K U N S T
|
NIEUWSSELECTIE
|
In: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Nijmegen, Eindhoven. Een bleue visagiste zoekt haar kat
Door PIETER STEINZ
Maar nu is er Chacun cherche son chat van de Parijzenaar Cédric Klapisch, een jonge, in Amerika geschoolde ex-documentairemaker. Zijn derde speelfilm blijkt niet alleen een opvallende loot aan de stam van de Franse relatiekomedie, maar ook een subtiele studie van eenzaamheid en verborgen solidariteit in de grote stad. Dat Klapisch werkte met een laag budget (niet veel meer dan dat van de korte film waaruit Chacun cherche son chat is voortgekomen) en een cast die voor de helft uit amateurs bestond, verleende de film een ongekunsteldheid die je in de Franse cinema weinig tegenkomt. De in Nederland onbekende Garance Clavel - slank postuur, sierlijk bewegend, mooi als de madonna van Brugge - speelt Chloé, een bleue visagiste in een Parijse volkswijk die voor het eerst sinds jaren met vakantie gaat. Ze parkeert haar poes Grigri bij een oude kattenliefhebster, om drie weken later te vernemen dat hij is weggelopen. De zoektocht die dan begint, brengt de eenzame Chloé in aanraking met tientallen buurtbewoners die ze al die jaren niet heeft zien staan. Zo wordt ze geholpen door een circuit van oude dametjes die zijn gespecialiseerd in het opsporen van katten, door een simpele pied noir die hopeloos verliefd op haar wordt, door de stamgasten van een volks café, en door haar buren met wie ze weinig contact heeft. 'Iedereen zoekt zijn kat' luidt de letterlijke vertaling van de titel, die in het Frans klinkt als een tongbreker van het kaliber 'De kat krabt de krullen van de trap'. Maar het is duidelijk dat de regisseur (en scenarioschrijver) dat overdrachtelijk bedoelt. Hoe langer Chloé gevolgd wordt, hoe meer we inzien dat ze even zeer op zoek is naar de liefde als naar haar verdwenen kat. En ze is niet de enige. De meeste mensen in haar buurt hunkeren - of het nu is naar een verloren liefde of naar de stem van een overleden echtgenoot. Meer nog dan een verhaal over een vrouw die na een miniatuurodyssee haar kat - en het geluk - vindt, is Chacun cherche son chat het portret van een buurt. Het elfde arrondissement (naast Place de la Bastille), waarin Chloé ronddwaalt, is een volkswijk die in een hoog tempo van karakter aan het veranderen is. Vervallen maar statige panden worden gesloopt, kleine winkeltjes met eerste levensbehoeften worden vervangen door supermarkten en luxe boetiekjes, en de bewoners met de diepste wortels verhuizen of gaan dood. 'Het is hier net een dorp,' zegt Chloé door de telefoon tegen een vriendin. 'Maar dat duurt niet lang meer; de ouderen verdwijnen.' Je zou Chacun cherche son chat een film met een boodschap kunnen noemen; Chloé wordt vatbaarder voor de liefde doordat ze zich openstelt voor de echte wereld, die mijlenver verwijderd is van het lege modewereldje waarin ze werkzaam is. Maar Klapisch zwelgt niet in goedkoop moralisme. De kracht van zijn film zit vóór alles in de manier waarop het verhaal verteld wordt. In de ingehouden humor die goed aansluit bij het naturel van de acteurs; in de kale, maar nooit armoedige stijl van filmen die door het lage budget gedicteerd werd; en in de speelse scènes die zowel bewondering als ontroering wekken. Alleen al het slot van de film, waarin Klapisch een liefde laat opbloeien tijdens een verhuizing (met veel steelse blikken op de trap en een onhandelbaar matras als go-between), zal zelfs de grootste Francofoob fluitend de bioscoop doen verlaten.
|
NRC Webpagina's
16 OKTOBER 1996
|
Bovenkant pagina |