocentra. De innovatieve kracht van deze technocentra is van belang voor de versterking van de kennisinfrastructuur en de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt. 7. Preventie schoolverlaten Er wordt een plan opgesteld ter bestrijding van schoolverlaten zonder diploma. Overheid en onderwijsinstellingen gaan daarbij in samenwerking met het afnemende beroepenveld een maximale inspanning aan om schoolverlaten zonder diploma terug te dringen, waartoe in het plan streefcijfers worden geformuleerd. Belangrijke elementen in deze inspanningen zullen zijn een strenger toezicht op de leerplicht, versterking van beroepsgerichte trajecten en samenwerking tussen VMBO en ROC. De inspanningen zullen gemonitord worden en jaarlijks zal door de inspectie in het onderwijsverslag over de resultaten worden gerapporteerd. Afgeronde opleidingen in het kader van HAVO/VWO, de WEB en het praktijkonderwijs zijn kwalificerend. 8. De leraar Goed onderwijs staat of valt met de kwaliteit en motivatie van het leraren-corps. Om het werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken worden de arbeidsverhoudingen in het onderwijs gemoderniseerd. Om carrièreperspectieven te vergroten wordt een nieuwe functiedifferentiatie ingevoerd. In het kader hiervan moet de schoolleiding voldoende ruimte krijgen om bij de beoordeling de prestaties van leraren mee te laten tellen. Structureel wordt hiervoor een bedrag oplopend tot 215 miljoen beschikbaar gesteld. De verbetering van de lerarenopleiding blijft van groot belang. Er komt een wet op het leraarschap, waarin het register van leraren wordt geregeld. 9. Hoger onderwijs en onderzoek Ook in het hoger onderwijs wordt verder gegaan met autonomievergroting en deregulering. Er wordt gestreefd naar meer verzelfstandigde bestuursvormen. Het HOOP en het Wetenschapsbudget zullen slechts één maal in de vier jaar verschijnen. De instellingen van hoger onderwijs zullen zich zowel tegenover studenten als tegenover de overheid moeten verantwoorden over de besteding van de middelen en de bereikte resultaten. Er zullen experimenten komen met alternatieve vormen van toelating tot studies met een numerus fixus (in plaats van loting). Het gaat om systemen van selectie waarbij eindexamen, inzet, motivatie en specifieke talenten gewogen zullen worden. Bezien wordt of er meer flexibiliteit in de opleidingen kan worden gebracht, bijvoorbeeld door studenten tussentijds deeldiploma's te laten behalen of door eventuele verlenging van diplomatermijnen. 10. Studiefinanciering Het normbudget van de studiefinanciering wordt verhoogd met 100 gulden per maand via een uitbreiding van het leendeel. De prestatienorm voor de aanvullende beurs tijdens de propedeuse zal worden geschrapt. Verder wordt de leeftijdsgrens waarop studenten een studie kunnen beginnen verhoogd tot en met de leeftijd van 25 jaar met behoud van het recht op studiefinanciering. De huidige OV-jaarkaart met keuzemogelijkheid wordt gehandhaafd. Met ingang van het studiejaar 1999-2000 zal de OV-jaarkaart voor studenten in het hoger onderwijs onder de werking van de prestatiebeurs vallen. Binnen een jaar zal het kabinet de opties voor de vervoersvoorziening voor studenten na het jaar 2002 in een notitie in kaart brengen. De eerder voorgestelde prestatienormverhoging gaat niet door. II. ICT in het onderwijs Om straks internationaal de boot niet te missen, is het cruciaal dat kinderen van jongsaf leren spelen en werken met moderne informatie- en communicatietechnologie. Uit de ICESmiddelen wordt cumulatief 670 miljoen beschikbaar gesteld voor de opbouw van ICTinfrastructuur in het onderwijs in de komende kabinetsperiode. Voor de exploitatielasten wordt structureel een bedrag oplopend tot 250 miljoen per jaar uitgetrokken. 12. Kennis, onderzoek en informatietechnologie Wil Nederland internationaal mee kunnen en zelfs in de voorhoede komen in de ontwikkeling naar een Internet-economie, dan zal de overheid een regisserende en ondersteunende rol moeten blijven spelen door standaardisatie, regels voor toegankelijkheid, enz. In het kader van de intensiveringen ten behoeve van de economische structuurversterking worden hiervoor middelen beschikbaar gesteld. Terug naar overzicht
MBO-studenten, die een HBO-studie beginnen mogen geen onnodige belemmeringen ondervinden om een studie in het HBO af te ronden.
Voor de nieuwe taken in het beroepsonderwijs ten gevolge van de WEB en voor preventie van voortijdig schoolverlaten wordt een bedrag ingezet oplopend tot l 00 miljoen structureel. Het aantal contacturen voor het voltijds beroepsonderwijs wordt naar analogie van de WVO geregeld (conform de Tweede Fase voortgezet onderwijs: 1000 uur).
6. Een leven lang leren Door de snelheid van technologische en andere veranderingen, blijft scholing in ieder geval tijdens het werkzame leven voortdurend van belang. Met het oog daarop zal de dit jaar geïntroduceerde fiscale faciliteit ten behoeve van scholing van oudere werknemers worden uitgebreid tot de non-profit sector. Verder zullen regionale opleidingencentra steeds meer gaan functioneren als centra voor leren in brede zin. Om een compleet aanbod van initieel beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en scholing voor werkenden en werkzoekenden te kunnen aanbieden zullen ROC's en de scholingsinstellingen van Arbeidsvoorziening zeer nauw gaan samenwerken, waarbij het perspectief wordt opengehouden van een institutioneel samengaan. Van rijkszijde zullen belemmeringen voor een dergelijk samengaan worden weggenomen. Het stelsel van hoger onderwijs en van studiefinanciering zal zich sterker moeten richten op het uitgangspunt van wederkerend leren. Dit vraagt om het flexibiliseren van studieprogramma's en studiefinanciering. De doorstroom van een student van het MBO naar het HBO mag geen belemmering ondervinden. Hiervoor zijn middelen uitgetrokken. De samenwerking tussen het bedrijfsleven en het beroepsonderwijs (MB0/HBO) zal een forse impuls krijgen door de bundeling van voorzieningen in de zogenaamde technocentra. De innovatieve kracht van deze technocentra is van belang voor de versterking van de kennisinfrastructuur en de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt. 7. Preventie schoolverlaten Er wordt een plan opgesteld ter bestrijding van schoolverlaten zonder diploma. Overheid en onderwijsinstellingen gaan daarbij in samenwerking met het afnemende beroepenveld een maximale inspanning aan om schoolverlaten zonder diploma terug te dringen, waartoe in het plan streefcijfers worden geformuleerd. Belangrijke elementen in deze inspanningen zullen zijn een strenger toezicht op de leerplicht, versterking van beroepsgerichte trajecten en samenwerking tussen VMBO en ROC. De inspanningen zullen gemonitord worden en jaarlijks zal door de inspectie in het onderwijsverslag over de resultaten worden gerapporteerd. Afgeronde opleidingen in het kader van HAVO/VWO, de WEB en het praktijkonderwijs zijn kwalificerend. 8. De leraar Goed onderwijs staat of valt met de kwaliteit en motivatie van het leraren-corps. Om het werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken worden de arbeidsverhoudingen in het onderwijs gemoderniseerd. Om carrièreperspectieven te vergroten wordt een nieuwe functiedifferentiatie ingevoerd. In het kader hiervan moet de schoolleiding voldoende ruimte krijgen om bij de beoordeling de prestaties van leraren mee te laten tellen. Structureel wordt hiervoor een bedrag oplopend tot 215 miljoen beschikbaar gesteld. De verbetering van de lerarenopleiding blijft van groot belang. Er komt een wet op het leraarschap, waarin het register van leraren wordt geregeld. 9. Hoger onderwijs en onderzoek Ook in het hoger onderwijs wordt verder gegaan met autonomievergroting en deregulering. Er wordt gestreefd naar meer verzelfstandigde bestuursvormen. Het HOOP en het Wetenschapsbudget zullen slechts één maal in de vier jaar verschijnen. De instellingen van hoger onderwijs zullen zich zowel tegenover studenten als tegenover de overheid moeten verantwoorden over de besteding van de middelen en de bereikte resultaten. Er zullen experimenten komen met alternatieve vormen van toelating tot studies met een numerus fixus (in plaats van loting). Het gaat om systemen van selectie waarbij eindexamen, inzet, motivatie en specifieke talenten gewogen zullen worden. Bezien wordt of er meer flexibiliteit in de opleidingen kan worden gebracht, bijvoorbeeld door studenten tussentijds deeldiploma's te laten behalen of door eventuele verlenging van diplomatermijnen. 10. Studiefinanciering Het normbudget van de studiefinanciering wordt verhoogd met 100 gulden per maand via een uitbreiding van het leendeel. De prestatienorm voor de aanvullende beurs tijdens de propedeuse zal worden geschrapt. Verder wordt de leeftijdsgrens waarop studenten een studie kunnen beginnen verhoogd tot en met de leeftijd van 25 jaar met behoud van het recht op studiefinanciering. De huidige OV-jaarkaart met keuzemogelijkheid wordt gehandhaafd. Met ingang van het studiejaar 1999-2000 zal de OV-jaarkaart voor studenten in het hoger onderwijs onder de werking van de prestatiebeurs vallen. Binnen een jaar zal het kabinet de opties voor de vervoersvoorziening voor studenten na het jaar 2002 in een notitie in kaart brengen. De eerder voorgestelde prestatienormverhoging gaat niet door. II. ICT in het onderwijs Om straks internationaal de boot niet te missen, is het cruciaal dat kinderen van jongsaf leren spelen en werken met moderne informatie- en communicatietechnologie. Uit de ICESmiddelen wordt cumulatief 670 miljoen beschikbaar gesteld voor de opbouw van ICTinfrastructuur in het onderwijs in de komende kabinetsperiode. Voor de exploitatielasten wordt structureel een bedrag oplopend tot 250 miljoen per jaar uitgetrokken. 12. Kennis, onderzoek en informatietechnologie Wil Nederland internationaal mee kunnen en zelfs in de voorhoede komen in de ontwikkeling naar een Internet-economie, dan zal de overheid een regisserende en ondersteunende rol moeten blijven spelen door standaardisatie, regels voor toegankelijkheid, enz. In het kader van de intensiveringen ten behoeve van de economische structuurversterking worden hiervoor middelen beschikbaar gesteld. Terug naar overzicht
Verder zullen regionale opleidingencentra steeds meer gaan functioneren als centra voor leren in brede zin. Om een compleet aanbod van initieel beroepsonderwijs, volwasseneneducatie en scholing voor werkenden en werkzoekenden te kunnen aanbieden zullen ROC's en de scholingsinstellingen van Arbeidsvoorziening zeer nauw gaan samenwerken, waarbij het perspectief wordt opengehouden van een institutioneel samengaan. Van rijkszijde zullen belemmeringen voor een dergelijk samengaan worden weggenomen.
Het stelsel van hoger onderwijs en van studiefinanciering zal zich sterker moeten richten op het uitgangspunt van wederkerend leren. Dit vraagt om het flexibiliseren van studieprogramma's en studiefinanciering. De doorstroom van een student van het MBO naar het HBO mag geen belemmering ondervinden. Hiervoor zijn middelen uitgetrokken. De samenwerking tussen het bedrijfsleven en het beroepsonderwijs (MB0/HBO) zal een forse impuls krijgen door de bundeling van voorzieningen in de zogenaamde technocentra. De innovatieve kracht van deze technocentra is van belang voor de versterking van de kennisinfrastructuur en de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt.
7. Preventie schoolverlaten Er wordt een plan opgesteld ter bestrijding van schoolverlaten zonder diploma. Overheid en onderwijsinstellingen gaan daarbij in samenwerking met het afnemende beroepenveld een maximale inspanning aan om schoolverlaten zonder diploma terug te dringen, waartoe in het plan streefcijfers worden geformuleerd. Belangrijke elementen in deze inspanningen zullen zijn een strenger toezicht op de leerplicht, versterking van beroepsgerichte trajecten en samenwerking tussen VMBO en ROC. De inspanningen zullen gemonitord worden en jaarlijks zal door de inspectie in het onderwijsverslag over de resultaten worden gerapporteerd. Afgeronde opleidingen in het kader van HAVO/VWO, de WEB en het praktijkonderwijs zijn kwalificerend. 8. De leraar Goed onderwijs staat of valt met de kwaliteit en motivatie van het leraren-corps. Om het werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken worden de arbeidsverhoudingen in het onderwijs gemoderniseerd. Om carrièreperspectieven te vergroten wordt een nieuwe functiedifferentiatie ingevoerd. In het kader hiervan moet de schoolleiding voldoende ruimte krijgen om bij de beoordeling de prestaties van leraren mee te laten tellen. Structureel wordt hiervoor een bedrag oplopend tot 215 miljoen beschikbaar gesteld. De verbetering van de lerarenopleiding blijft van groot belang. Er komt een wet op het leraarschap, waarin het register van leraren wordt geregeld. 9. Hoger onderwijs en onderzoek Ook in het hoger onderwijs wordt verder gegaan met autonomievergroting en deregulering. Er wordt gestreefd naar meer verzelfstandigde bestuursvormen. Het HOOP en het Wetenschapsbudget zullen slechts één maal in de vier jaar verschijnen. De instellingen van hoger onderwijs zullen zich zowel tegenover studenten als tegenover de overheid moeten verantwoorden over de besteding van de middelen en de bereikte resultaten. Er zullen experimenten komen met alternatieve vormen van toelating tot studies met een numerus fixus (in plaats van loting). Het gaat om systemen van selectie waarbij eindexamen, inzet, motivatie en specifieke talenten gewogen zullen worden. Bezien wordt of er meer flexibiliteit in de opleidingen kan worden gebracht, bijvoorbeeld door studenten tussentijds deeldiploma's te laten behalen of door eventuele verlenging van diplomatermijnen. 10. Studiefinanciering Het normbudget van de studiefinanciering wordt verhoogd met 100 gulden per maand via een uitbreiding van het leendeel. De prestatienorm voor de aanvullende beurs tijdens de propedeuse zal worden geschrapt. Verder wordt de leeftijdsgrens waarop studenten een studie kunnen beginnen verhoogd tot en met de leeftijd van 25 jaar met behoud van het recht op studiefinanciering. De huidige OV-jaarkaart met keuzemogelijkheid wordt gehandhaafd. Met ingang van het studiejaar 1999-2000 zal de OV-jaarkaart voor studenten in het hoger onderwijs onder de werking van de prestatiebeurs vallen. Binnen een jaar zal het kabinet de opties voor de vervoersvoorziening voor studenten na het jaar 2002 in een notitie in kaart brengen. De eerder voorgestelde prestatienormverhoging gaat niet door. II. ICT in het onderwijs Om straks internationaal de boot niet te missen, is het cruciaal dat kinderen van jongsaf leren spelen en werken met moderne informatie- en communicatietechnologie. Uit de ICESmiddelen wordt cumulatief 670 miljoen beschikbaar gesteld voor de opbouw van ICTinfrastructuur in het onderwijs in de komende kabinetsperiode. Voor de exploitatielasten wordt structureel een bedrag oplopend tot 250 miljoen per jaar uitgetrokken. 12. Kennis, onderzoek en informatietechnologie Wil Nederland internationaal mee kunnen en zelfs in de voorhoede komen in de ontwikkeling naar een Internet-economie, dan zal de overheid een regisserende en ondersteunende rol moeten blijven spelen door standaardisatie, regels voor toegankelijkheid, enz. In het kader van de intensiveringen ten behoeve van de economische structuurversterking worden hiervoor middelen beschikbaar gesteld. Terug naar overzicht
8. De leraar Goed onderwijs staat of valt met de kwaliteit en motivatie van het leraren-corps. Om het werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken worden de arbeidsverhoudingen in het onderwijs gemoderniseerd. Om carrièreperspectieven te vergroten wordt een nieuwe functiedifferentiatie ingevoerd. In het kader hiervan moet de schoolleiding voldoende ruimte krijgen om bij de beoordeling de prestaties van leraren mee te laten tellen. Structureel wordt hiervoor een bedrag oplopend tot 215 miljoen beschikbaar gesteld. De verbetering van de lerarenopleiding blijft van groot belang. Er komt een wet op het leraarschap, waarin het register van leraren wordt geregeld. 9. Hoger onderwijs en onderzoek Ook in het hoger onderwijs wordt verder gegaan met autonomievergroting en deregulering. Er wordt gestreefd naar meer verzelfstandigde bestuursvormen. Het HOOP en het Wetenschapsbudget zullen slechts één maal in de vier jaar verschijnen. De instellingen van hoger onderwijs zullen zich zowel tegenover studenten als tegenover de overheid moeten verantwoorden over de besteding van de middelen en de bereikte resultaten. Er zullen experimenten komen met alternatieve vormen van toelating tot studies met een numerus fixus (in plaats van loting). Het gaat om systemen van selectie waarbij eindexamen, inzet, motivatie en specifieke talenten gewogen zullen worden. Bezien wordt of er meer flexibiliteit in de opleidingen kan worden gebracht, bijvoorbeeld door studenten tussentijds deeldiploma's te laten behalen of door eventuele verlenging van diplomatermijnen. 10. Studiefinanciering Het normbudget van de studiefinanciering wordt verhoogd met 100 gulden per maand via een uitbreiding van het leendeel. De prestatienorm voor de aanvullende beurs tijdens de propedeuse zal worden geschrapt. Verder wordt de leeftijdsgrens waarop studenten een studie kunnen beginnen verhoogd tot en met de leeftijd van 25 jaar met behoud van het recht op studiefinanciering. De huidige OV-jaarkaart met keuzemogelijkheid wordt gehandhaafd. Met ingang van het studiejaar 1999-2000 zal de OV-jaarkaart voor studenten in het hoger onderwijs onder de werking van de prestatiebeurs vallen. Binnen een jaar zal het kabinet de opties voor de vervoersvoorziening voor studenten na het jaar 2002 in een notitie in kaart brengen. De eerder voorgestelde prestatienormverhoging gaat niet door. II. ICT in het onderwijs Om straks internationaal de boot niet te missen, is het cruciaal dat kinderen van jongsaf leren spelen en werken met moderne informatie- en communicatietechnologie. Uit de ICESmiddelen wordt cumulatief 670 miljoen beschikbaar gesteld voor de opbouw van ICTinfrastructuur in het onderwijs in de komende kabinetsperiode. Voor de exploitatielasten wordt structureel een bedrag oplopend tot 250 miljoen per jaar uitgetrokken. 12. Kennis, onderzoek en informatietechnologie Wil Nederland internationaal mee kunnen en zelfs in de voorhoede komen in de ontwikkeling naar een Internet-economie, dan zal de overheid een regisserende en ondersteunende rol moeten blijven spelen door standaardisatie, regels voor toegankelijkheid, enz. In het kader van de intensiveringen ten behoeve van de economische structuurversterking worden hiervoor middelen beschikbaar gesteld. Terug naar overzicht
Om het werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken worden de arbeidsverhoudingen in het onderwijs gemoderniseerd. Om carrièreperspectieven te vergroten wordt een nieuwe functiedifferentiatie ingevoerd. In het kader hiervan moet de schoolleiding voldoende ruimte krijgen om bij de beoordeling de prestaties van leraren mee te laten tellen. Structureel wordt hiervoor een bedrag oplopend tot 215 miljoen beschikbaar gesteld.
De verbetering van de lerarenopleiding blijft van groot belang. Er komt een wet op het leraarschap, waarin het register van leraren wordt geregeld.
9. Hoger onderwijs en onderzoek Ook in het hoger onderwijs wordt verder gegaan met autonomievergroting en deregulering. Er wordt gestreefd naar meer verzelfstandigde bestuursvormen. Het HOOP en het Wetenschapsbudget zullen slechts één maal in de vier jaar verschijnen. De instellingen van hoger onderwijs zullen zich zowel tegenover studenten als tegenover de overheid moeten verantwoorden over de besteding van de middelen en de bereikte resultaten. Er zullen experimenten komen met alternatieve vormen van toelating tot studies met een numerus fixus (in plaats van loting). Het gaat om systemen van selectie waarbij eindexamen, inzet, motivatie en specifieke talenten gewogen zullen worden. Bezien wordt of er meer flexibiliteit in de opleidingen kan worden gebracht, bijvoorbeeld door studenten tussentijds deeldiploma's te laten behalen of door eventuele verlenging van diplomatermijnen. 10. Studiefinanciering Het normbudget van de studiefinanciering wordt verhoogd met 100 gulden per maand via een uitbreiding van het leendeel. De prestatienorm voor de aanvullende beurs tijdens de propedeuse zal worden geschrapt. Verder wordt de leeftijdsgrens waarop studenten een studie kunnen beginnen verhoogd tot en met de leeftijd van 25 jaar met behoud van het recht op studiefinanciering. De huidige OV-jaarkaart met keuzemogelijkheid wordt gehandhaafd. Met ingang van het studiejaar 1999-2000 zal de OV-jaarkaart voor studenten in het hoger onderwijs onder de werking van de prestatiebeurs vallen. Binnen een jaar zal het kabinet de opties voor de vervoersvoorziening voor studenten na het jaar 2002 in een notitie in kaart brengen. De eerder voorgestelde prestatienormverhoging gaat niet door. II. ICT in het onderwijs Om straks internationaal de boot niet te missen, is het cruciaal dat kinderen van jongsaf leren spelen en werken met moderne informatie- en communicatietechnologie. Uit de ICESmiddelen wordt cumulatief 670 miljoen beschikbaar gesteld voor de opbouw van ICTinfrastructuur in het onderwijs in de komende kabinetsperiode. Voor de exploitatielasten wordt structureel een bedrag oplopend tot 250 miljoen per jaar uitgetrokken. 12. Kennis, onderzoek en informatietechnologie Wil Nederland internationaal mee kunnen en zelfs in de voorhoede komen in de ontwikkeling naar een Internet-economie, dan zal de overheid een regisserende en ondersteunende rol moeten blijven spelen door standaardisatie, regels voor toegankelijkheid, enz. In het kader van de intensiveringen ten behoeve van de economische structuurversterking worden hiervoor middelen beschikbaar gesteld. Terug naar overzicht
De instellingen van hoger onderwijs zullen zich zowel tegenover studenten als tegenover de overheid moeten verantwoorden over de besteding van de middelen en de bereikte resultaten. Er zullen experimenten komen met alternatieve vormen van toelating tot studies met een numerus fixus (in plaats van loting). Het gaat om systemen van selectie waarbij eindexamen, inzet, motivatie en specifieke talenten gewogen zullen worden. Bezien wordt of er meer flexibiliteit in de opleidingen kan worden gebracht, bijvoorbeeld door studenten tussentijds deeldiploma's te laten behalen of door eventuele verlenging van diplomatermijnen.
10. Studiefinanciering Het normbudget van de studiefinanciering wordt verhoogd met 100 gulden per maand via een uitbreiding van het leendeel. De prestatienorm voor de aanvullende beurs tijdens de propedeuse zal worden geschrapt. Verder wordt de leeftijdsgrens waarop studenten een studie kunnen beginnen verhoogd tot en met de leeftijd van 25 jaar met behoud van het recht op studiefinanciering. De huidige OV-jaarkaart met keuzemogelijkheid wordt gehandhaafd. Met ingang van het studiejaar 1999-2000 zal de OV-jaarkaart voor studenten in het hoger onderwijs onder de werking van de prestatiebeurs vallen. Binnen een jaar zal het kabinet de opties voor de vervoersvoorziening voor studenten na het jaar 2002 in een notitie in kaart brengen. De eerder voorgestelde prestatienormverhoging gaat niet door. II. ICT in het onderwijs Om straks internationaal de boot niet te missen, is het cruciaal dat kinderen van jongsaf leren spelen en werken met moderne informatie- en communicatietechnologie. Uit de ICESmiddelen wordt cumulatief 670 miljoen beschikbaar gesteld voor de opbouw van ICTinfrastructuur in het onderwijs in de komende kabinetsperiode. Voor de exploitatielasten wordt structureel een bedrag oplopend tot 250 miljoen per jaar uitgetrokken. 12. Kennis, onderzoek en informatietechnologie Wil Nederland internationaal mee kunnen en zelfs in de voorhoede komen in de ontwikkeling naar een Internet-economie, dan zal de overheid een regisserende en ondersteunende rol moeten blijven spelen door standaardisatie, regels voor toegankelijkheid, enz. In het kader van de intensiveringen ten behoeve van de economische structuurversterking worden hiervoor middelen beschikbaar gesteld. Terug naar overzicht
II. ICT in het onderwijs Om straks internationaal de boot niet te missen, is het cruciaal dat kinderen van jongsaf leren spelen en werken met moderne informatie- en communicatietechnologie. Uit de ICESmiddelen wordt cumulatief 670 miljoen beschikbaar gesteld voor de opbouw van ICTinfrastructuur in het onderwijs in de komende kabinetsperiode. Voor de exploitatielasten wordt structureel een bedrag oplopend tot 250 miljoen per jaar uitgetrokken. 12. Kennis, onderzoek en informatietechnologie Wil Nederland internationaal mee kunnen en zelfs in de voorhoede komen in de ontwikkeling naar een Internet-economie, dan zal de overheid een regisserende en ondersteunende rol moeten blijven spelen door standaardisatie, regels voor toegankelijkheid, enz. In het kader van de intensiveringen ten behoeve van de economische structuurversterking worden hiervoor middelen beschikbaar gesteld. Terug naar overzicht
12. Kennis, onderzoek en informatietechnologie Wil Nederland internationaal mee kunnen en zelfs in de voorhoede komen in de ontwikkeling naar een Internet-economie, dan zal de overheid een regisserende en ondersteunende rol moeten blijven spelen door standaardisatie, regels voor toegankelijkheid, enz. In het kader van de intensiveringen ten behoeve van de economische structuurversterking worden hiervoor middelen beschikbaar gesteld. Terug naar overzicht
In het kader van de intensiveringen ten behoeve van de economische structuurversterking worden hiervoor middelen beschikbaar gesteld.
Terug naar overzicht