U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
   T E K S T   R E G E E R A K K O O R D

NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

Zie ook:
ARTIKELEN OVER HET ONTWERP-REGEERAKKOORD 

IV Ruimtelijk-economische inrichting en milieu

1. Vijfde nota ruimtelijke ordening en actualisering VINEX
2. Beleidspakketten voor structuurversterking van Nederland
Budgettair overzicht investeringen 1999-2002 en 2003-2010
3. Verkeer en vervoer a. Openbaar vervoer
b. Personenvervoer: veiligheid en milieu
c. Goederenvervoer
4. Mainports
a. Aanvullende locatie Schiphol
b. Maasvlakte II
5. Besluitvormingsprocessen
a. Samenwerking tussen publieke en private partijen (PPS)
b. Rol gemeenten en provincies
c. Rijksprojectenprocedure en procesmanagement
d. Grote projecten
6. Milieubeleid
a. Duurzaamheid
b. Uitvoering en vervolg op NMP-3
c. Klimaatverandering en energie
7. Plattelandsbeleid, land- en tuinbouw, bio-industrie
8. Midden- en kleinbedrijf
9. Wonen
10. Elektronische snelweg
Terug naar overzicht

Vlak voor de eeuwgrens staat ons land voor belangrijke keuzes. De komende jaren moeten ingrijpende besluiten worden genomen over de vraag hoe onze groeiende bevolking de komende decennia zal kunnen werken, wonen, reizen en recreëren in een schone en veilige omgeving. Een bijzondere uitdaging vormt de gewenste ontkoppeling tussen economische groei en de gevolgen daarvan voor het milieu. De te nemen besluiten zullen hun stempel zetten op de toekomstige ruimtelijke en sociaal-economische ontwikkeling van ons land.

I. Vijfde nota ruimtelijke ordening en actualisering VINEX
Vóór het jaar 2000 zal een Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening worden uitgebracht. Daarin zal de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van ons land op hoofdlijnen worden uitgewerkt, rekening houdend met de noodzakelijke samenhang tussen de landsdelen. Vooruitlopend op de Vijfde Nota RO zal bij voorkeur voor I november 1998, maar in ieder geval voor het einde van het jaar een "houtskoolschets" worden gepresenteerd als richtinggevende voorstudie van de Vijfde Nota. Deze schets wordt gebaseerd op de hoofdlijnen van het advies van de VROMraad "stedenland-plus": de compacte stadbenadering, aangevuld met een beheerste ontwikkeling van regionaal gedifferentieerde corridors.

Het kabinet zal zich bij het ontwikkelen van beleid voor de grote vraagstukken op het terrein van de leefomgeving en de ruimtelijke economische en ecologische inrichting van ons land openstellen voor constructieve bijdragen van relevante groeperingen in de samenleving. Door hen naar waarde te schatten bij het vormgeven van de toekomst en hen waar mogelijk bij de besluitvorming te betrekken wordt het draagvlak voor het beleid, maar ook de effectiviteit van het beleid vergroot. Het gaat hier om nieuwe vormen van overleg, waarvan het de moeite waard is ze een kans te geven, onverlet de eigen verantwoordelijkheid van de overheid.

Vooruitlopend op de voorbereiding van de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening en de ``houtskoolschets" zal de Actualisering VINEX worden vastgesteld, rekening houdend met de gewenste kwaliteitsimpuls voor wonen op die locaties en de in verband met economische groei aanvullende behoefte aan gevarieerde bedrijfsterreinen. In gebieden van restrictief beleid wordt actief gewerkt aan ondersteuning van natuur- en landschapsontwikkeling, waarbij niet wordt uitgesloten dat rood ondersteunend kan zijn voor groen. In het kader van de gebiedsuitwerking van Valkerhout zullen alle consequenties van de ontwikkeling van Valkerhout als bouwlocatie worden onderzocht. Tegelijkertijd zal in het kader van de voorbereiding van de herziening van de PKB structuurschema militaire terreinen onderzoek worden verricht naar alternatieven voor de Marineluchtvaartdienst. In samenhang met de gebiedsuitwerking Hoeksche Waard zal nieuw onderzoek plaatsvinden inzake de noodzaak van situering en ontsluiting van havenafgeleide bedrijfsterreinen in de Hoeksche Waard en de situering van een nieuw centrumgebied voor de glastuinbouw en de mogelijkheden voor gebruik van afvalwarmte van industriegebied Moerdijk. Bij de herijking van de Actualisatie in het jaar 2000 kunnen de beleidsinzichten zoals die voortvloeien uit de ``houtskoolschets" en de Vijfde Nota verwerkt worden. Dan kan ook, in het licht van de dan ter beschikking staande nadere inzichten en genoemde onderzoeken, definitieve besluitvorming plaatsvinden over Valkerhout en de Hoeksche Waard.

2. Beleidspakketten voor structuurversterking van Nederland
De Nederlandse samenleving moet op de drempel van de 21 eeuw in vele opzichten versterkt worden. Dat vergt omvangrijke investeringen over een breed terrein. De beleidspakketten uit de brief van het vorige kabinet 'Impuls voor de ruimtelijk-economische structuur' (de zogenoemde Impulsbrief tot 2010 zijn met het oog hierop nader politiek gewogen; vooral het stadsgewestelijk openbaar vervoer en de vitalisering van steden zijn van extra accenten voorzien. Ook aan de ontwikkeling van de informatie- en communicatie-technologie en de versterking van de kennisinfrastructuur in het algemeen zal een forsere impuls worden gegeven. Dit laat onverlet dat de integrale, samenhangende benadering van de Impulsbrief verder op hoofdlijnen wordt onderschreven. Het belang van flankerende maatregelen naast en in aanvulling op de directe investeringen wordt algemeen onderkend. Omtrent de concrete invulling van de voor de komende periode ter beschikking staande bedragen zullen door het kabinet op korte termijn voorstellen worden gedaan, rekening houdend met de wenselijkheid van een evenwichtige verhouding tot de prioritering van de beschreven pakketten tot 2010. In de tijd is een zekere voorrang nodig voor de ICT, voor de herstructurering van de varkenssector en voor invoering van rekening rijden. In het onderstaande overzicht zijn, naast een indicatie van de omvang van de beleidspakketten voor de komende periode, de prioriteiten cumulatief tot 2010 weergegeven.

De relatieve omvang van de beleidspakketten voor de komende periode betreft een indicatie. Omdat sprake is van grote urgente knelpunten in de bereikbaarheid zullen projecten gericht op het vergroten van de bereikbaarheid zo snel mogelijk in uitvoering worden genomen. Aangezien niet alle projecten even snel uitvoeringsgereed zijn, zal met projecten die eerder in uitvoering genomen kunnen worden een aanvang worden genomen. Anderzijds kent een aantal projecten door de diverse beleidspakketten heen een lange(re) voorbereidingstijd. Overeengekomen is dat tegen die achtergrond tijdelijk binnen en tussen beleidspakketten geschoven kan worden, uiteraard met behoud van de prioriteitenstelling over de volle periode (tot 2010).

Budgettair overzicht investeringen 1999-2002 en 2003-2010 (in miljoenen)
                 
Nieuwe investeringen   1999-   2003-   Totaal  
      2002   2010      
                 
a. Bereikbaarheid Wegennet (incl. lokaal/regionaal) 970   4.030   5.000  
    Lokaal/regionaal openbaar vervoer 775   3.225   4.000  
    Rail personenvervoer 388   1.612   2.000  
    Rail goederenvervoer 97   403   500  
    Vaarwegen 100   400   500  
    Nog niet ingevuld 1) 400   -400   0  
    Totaal bereikbaarheid 2.730   9.270   12.000  
                 
b. Vitaliteit steden Bedrijventerreinen 140   580   720  
    Sleutelprojecten 105   435   540  
    Monumentenzorg 120   510   630  
    Stadsvernieuwing 435   1.815   2.250  
    Lokale milieuhinder 35   145   180  
    Fonds leefbaarheid grote steden 95   385   480  
    Totaal vitaliteit steden 930   3.870   4.800  
                 
c. Milieu Milieutechnologie 60   240   300  
    Duurzame energieimpuls 80   320   400  
    Sanering waterbodems 115   485   600  
    0verige NMP3-opties 95   405   500  
    Totaal milieu 350   1.450   1.800  
                 
d. Ruimtedruk-kwaliteit Natte natuur, res. EHS,            
    Agr.natuurbeheer 425   1.775   2.200  
    - w.v. glastuinbouw (45)   (205)   (250)  
    Reconstructie varkenssector 320   480   800  
    Totaal ruimtedruk/ruimtekwaliteit 745   2.255   3.000  
                 
e. Kennis Technocentra 40   160   200  
    Onderzoek (kennis en toepassing) 330   1.370   1.700  
    Internet/Exchange/diensten 95   405   500  
    ICT onderwijs 670   330   1.000  
    Totaal kennis 1.135   2.265   3.400  
                 
Inpassingsbudget Wegen, OV en vaarwegen 1) 0   2.000   2.000  
Rekening rijden Investeringen en exploitatie 535   965   1.500  
                 
TOTAAL NIEUW INVESTERINGSPLAN 6.425 2) 22.075   28.500 3)

  • 1) Gelet op de staat van voorbereiding resp. uitvoering van investeringsprojecten die in 1999-2002 tot kasuitgaven leiden zal slechts een gering inpassingsbudget nodig zijn voor die periode. Daarom is voor l999-2002 geen 400 miljoen voor inpassing gereserveerd doch toegevoegd aan de cluster bereikbaarheid waardoor projecten kunnen worden versneld. Een nadere verdeling zal door de minister van Verkeer en Waterstaat worden voorgesteld.
  • 2) Hiervan kan 225 miljoen worden gedekt uit bestaande vrije ruimte (Infrafonds, FES en EZ/LNV-begroting)
  • 3) Hiervan wordt 22,2 miljard gedekt uit de toegevoegde middelen van het Regeerakkoord

    Voor een verantwoorde inpassing van met name nieuwe wegen, vaarwegen en uitbreidingen van het spoor is nu voorzien in een inpassingsbudget van maximaal 2 miljard tot 2010. Het gaat daarbij om maatregelen met het oog op milieu, geluidsoverlast en meer in het algemeen de kwaliteit van de leefomgeving die uitgaan boven de vereisten, voortvloeiend uit wettelijke normen. Het kabinet zal zo spoedig mogelijk een samenhangende uitwerking geven van het bereikbaarheidspakket en de voorgestelde toedeling vanuit het inpassingsbudget. Voorts zijn de investerings- en exploitatiekosten voor rekeningrijden ingepast. Zowel het benutten van regionaal sociaal-economische potenties als het wegnemen van eventuele (bereikbaarheids-) knelpunten die een voorspoedige economische ontwikkeling in de weg staan verdient gerichte aandacht. De afspraken van het vorige kabinet met het Noorden worden bevestigd. Op korte termijn zal door het kabinet met het Noorden verder overleg worden gevoerd over de wijze waarop de Noordelijke programma's en investeringsprojecten zijn in te passen in de beleidspakketten voor ruimtelijk economische structuurversterking. De gedachten gaan uit naar een samenhangend pakket maatregelen in de orde van grootte van 1 a 2 miljard, mede afhankelijk van te maken afspraken over bijzondere projecten waaronder de OV infrastructuur.

    In algemene zin is het de bedoeling om afspraken te maken met de regio's over samenhangende uitvoering van diverse investeringen en deze vast te leggen in zgn. 'regiocontracten'. De bijzondere problematiek van Lelystad verdient apart aandacht.

    3. Verkeer en vervoer
    Bereikbaarheid en mobiliteit zijn van groot belang, maar moeten ook beheersbaar zijn en passen in leefbaarheidsdoelstellingen. Tijdens de komende kabinetsperiode zal een nieuw Structuurschema Verkeer en Vervoer verschijnen (SVV3). Ter voorbereiding zal aan de hand van een perspectievennota een brede en open verkennende discussie plaatsvinden.

    a. Openbaar Vervoer
    Het verkeers- en vervoersbeleid is allereerst gericht op een verbetering van de bereikbaarheid binnen en naar de middelgrote en grote steden in ons land waarbij tevens de leefbaarheid wordt gediend. Het afgesproken beleid ten aanzien van marktwerking in het stads- en streekvervoer wordt uitgevoerd. Er wordt naar gestreefd dat in 2003 1/3 deel van de omzet van het stads- en streekvervoer, gespreid over het land, aanbesteed is. In 2003 vindt een evaluatie plaats, waarna besloten wordt over verdere invoering van marktwerking - al dan niet in gewijzigde opzet - in het stads- en streekvervoer.

    Er komt een scheiding tussen regionaal spoorvervoer en het kernnet. Het regionale spoorvervoer (inclusief stadsgewestelijke delen van het spoornet) wordt in de periode tussen 2000 en 2008 gedecentraliseerd en toegevoegd aan het budget voor stads- en streekvervoer. Voor dat totale budget geldt als streven dat 1/3 wordt aanbesteed (in 2003). Regio's die verder willen gaan dan 1/3 krijgen daarvoor de gelegenheid.

    Voor het kernnet zal een tienjarig contract met de Nederlandse Spoorwegen worden afgesloten. In dit contract worden output-afspraken gemaakt over o.a. de tariefsontwikkeling, het voorzieningen en bedieningenniveau, alsmede punctualiteit en kwaliteit. De ervaringen met regionale aanbestedingen in stads- en streekvervoer en de praktijk van de prestatieafspraken met de NS zullen de basis vormen voor verdere besluitvorming inzake concurrentie. De positie van de consument wordt versterkt via zowel regionaal als landelijk consumentenoverleg conform het advies van de consumentenorganisaties.

    Om de openbaar vervoersprojecten op regionaal niveau te versnellen zal de samenwerking tussen diverse openbaar vervoersbedrijven, provincies en gemeentes bevorderd worden en zalde Tweede Kamer over een Uitvoeringsplan Sneltrams/Lightrail binnen een jaar worden gerapporteerd.

    De taakorganisaties worden op zo kort mogelijke termijn losgemaakt uit de Nederlandse Spoorwegen (railinfrabeheer en capaciteitsmanagement).

    De komende vier jaar moet de toegankelijkheid van het openbaar vervoer voor mensen met een handicap daadwerkelijk verbeteren. Alle betrokkenen dienen daarop te worden aangesproken. Consumenten- en gehandicaptenorganisaties dienen bij de vormgeving van de afspraken en regels terzake te worden betrokken.

    b. Personenvervoer: veiligheid en milieu
    In het kader van milieubeleid, veiligheid en doorstroming en met het oog op een goede handhaafbaarheid zal de maximumsnelheid op de snelwegen in de Randstad naar 1 00 km. per uur worden teruggebracht tussen 07.00-19.00 uur. In de avond en nacht geldt een maximumsnelheid van 120 km. per uur, behalve waar uitsluitend om veiligheidsredenen en/of vanwege geluidsnormering (aan te geven en te expliciteren door de politie in overleg met wegbeheerders en/of gemeenten) en/of wettelijke geluidsnormen 100 km. per uur aangewezen blijft. Buiten de randstad gaat overal een maximumsnelheid van 120 km. per uur op de snelwegen gelden, behalve waar uitsluitend om veiligheidsredenen en/of vanwege geluidsnormering (ook aan te geven door de politie in overleg met wegbeheerders en/of gemeenten) en/of wettelijke geluidsnormen een maximumsnelheid van 100 km. per uur aangewezen blijft.

    Zoals in NMP3 is vastgelegd zal ten behoeve van de variabilisatie van de autokosten het instrument van benzineaccijnsverhoging> onder gelijktijdige verlaging van de houderschapsbelasting, worden ingezet afhankelijk van de ontwikkelingen in Duitsland en België. Bij dergelijke prijsverhogingen zal het huidige prijsverschil met Duitsland worden verkleind.

    Als tweede instrument voor variabilisatie zal de komende regeerperiode het systeem van "rekening rijden" in de Randstad worden geïntroduceerd. Dit instrument heeft tot doel het verkeersaanbod te reduceren en te reguleren en is geen financieringsinstrument (opbrengst van rekening rijden wordt teruggesluisd).

    Variabilisatie leidt tot een verschuiving binnen de kosten die gemoeid zijn met het rijden van de auto, ze verhoogt ze niet. Om te voorkomen dat autorijden structureel goedkoper wordt dan andere vormen van vervoer zal de prijsindexering van accijnzen, zoals in de vorige periode geïntroduceerd, worden voortgezet. Het kabinet zal een onderzoek laten verrichten naar de publieke kosten van parkeren (omvang en de vraag wie voor de kosten opdraaien), de rol van de gemeente en het Rijk en de mogelijke bijdrage van parkeerbeleid aan de oplossing van de congestieproblematiek. De Rijksoverheid zal vanuit haar verantwoordelijkheid het gebruik van de fiets stimuleren, en gemeenten en provincies ondersteunen.

    In het SVV3 zullen ook investeringen gericht op een verbetering van de verkeersveiligheid worden opgenomen en voor financiering in aanmerking komen.

    c. Goederenvervoer
    In het verkeers- en vervoersbeleid zal de komende kabinetsperiode de brede logistieke- en distributiefunctie van ons land verder versterkt worden. Dit geldt zowel in de traditionele fysieke als in de innovatieve elektronische zin. De milieunadelen die deze economisch belangrijke sector kent moeten zoveel mogelijk worden opgevangen door een verschuiving van vervoer over de weg naar vervoer over water, rail en via buisleidingen (OLS en stedelijke distributie systemen).

    De milieubelasting door het wegvervoer moet verminderd worden door technische maatregelen en verhoging van de efficiency in het wegvervoer. Zodra de Euro 3 en/of Euro 4 norm is vastgesteld wordt een zgn. Sela-regeling (schone en lawaai arme vrachtauto's) ingevoerd waarmee snellere invoering van deze schonere vrachtauto's gestimuleerd wordt.

    4. Mainports
    Het belang van een goede ontwikkeling van onze Mainports, naast Nederland Brainport, wordt onderstreept.

    a. Aanvullende locatie Schiphol
    Ook in de volgende eeuw dient ons land (voldoende en tijdig) ruimte te bieden aan een beheerste groei van de luchtvaart. Randvoorwaarden op het gebied van milieu, gezondheid en (externe) veiligheid zullen daarbij nauwgezet in acht moeten worden genomen. Teneinde het risico van capaciteitstekorten op termijn zoveel mogelijk te beperken, zullen nog dit jaar besluiten worden genomen over een eventuele aanvullende locatie voor Schiphol. Daaraan gaat vooraf een definitief oordeel over de mogelijkheden van een ruimere benutting van Schiphol (herconfiguratie Schiphol), met inbegrip van de zo spoedig mogelijk aan te leggen vijfde baan en met inachtneming van de in de huidige PKB opgenomen grenswaarden voor milieu, gezondheid en (externe) veiligheid. Indien op basis van de beschikbaar komende gegevens zou komen vast te staan dat deze mogelijkheden onvoldoende zijn, dan zal vóór het einde va dit jaar een voorstel aan de Kamer worden voorgelegd inzake een aanvullende locatiekeuze. De uitkomsten van in het kader van de Integrale Beleidsvisie (IBV) uitgevoerde locatiestudies zullen daarbij worden betrokken. Ruimtelijke en regionaal-sociaaleconomische overwegingen, alsmede aspecten van veiligheid, milieu en gezondheid zullen in de afwegingen worden betrokken. Voorts zal nadrukkelijk aandacht worden gegeven aan overwegingen in verband met de tijdige beschikbaarheid van de noodzakelijk geachte capaciteit en met vraagstukken van budgettaire aard. Met het oog op deze laatste overwegingen ligt naar huidig inzicht een keuze voor de hand tussen Flevoland en een kunstmatig eiland voor de kust dan wel een keuze voor Flevoland vooruitlopend op een kunstmatig eiland dieper in de 21ste eeuw.

    Wanneer duidelijkheid bestaat over de mogelijkheid om de beoogde groei binnen de geldende normen voor milieu, (externe) veiligheid en gezondheid op te vangen, zal een voorstel worden gedaan om de getalscriteria in de PKB Schiphol (44 miljoen passagiers en 3,3 miljoen ton vracht) te doen vervallen, rekening houdend met de aanbevelingen van de commissie-In 't Veld.

    b. Maasvlakte II
    De positie van de Mainport Rotterdam zal worden versterkt samen met een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond. Het gesignaleerde ruimtetekort wordt opgelost. Uitgangspunt is de projectbeslissing en de zogeheten Startnotitie Mainportontwikkeling Rotterdam. Er wordt naar gestreefd de besluitvormingsprocedure de komende kabinetsperiode af te ronden.

    5. Besluitvormingsprocessen
    a. Samenwerking tussen publieke en private partijen (PPS)
    Gestreefd wordt naar een gecontroleerde verbreding van de pps-praktijk in Nederland. De vereiste kennis, expertise en ervaring zullen worden gebundeld in een kenniscentrum pps conform de aanbevelingen van het rapport "Meer Waarde door Samen Werken". Dit kenniscentrum zal in nauwe samenwerking met de vakdepartementen een beleidskader pps ontwikkelen en bij concrete projecten ondersteuning bieden en een pps-advies geven.

    b. Rol gemeenten en provincies
    Bij het inpassen van de ruimtewensen past ook een intensivering van de samenwerking tussen overheden. Het Rijk zal op basis van een integrale visie op hoofdlijnen sturing moeten geven aan een samenhangende ruimtelijke ordening. De provincies zijn de bestuurslaag om deze visie in samenspraak met gemeenten regionaal verder uit te werken en uit te voeren. Voor belangrijke projecten met een nationale uitstraling ligt de regie bij het Rijk.

    c. Rijksprojectenprocedure en procesmanagement
    Het kabinet stuurt met het oog op stroomlijning van de besluitvorming over ruimtelijke investeringsprojecten onder regie van het rijk ('rijksprojectenprocedure') najaar 1998 een wetsvoorstel om advies naar de Raad van State. Dit wetsvoorstel voorziet onder meer in een regeling van een projectbesluit in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Bij de voorbereiding van de besluitvorming over grote, complexe projecten van nationaal belang past het kabinet goed procesmanagement toe om winst te behalen in tijd en kwaliteit. Daarbij gat het in hoofdzaak om zorgvuldige structurering van het gehele besluitvormingsproces, waarbij vanaf het begin interactief wordt samengewerkt tussen betrokken departementen en met andere overheden en belanghebbende organisaties, op basis van spelregels die door de Tweede Kamer zijn goedgekeurd.

    d. Grote projecten
    Ter bevordering van de doorzichtigheid en het draagvlak van grote projecten worden voorbereidings-, besluitvormings- en bezwaarprocedures op elkaar afgestemd met behoud van rechtsbescherming. Bij grote infrastructurele projecten zal eerst de kwaliteit (cultuur-historisch en anderszins) van het gebied in kaart worden gebracht. Daarna worden belanghebbende burgers en organisaties betrokken bij de openbare nut- en noodzaakdiscussie die in beginsel maximaal zes maanden zal duren. Daarin komen ook alternatieven en flankerend beleid aan de orde en kan desgewenst een convenant worden gesloten. Dit proces wordt afgesloten met een besluit van kabinet en Kamer dat nut en noodzaak van het project vaststelt en een of meer varianten aangeeft. Het kabinet kiest voor een variant en legt het ontwerp ter inzage. Vervolgens is de nieuwe openbare voorbereidingsprocedure van de Awb van toepassing en kunnen belanghebbenden bezwaren indienen. Daarna volgt besluitvorming door kabinet en parlement, waarbij amendering kan plaatsvinden. Vervolgens kan in beroep worden gegaan bij de Raad van State. De voor de uitvoering van het plan benodigde beschikkingen (vergunningen, ontheffingen en overige toestemmingen van verschillende overheden en eventuele onteigeningen) worden in een allesomvattende procedure onder regie van de meest betrokken minister afgehandeld. Daarbij worden strikte termijnen gehanteerd.

    6. Milieubeleid
    a. Duurzaamheid
    Nederland is succesvol in het ombuigen van de trend dat economische groei gepaard gaat met een evenredige groei van milieudruk. Het is zelfs voor vrijwel alle milieuproblemen gelukt een absolute ontkoppeling tot stand te brengen: de vervuiling daalt terwijl productie en consumptie groeien. De ontkoppeling moet worden doorgezet. Voor het hardnekkige vraagstuk van energiegebruik en klimaatverandering moet de trendbreuk nog binnen bereik komen. Maar vastgesteld moet worden dat deze opgave voor alle landen geldt.

    Een uitdaging is ook het beschermen van de ruimtelijke kwaliteit van ons land gegeven de combinatie van bevolkingsgroei, toenemende mobiliteit, ruimtebeslag voor wonen, werken en recreëren en de wens om de natuur meer kansen te geven.

    Dit vraagt dat burgers en bedrijven zich de problemen realiseren en bereid zijn hun gedrag aan te passen, schonere producten te kopen en te produceren, innovaties een kans te geven en afspraken te maken over modernisering van de economie die ook voor het milieu beter uitpakt. De overheid stelt de gemeenschappelijke doelen voor de lange termijn vast en ondersteunt burgers en bedrijven bij de noodzakelijke aanpassingen. Bij de keuze van instrumenten staan het milieurendement en de kosteneffectiviteit centraal.

    b. Uitvoering en vervolg op NMP-3
    De aanbevelingen uit de nota Milieu en Economie en het NMP-3 worden uitgevoerd en krijgen een extra impuls door het pakket maatregelen in dit regeerakkoord. Bij méér dan behoedzame groei zal de extra milieudruk zoveel mogelijk worden gecompenseerd. Het beleid wordt voortgezet om een set van indicatoren te ontwikkelen die de relatie tussen economische ontwikkeling en milieubelasting inzichtelijk maakt. Voor grote, grensoverschrijdende milieuproblemen wordt zoveel mogelijk internationale afstemming (EU) gezocht. De overheid zal, als regisseur van dit proces, langs verschillende routes werken.

    Milieusparende technologieën bij de vernieuwing van productieprocessen en producten worden bevorderd. Op de versterking van kennis en (milieu-)technologie wordt fors ingezet, naast een impuls voor duurzame energie.

    marktconforme instrumenten blijven centraal staan. Producenten en consumenten worden door financiële prikkels aangemoedigd tot milieuvriendelijk gedrag.

    Vrijwillige afspraken tussen overheid en sectoren (zoals convenanten) vormen in Nederland inmiddels een traditie die wordt voortgezet. Het kabinet zal daarnaast inspelen op de bereidheid van bedrijfsleven en onder meer milieu-, natuur- en consumentenorganisaties, om een nieuwe generatie convenanten te ontwikkelen, gericht op nieuwe uitdagingen rond milieu en ruimtelijke ordening.

    Wet- en regelgeving blijven noodzakelijk onderdeel van het beleid, met name als normen moeten worden gesteld en als andere instrumenten niet (voldoende) effectief zijn. Strikte handhaving van deze regels is noodzakelijk. De administratieve lastendruk voor bedrijven voortvloeiend uit de Wet Milieubeheer zal de komende periode worden teruggebracht, zonder afbreuk te doen aan het vereiste beschermingsniveau. Vooral in de afvalsector wordt de milieuhandhaving versterkt, met een centrale rol voor de provincies. Bij politie en Openbaar Ministerie is handhaving een belangrijke prioriteit.

    Een evenwichtige ontwikkeling betekent ook dat geïnvesteerd wordt in landschappelijke kwaliteit. Voor de inpassing van infrastructurele werken komen extra middelen beschikbaar.

    Overheidsinvesteringen leveren een directe bijdrage aan een duurzame economie en zullen daarnaast een indirecte strategische betekenis krijgen naarmate ze meer inzet van burgers en bedrijven uitlokken.

    e. Klimaatverandering en energie
    Nederland heeft een belangrijke rol gespeeld in de voorbereiding en het welslagen van de Klimaatconferentie in Kyoto. Om het belang van de uitkomst van Kyoto te onderstrepen en in het kader van de verdeling van de EU-taakstelling over de lidstaten, zal de emissie van broeikasgassen in de periode tot 2008-2012 met 6 % worden gereduceerd ten opzichte van 1990. Als voorwaarden gelden daarvoor:

  • ratificatie van het Klimaatverdrag door de VS en Japan;
  • daadwerkelijke implementatie van communautaire maatregelen zoals bevordering van duurzame energie, energiebesparing, warmte-kracht koppeling, maatregelen in de verkeer- en vervoersfeer, afvalsector, industrie en landbouw;
  • invoering van een Europese energieheffing van betekenende omvang, ook voor grootverbruikers, uiterlijk in 2002;
  • voldoende ruimte (ca. 50%) voor inzet van flexibele instrumenten zoals Joint Implementation, Clean Development Mechanism en verhandelbare emissierechten.

    In de kabinetsperiode tot 2002 worden concrete en herkenbare nieuwe stappen gezet op weg naar het realiseren van de doelstelling voor 2008-2012. Nederland zal de komende jaren tot een meer energiezuinige samenleving moeten komen, om de Europese doelstelling van Kyoto waar te maken. Dit betekent dat nieuwe producten en productieprocessen en gebouwen energiezuiniger moeten worden. Het percentage duurzame energie zal in 2020 tenminste 10% moeten zijn.

    De regulerende energiebelasting (ecotax) zal in het kader van de belastingherziening worden verdubbeld. Als onderdeel van het pakket zal ca. 15% (500 miljoen) van de opbrengst van de ecotax worden aangewend om burgers en bedrijven via fiscale faciliteiten te stimuleren tot energiebesparing. Verdere vergroening wordt bereikt door 'overige milieubelastingen', de indexatie van milieubelastingen en BTW over milieubelastingen. Zie ook bijlage 1.

    Nederland zal zich blijven inzetten voor invoering van BTW op vliegtickets en accijns op kerosine in Europees verband.

    De overige prijsmaatregelen gericht op mobiliteitbeheersing (o.a. variabilisatie en rekening-rijden) en de verlaging van de maximumsnelheid in de Randstad dragen eveneens bij.

    Naast reductie van het belangrijke broeikasgas CO2 zal ook meer beleid gericht worden op de overige broeikasgassen waar tegen relatief geringe kosten een grote reductiemogelijk is. Binnen de nog niet van een bestemming voorziene middelen van de 2e tranche van het C02-reductieplan zal bij voorrang een bedrag van 50 miljoen voor dit doel beschikbaar worden gesteld.

    Een deel van de reductie zal gerealiseerd worden na 2002, als er meer zicht is op gezamenlijke Europese maatregelen en op de mogelijkheden van handel in emissierechten. In déze kabinetsperiode zet de regering zich maximaal in voor een substantieel pakket communautaire maatregelen. Een begin zal worden gemaakt met een experiment op het gebied van verhandelbare emissierechten in het binnenland.

    Landen in Midden- en Oost Europa en in de Derde Wereld worden met omvangrijke middelen gesteund bij energiebesparing> het tegengaan van verspilling en het minder afhankelijk worden van fossiele energie, door middel van Joint Implementation en Clean Development Mechanism.

    7. Plattelandsbeleid, land- en tuinbouw, bio-industrie
    Op het platteland in Nederland wonen zes miljoen mensen. Voor de volgende eeuw en voor volgende generaties blijft een leefbaar platteland van groot belang: economische concurrentiekracht, sociale cohesie, ecologische duurzaamheid en culturele identiteit worden hiertoe bevorderd.

    Om de positie van het platteland te versterken wordt het niveau van voorzieningen op het gebied van onderwijs, gezondheids- en ouderenzorg op peil gehouden. De waarde van het platteland voor recreatie en toerisme krijgt nadere aandacht. Mede in het kader van de Vijfde Nota wordt gewerkt aan een samenhangende benadering van de inrichting van Nederland: compacte stedelijke netwerken met een beheerste ontwikkeling van corridors en een uitruil van functies in landelijke gebied: Ecologische Hoofdstructuur, duurzame landbouw, agrarische industrie, en recreatie- en toerismegebieden. De bereikbaarheid van kernen op het platteland wordt verbeterd via het tot stand brengen van meer maatwerk in het openbaar vervoer.

    Bij het revitaliseren van het landelijk gebied wordt ingezet op het versterken van natuurwaarden, het terugwinnen van natuurgebied dat in de afgelopen decennia verloren is gegaan en het verhogen van de kwaliteit van de landbouwproductie. Voor natuurontwikkeling (natte natuur, natuurbeheer, inrichting van de Ecologische Hoofdstructuur) stelt het kabinet substantieel extra middelen beschikbaar (ICES).

    Het kabinet brengt een actualisatie uit van de Nota Dynamiek en Vernieuwing. Alle sectoren in de land- en tuinbouw staan voor noodzakelijke en ingrijpende herstructureringen, gericht op volksgezondheid, economische versterking, milieu en dierenwelzijn. Bij voorkeur worden van de sectoren herstructureringsplannen verlangd, zoals nu voor glastuinbouw, de melkveehouderij en pluimveesector zijn opgesteld. De overheid dient bij deze herstructureringen ondersteuning te geven, zowel financieel als beleidsmatig. Daar waar sectoren onvoldoende rekening houden met de wensen van consumenten en marktpartijen, zal de overheid regulerend optreden. De uitvoering van de diverse herstructureringsplannen vergt een duidelijke regiefunctie, zowel op landelijk als regionaal niveau. De provincies zijn verantwoordelijk voor de ruimtelijke afstemming en integratie van de uitvoering van deze herstructurering- waartoe onder meer de diverse financiële regelingen op provinciaal niveau worden samengevoegd. Ten behoeve van de herkenbaarheid voor de consument streeft de overheid naar een harmonisatie van de milieukeuren.

    De mensen van markten en maatschappij met betrekking tot volksgezondheid en dierenwelzijn, milieu en landschap leiden tot kostprijsstijging. Vanuit het beleid worden hier een aantal maatregelen tegenover gesteld die tot kostprijsreductie kunnen leiden. Naast de Starters Overname Regeling (SOR) worden andere faciliteiten onderzocht, die de overname van gezonde bedrijven minder zwaar maken. Om de wenselijke herstructurering op bedrijfsniveau te bespoedigen, worden fiscale belemmeringen (bijv. inzake stakingswinst) zoveel mogelijk weggenomen. Varkenshouders die versneld aan de nieuwe welzijnseisen van het varkensbesluit voldoen worden tegemoet gekomen met een premiereductie in het kader van de Gezondheids- en welzijnswet Dieren.

    Het mest- en mineralenbeleid wordt langs de bestaande lijn voortgezet, het ammoniakbeleid zal uitsluitend worden gebaseerd op het emissiespoor. Belangrijke milieudoelstellingen kunnen hiermee in grote delen van het land worden gerealiseerd, maar met name voor de kwetsbare zandgronden is aanvullend beleid noodzakelijk, mede met het oog op de EU-Nitraatrichtlijn. Hiervoor zal een stimulerend pakket maatregelen worden opgesteld, inclusief een financiële ondersteuning vanuit de ICES middelen.

    De overheid stimuleert de pluimveesector actief om maatschappelijke knelpunten in het productie- en verwerkingsproces op te lossen, waaronder de verwerking van pluimveemest (export, verbranden, etc.). Met name milieu en dierenwelzijn zijn in deze sector belangrijke aspecten, waarbij tevens de internationale concurrentiepositie in ogenschouw wordt genomen.

    Door de overheid zullen maatregelen worden getroffen indien de sector voor 1-1-2000 zelf onvoldoende maatregelen heeft genomen om de gestelde doelen te bereiken. Het kabinet dient met kracht te stimuleren dat in EU-verband de richtlijn inzake een verbod op legbatterijen wordt vastgesteld. Mocht blijken dat daarvan in de komende kabinetsperiode geen sprake zal zijn dan zullen tijdig maatregelen voor een dergelijk verbod in Nederland worden voorbereid.

    De herstructureringen in de glastuinbouw wordt vanuit de ICES middelen financieel ondersteund, in aanvulling op de reeds eerder gereserveerde middelen, onder meer vrij gekomen uit de zogenaamde ROG-regeling. Om tot een oplossing van de ruimteproblemen van de tuinbouw in het Westland te komen zal het kabinet mede met de beschikbare ICESmiddelen de vestiging van bedrijven elders in het land stimuleren.

    Bij bedrijfsopvolging, nieuwvestigingen en de verwerving ten gunste van natuurontwikkelingen kunnen grondprijzen van belang zijn. Ten behoeve van natuurontwikkeling zijn hiervoor middelen gereserveerd. De mogelijke problematiek bij bedrijfsopvolging en nieuwestiging zal nader worden bezien.

    8. Midden- en Kleinbedrijf
    Kleine en middelgrote bedrijven zijn een bron van economische dynamiek en vernieuwing. Zo is de afgelopen jaren het MKB goed geweest voor een groot deel van de totale werkgelegenheidsgroei in ons land. Vooral de ondernemers in de startende en snel groeiende bedrijven de zogenaamde gazellen, prikkelen bestaande concurrentieverhoudingen en dagen uit tot vernieuwing.

    De vorige kabinetsperiode heeft het kabinet een groot aantal maatregelen genomen om de positie van het ~[KB te versterken en te bestendigen (o.m. verhoging investeringsaftrek, Tante Agaath regeling, faciliëring leerlingwezen). In de komende kabinetsperiode zal het nieuwe Belastingstelsel ook het versterken van vernieuwend ondernemerschap dienen. Meer in het algemeen zal het kabinet de ondernemingszin en het nemen van ondernemingsrisico's bevorderen. Zo zijn verdere verminderingen van toe- en uittredingsbarrières ook van belang voor gezonde concurrentieverhoudingen in het MKB. In dit verband zal het kabinet de Vestigingswet bedrijven op zijn doelmatigheid toetsen via een evaluatie.

    De mogelijkheid om te kunnen toetreden tot het ziekenfonds zal voor kleine zelfstandigen positief uitwerken.

    9. Wonen
    Op basis van de nota woonverkenningen 2030 en een op te stellen evaluatie van de nota Volkshuisvesting in de jaren '90 (de "nota Heerma") zal uiterlijk medio 2000 een beleidsnota over Wonen in de 21< eeuw worden uitgebracht.

    In deze beleidsnota zal in het bijzonder aandacht worden gegeven aan een verruiming van de mogelijkheden voor burgers te komen tot vormen van zelfbeschikking en zelfbeheer. Daarbinnen staat de bevordering van het eigen woningbezit centraal. De koop van de eigen huurwoning zal actief worden bevorderd. Het particulier opdrachtgeverschap voor de eigen woning dient actief te worden gestimuleerd. De regering zal binnen een halfjaar een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer indienen om het eigen woningbezit onder mensen met lage inkomens te bevorderen, rekening houdend met de inhoud van het initiatiefwetsvoorstel IKB. De behandeling van het initiatiefwetsvoorstel IKB (individuele koopbijdrage) zal worden opgeschort totdat de voorstellen van de regering zijn ingediend.

    Van de sociale huursector wordt verwacht dat zij binnen haar wettelijke taakstelling zich specifieker zal richten op de huisvesting van bijzondere groepen. Daarbij dient in het bijzonder aandacht te worden gegeven aan de totstandkoming van vormen waarin wonen en zorg voor ouderen zijn geïntegreerd. Onderzocht zal worden of hiervoor het BBSH aanpassing behoeft.

    Binnen de uitgangspunten van de verzelfstandiging van de sociale huursector past de Rijksoverheid terughoudendheid en dient de sector de zelfregulering ter hand te nemen. Daarom zal de sociale huursector worden verzocht om voor 1 januari 2000 te komen met een sluitend stelsel voor een revolving fund waarin de onderlinge solidariteit tussen 'rijke' en arme' woningcorporaties en de rechtsgelijkheid binnen de doelgroep van de volkshuisvesting is gewaarborgd. Indien een dergelijk stelsel niet binnen de gestelde tijd is geëffectueerd zullen in het kader van de beleidsnota Wonen voorstellen worden gedaan om door middel van de toepassing van bestaande dan wel nieuwe instrumenten te komen tot een gewenste vorm van 'onderlinge solidariteit'.

    De trend in de jaarlijkse huurprijsverhoging van de afgelopen jaren is goed. De afstand tussen de huurprijsverhoging en het inflatiepercentage wordt steeds kleiner. Met inachtneming van de eisen van een bedrijfseconomische verantwoorde exploitatie zal het huurprijsbeleid voor woningen onder de grens van de Huursubsidiewet worden voortgezet in de richting van het inflatiepercentage. In het kader van een gewenst herstel van de steden zal het beleid van stedelijke vernieuwing worden geïntensiveerd. In het kader van de beleidspakketten voor structuurversterking is hiervoor een bedrag van 2,5 miljard cumulatief in 2010 beschikbaar gesteld.

    In het verlengde van MDW (marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit) wordt gestreefd naar een drastische vereenvoudiging van de bouwregelgeving. Daarbij wordt rekening gehouden met duurzaam bouwen in het algemeen en strengere isolatie-eisen in het bijzonder. Duurzaam bouwen, zowel in de woning- als in de utiliteitsbouw zal worden geïntensiveerd.

    Gestreefd wordt nog dit jaar de behandeling van het wetsvoorstel inzake de koop onroerende zaken en aanneming van werk dat beoogt de positie van kopers van een woning te beschermen (bedenktijd na mondelinge overeenstemming over de koop van een woning) af te ronden.

    10. Elektronische snelweg
    De invloed van de zich snel ontwikkelende informatie- en communicatietechnologie (ICT) op de samenleving van de 21e eeuw zal enorm zijn. Toch is niet precies te voorspellen op welke terreinen en met welke toepassingen voor de nabije en verdere toekomst rekening moet worden gehouden. Zeker is wel dat grote veranderingen gaande zijn in de (internationale) handel, de techniek en de omvang van informatie-uitwisseling en digitaal gegevensverkeer. Elementen daarbij zijn:

  • de convergentie van media en telecommunicatie
  • beheer en bescherming van gegevensbestanden
  • de wens tot afspraken over, c.q. oplossingen voor vraagstukken inzake beveiliging en authenticiteit van elektronische documenten, mededinging, fiscaliteit
  • een goede uitwisseling van informatie tussen politiek en overheid, en de burger
  • de gevolgen van internet voor misdaad en misdaadbestrijding.

    De elektronische snelweg biedt dus nieuwe vraagstukken, maar vooral tal van kansen. Nederland zal aansluiting zoeken bij de vele ontwikkelingen, en wil bij de verderevormgeving nauw betrokken zijn. Het actieplan elektronische snelweg wordt verder vorm gegeven, met inbegrip van het stimuleren van investeringen in de elektronische snelweg (ICES-budget). Daarbij wordt gestreefd naar de ontwikkeling van een derde mainport: Nederland brainport.

    Wat betreft de snelle ontwikkeling van de internationale handel via Internet moet Nederland in een vroeg stadium de aansluiting vinden (electronic commerce).

    Maatschappelijke discussie en politieke besluitvorming zijn nodig over toepassingen van internet, over de toegankelijkheid voor alle burgers van de elektronische snelweg (zowel thuis als in openbare ruimtes), over daarmee samenhangende grondrechten (meningsuiting, privacy, communicatiegeheim), en over de invloed van de digitale revolutie op de samenleving van mensen ('electronic civic society') in het algemeen.

    Terug naar overzicht

  • NRC Webpagina's
    21 JULI 1998



        Bovenkant pagina

    NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)