O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Het lijden van het CDA
De ontreddering die er momenteel in de partij heerst, is daarom ook wel te begrijpen. Het meest markant komt deze tot uiting door de openlijke bemoeienissen met de gang van zaken van het niet benoemde 'seniorenconvent'. Nadat de afgelopen weken oudgedienden als Biesheuvel, Schmelzer, Andriessen en Gardeniers zich kritisch over de huidige CDA -leiding hadden uitgelaten, kwam daar gisteren nog eens de ondubbelzinnige kritiek van oud-premier Van Agt bij. De wijze van oppositievoeren was miserabel, CDA-fractievoorzitter Heerma voldeed niet en er moest haast gemaakt worden met het aanwijzen van een nieuwe leider. Dit soort geluiden zijn gemakkelijk af te doen als opmerkingen van de voorbije generatie. Maar dat zou de invloed van deze categorie ontkennen. Het CDA, en de groeperingen waaruit de partij in de jaren zeventig is voortgekomen, hebben altijd een aanzienlijk informeel machtscircuit gekend. Een circuit dat juist bevolkt werd door oudgedienden. Het verschil met vroeger - en dat tekent wellicht ook de ernst van de situatie - is dat de peetvaders nu kiezen voor de openlijke confrontatie met de huidige CDA-top. Binnenskamers worden zij blijkbaar niet meer gehoord. Daarbij komt dat de kritiek die de coryfeeën van weleer spuien, binnen de partij - voor zover het de gewone leden betreft - breed wordt gedragen. De onvrede over het functioneren van de Haagse CDA-politici is groot. Nu verkeert de CDA-fractie ook in een weinig benijdenswaardige positie. Het regeerprogramma van het paarse kabinet kan voor negentig procent door het CDA worden onderschreven. Zeker als het gaat om de financiële hoofdlijnen van het beleid is er sprake van een voortzetting van de koers van de kabinetten-Lubbers. De basis van het nu zo bejubelde poldermodel is gelegd door kabinetten waarin het CDA een grote inbreng had. De voortgaande economische groei maakt het voor het CDA ook al niet gemakkelijk zich tegen het zittende kabinet af te zetten. MAAR HIER TEGENOVER staat het ervaringsgegeven dat een partij die geen regeringsverantwoordelijkheid draagt de ruimte heeft intern orde op zaken te stellen en de mogelijkheid bezit de eigen identiteit inhoud te geven. Vandaar dat er in 1994 heel wat CDA'ers in het geheel niet rouwig om waren dat de partij na zeventig jaar besturen eindelijk tot de oppositie was veroordeeld. Bijna drie jaar later moet worden vastgesteld dat het CDA de tijd om te recupereren als zand tussen de vingers heeft laten weglopen. Het leiderschap van de partij is een voortdurende bron van discussie, terwijl het inhoudelijke alternatief van de partij nog nauwelijks uit de verf is gekomen. Intussen komen de verkiezingen steeds dichterbij. De bewegingen in het regeringskamp laten zien dat de verkiezingscampagne daar in feite reeds is begonnen. Het permanente hanengevecht tussen Kok en Bolkestein kan niet meer los worden gezien van de electorale dimensie. Gouden tijden voor de oppositie, kortom. Maar deze beraadt zich intern nog steeds op de vraag wie het straks tegen de leiders van PvdA en VVD moet opnemen. DE PARTIJLEIDING van het CDA hecht aan een zorgvuldige procedure. Maar de zorgvuldigheid keert zich vooral tegen de partij. Hoe langer er nog niet over het leiderschap is beslist, hoe groter de onduidelijkheid. De partij verkeert reeds te lang in een machtsvacuüm. Dat signaal is met de woorden van Van Agt opnieuw vanuit de eigen partij afgegeven. Irritatie daarover is een begrijpelijke reactie. Maar de kritiek serieus nemen zou verstandiger zijn.
|
NRC Webpagina's
7 MAART 1997
|
Bovenkant pagina |