U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.
    M E D I A  
NIEUWS  | TEGENSPRAAK  | SUPPLEMENT  | AGENDA  | ARCHIEF  | ADVERTENTIES  | SERVICE 

  NIEUWSSELECTIE  
  KORTE BERICHTEN  
  RADIO & TELEVISIE  
  MEDIA  

Hulpverlening staat voorop, maar hulpverleners hebben niet per definitie gelijk

Code voor journalisten is overbodig


Moet er een gedragscode komen voor journalisten? Nee, vindt Journaal- chef Hans Laroes. Een gedragscode bindt niemand, is niet afdwingbaar en zal vol compromissen zitten.

Het NOS-Journaal kan bovendien zelf wel nadenken en zijn eigen normen formuleren, die duidelijker zijn dan welke gedragscode ook. Het Journaal is niet foutloos, maar corrigeert zichzelf en laat zich graag overtuigen. Iedere keer weer - bij een busramp, een vliegtuigongeluk - wordt dezelfde discussie gevoerd. Zijn journalisten niet veel te opdringerig? Moeten ze bij gebeurtenissen waar doden en gewonden vallen niet gewoon worden geweerd? Moet hun onfatsoen niet met een gedragscode worden bestreden? Prof. A. van der Meiden werd er recent over geïnterviewd in de krant van de tiende en de ongevalschirurg Frans van den Wildenberg schreef er over in NRC Handelsblad van 15 juli.

Hoe zou zo'n code er dan uit moeten zien?

Hulpverlening heeft prioriteit.

Vanzelfsprekend. Journalisten hoeven niet op de plaats van de ramp te staan. In de weg lopen is niet de bedoeling. Maar ze moeten wel naast de gebeurtenis kunnen staan, om waar te nemen wat er gebeurt en hoe de hulpverlening verloopt. Vorig jaar in Eindhoven, bij de Herculesvliegramp, gingen de hekken 11 uur lang dicht voor het Journaal en de andere collega's. De hulpverlening wenste in afzondering te opereren. Hoe goed die hulpverlening was weten we inmiddels.

Wellicht was de discussie over de kwaliteit van de hulpverlening wel veel eerder gevoerd - en had deze veel eerder tot resultaat geleid - als journalisten toen hun waarnemingen hadden kunnen doen en meteen hun vragen hadden kunnen stellen. De maatschappelijke relevantie van dat werk lijkt evident.

Privacy-bescherming is belangrijk.

Frans van den Wildenburg schrijft: ,,De moderne verslaggever spoedt zich met een cameraman naar de plaats des onheils om een goed shot van verwrongen staal en kermende, bebloede verkeersslachtoffers te krijgen''. Met alle respect, dat is echte onzin. Wij hebben al vele jaren afspraken over wat we wel en wat we niet meer kunnen tonen. Het gaat ons om verslaggeving van de gebeurtenis, niet om close-ups van mensen in ellendige omstandigheden, of het nu granaatinslagen op de markt van Sarajevo betreft of verkeersongelukken. De politieman die staand op een autowrak een infuus vasthoudt (een voorbeeld uit de verslaggeving over een kettingbotsing in de mist, vorig jaar bij Haarlem), verbeeldt de gevolgen van zo'n ongeluk veel sterker dan een 'inzoom' op de gewonde automobilist in zijn autowrak. Ook hulpverleners moeten zorgvuldig zijn als ze hun voorbeelden kiezen en hun verwijten maken.

Journalisten moeten slachtoffers niet zomaar overvallen.

Vanzelfsprekend. Prof. Van der Meiden zag in het Journaal een jonge vrouw die gewond was geraakt en haar ouders had verloren. ,,Haar werd een microfoon onder de neus geduwd'', zegt Van der Meiden, en NRC Handelsblad meldt dat de vrouw een onsamenhangend gesprek met een bevriende reisgenote voerde, waardoor de suggestie ontstaat dat het Journaal daar zomaar met camera en microfoon inbrak. Ook dat is niet waar. Er is van te voren overlegd, ze was bereid haar verhaal te vertellen en haar verhaal was zeker niet onsamenhangend. Vervolgens hebben we zowel in Egypte als in Hilversum bekeken of haar verhaal uitzendwaardig was. Want inderdaad is dat de vraag: kan het? Moet je iemand tegen zichzelf beschermen? Soms is dat aan de orde, soms niet. Wij vonden dat het in dit geval kon, maar natuurlijk willen we dat besluit ter discussie stellen. Maar onsamenhagend was het verhaal absoluut niet, van een overval was geen sprake. Het verhaal van de vrouw was relevant voor de gebeurtenis, net als de uitspraken van andere buspassagiers over de toedracht van het ongeluk.

Journalisten moeten zeggen wie ze zijn.

Vanzelfsprekend. NRC Handelsblad meldt dat een televisieverslaggever zich deze maand in Egypte heeft uitgegeven voor verzekeringsagent. Dat hoort niet, dat is fout. Corrupte politici mogen wat mij betreft het slachtoffer worden van undercover-operaties, maar verkeersslachtoffers in ieder geval niet. Een kleine commerciële omroep smokkelde vorig jaar stiekem een microfoon binnen via het open raam van een gebouw waar familieleden van Dakota-slachtoffers bijeenkwamen. Dat hoort niet. Wij werken zo dan ook niet. Ook dat is vanzelfsprekend. Ik hoor dus graag man en paard, ter veroordeling.

Hulpverleners hebben niet altijd gelijk.

Vanzelfsprekend niet. Het is voor zover ik het kan overzien puur-Nederlands om slachtoffers en nabestaanden eerst van iedereen te isoleren. Soms is dat goed, maar niet altijd. We hebben redelijk wat ervaring opgedaan inmiddels en weten dat sommige mensen juist graag hun ervaringen formuleren, ter ordening en verwerking. Een mechanisch afzonderen is, hoe goed ook bedoeld, niet in alle omstandigheden het juiste antwoord. Het gaat mij wat ver om iedereen die is betrokken bij een ongeval (en die tot mijn verbazing in alle omstandigheden als patiënt moet worden gezien, volgens Van den Wildenberg) te beschouwen als iemand die niet meer in staat is tot zelfstandig nadenken en formuleren. Zijn handelen hoeft niet altijd tijdelijk door de hulpverlener te worden overgenomen.

De grote vraag is natuurlijk of er wel een gedragscode voor journalisten nodig is.

Vanzelfsprekend niet. Een gedragscode bindt niemand, is niet afdwingbaar en zal - als hij al op papier komt - vol compromissen zitten van opvattingen die leven bij - naar willekeur - De Telegraaf en SBS aan de ene kant en NRC Handelsblad en Trouw aan de andere.

Wat het NOS-Journaal betreft, dit is goed in staat zelf na te denken en eigen normen te formuleren, die veel duidelijker zijn dan welke gedragscode ook. We zijn niet foutloos, we corrigeren onszelf, we gaan in discussie en laten ons graag overtuigen. We zijn er om nieuws te brengen, zelfs als dat onwelgevallig nieuws is.

Dat moet gebeuren op basis van vakmatige zorgvuldigheid. Het gaat ons er niet om de snelste te zijn, of het meest emotionele beeld te brengen, zoals Van der Meiden zegt. Zoals gezegd: de hulpverlening heeft prioriteit, maar van die stelling kan de hulpverlener niet zomaar zijn absolute gelijk afleiden en automatisch de journalistiek veroordelen en buiten zetten.

Hans Laroes is redactiechef van het NOS-Journaal.

NRC Webpagina's
21 JULI 1997


    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl)