O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Een kapitale stroom
De totale nettokapitaalstroom naar ontwikkelingslanden in 1996 bedroeg 285 miljard dollar, zo blijkt uit deze week gepubliceerde cijfers van de Wereldbank. Daarvan bestond 41 miljard dollar uit officiële overheidshulp en 244 miljard uit particuliere investeringen en beleggingen. De particuliere kapitaalstroom is vergeleken met 1995 met zestig miljard dollar toegenomen, de officiële hulp met dertien miljard gedaald. Het omslagpunt kwam in 1992. Toen bedroeg de particuliere kapitaalstroom naar ontwikkelingslanden voor het eerst meer dan de officiële hulp. Vergeleken met 1990 is de particuliere kapitaalstroom verzesvoudigd - financiële crises zoals in Mexico (1995) ten spijt - en de officiële hulp met bijna dertig procent gedaald. Dat is nog niet alles. Voor zover de officiële hulp niet uit giften maar uit leningen bestaat, is sprake van een negatieve geldstroom. Dit wil zeggen dat Westerse overheden meer geld aan aflossingen ontvangen van ontwikkelingslanden dan dat ze aan nieuwe leningen verstrekken. Slechts dankzij de leningen van internationale organisaties zoals de Wereldbank en het Internationale Monetaire Fonds is nog sprake van een positief nettobedrag van leningen aan ontwikkelingslanden. Zelfs hier houdt de teloorgang van de officiële hulp niet op. Een snel toenemend deel, inmiddels zo'n twaalf procent van het totaal, wordt besteed aan noodhulp, hulp aan vluchtelingen en aan vredesmissies in conflictgebieden. Voor de traditionele taken van hulp, armoedebestrijding en economische ontwikkeling, is daardoor nog minder geld beschikbaar. UIT DEZE DUBBELE beweging van afnemende officiële hulp en groeiende particuliere kapitaalstromen in de jaren negentig vallen verregaande conclusies te trekken. Om te beginnen: macro-economische hervormingen werken. Goed beleid trekt kapitaal aan. Ook al ging in 1996 bijna driekwart van de particuliere geldstroom naar twaalf landen, de groep ontwikkelingslanden die particulier kapitaal aantrekt verbreedt zich langzaam maar zeker. In de tweede plaats is sprake van een illustratie van de mondialisering. Directe investeringen van ondernemingen en financiële beleggingen in ontwikkelingslanden versterken de internationale economische verstrengeling. Open grenzen en open markten dragen bij tot welvaartsverhoging. De keerzijde is dat een groot aantal ontwikkelingslanden verstoken blijft van buitenlands kapitaal. Deels is dat een gevolg van de val van de Muur: de werving van cliënten in de 'Derde Wereld' is voorbij en in steeds meer landen heeft de marktideologie de plaats ingenomen van de overtuiging dat overheden de economische ontwikkeling moeten sturen. Het heeft ook te maken met falend economisch beleid, met ineenstortende maatschappelijke en politieke structuren, en met de teleurstelling over de resultaten van officiële hulp. De Wereldbank, vermoedelijk professioneler dan enig nationaal hulpprogramma, erkent publiekelijk dat eenderde van haar projecten mislukt. HET GEVOLG VAN dit alles is dat minder hulpgelden beschikbaar zijn voor zaken die ook in een geprivatiseerde economie overheidstaken blijven zoals basisonderwijs en gezondheidszorg, terwijl investeringen in de infrastructuur in toenemende mate door de particuliere sector worden gefinancierd. Dit vraagt om een dringende bezinning op de toekomstige rol van ontwikkelingshulp.
|
NRC Webpagina's
25 MAART 1997
|
Bovenkant pagina |