K U N S T
|
NIEUWSSELECTIE
|
In: Amsterdam, De Uitkijk; Utrecht, Springhaver 1; Nijmegen, Cinemariënburg In de sporen van de neorealistische meesters Verlangen naar een groots leven bij de film
Door HANS BEEREKAMP
Het was geen toeval dat deze wonderbaarlijke bloeiperiode van de simpele en zuivere filmkunst samenviel met turbulente politieke ontwikkelingen in de jonge Italiaanse republiek. In de titanenstrijd tussen communisten en christen-democraten om de politieke toekomst van het land, wonnen de laatsten nipt. De filmmakers stonden voor het grootste deel aan de linkerzijde en bleven die overtuiging trouw gedurende de vijf decennia dat de communisten de grootst mogelijke minderheid vormden. Toen het wankele evenwicht enkele jaren geleden begon te bezwijken onder de cumulatieve last van corruptie en ideologische slijtage, stortte ook de ooit internationaal toonaangevende Italiaanse filmcultuur definitief in. Haar aartsvijand, televisiemagnaat Silvio Berlusconi, kraaide victorie. Nu bij de laatste verkiezingen de ex-communisten en de voormalige christen-democraten met vereende krachten koning Onbenul verslagen hebben, is het tijd voor een nieuw begin. De Olijfcoalitie benoemde deze zomer een dichter en een filmregisseur (Liliana Cavani) in de directie van de staatstelevisie (RAI). Zij moeten gaan zaaien in een geestelijk dor landschap, waarin nu interessante films zichtbaar worden. Onveranderlijk laten de makers van die films zich inspireren door het neorealisme, een opnieuw bruikbaar model voor bijvoorbeeld Gianni Amelio (Il ladro di bambini, Lamerica) en Giuseppe Tornatore (Bagheria, provincie Palermo, 1956). Zijn vorig jaar in Venetië bekroonde vijfde film L'uomo delle stelle speelt zich af in 1953 en behandelt, zowel thematisch als stilistisch, een van de aspecten van het neorealisme en de politiek-culturele voedingsbodem daarvan. 'De man van de sterren' (Sergio Castellitto) is een gesjochte Romein die in een aftandse vrachtauto van het ene naar het andere Siciliaanse stadje trekt. Aangekomen op het centrale plein tettert hij door een luidspreker dat hij een talentenjager uit Rome is, op zoek naar potentiële filmacteurs. Het geluk (en een onvoorstelbaar jaarsalaris) lacht boeren, burgers en buitenlui toe, mits ze zich in zijn tent aan een screentest willen onderwerpen, tegen betaling van de materiaalkosten, die slechts 1500 lire bedragen. Ter voorbereiding deelt de scout papiertjes met Italiaanse dialogen van Gone with the Wind uit (roze voor de dames, blauwe voor de heren). In een aan de bravoure van Ettore Scola herinnerend lange camera-instelling toont Tornatore een panoramisch overzicht van een stadje vol repeterende burgers: bejaarden, jonge meisjes, straatjongens, boeren, gebarende doven, heren, boeren, mafiosi, bandieten, politieagenten en huismoeders. Maar eenmaal voor de camera werkt de beschutting van de tent als een biechthokje: spontaan begint een ieder zijn eigen verhaal te vertellen, over armoede, hoop, nog niet verdwenen sporen van fascistische retoriek, magie, geloof, hartstocht. De talentenjager wordt het brandpunt van het verlangen naar een beter leven; zijn gesprekspartners merken niet eens dat hij nauwelijks naar ze luistert en dat er geen bruikbaar filmmateriaal in de camera zit. Tornatore's vertelling heeft de structuur van Fellini's postneorealistische meesterwerk La strada (1954): een naïef meisje (Tiziana Lodato) laat zich inpalmen door een louche kermisklant, die zich pas veel later realiseert wat hij haar heeft aangedaan. Deze plot is echter niet de hoofdzaak van de film. Die draait om de herontdekking van de kracht en pracht van de lekenacteur, tegen de achtergrond van een terloopse, maar gedetailleerde schildering van een kenterende maatschappij, waarin een opportunist met elke ideologische wind van links, rechts of uit de criminele onderwereld meewaait. Bezong Tornatore in zijn beroemdste film Nuovo Cinema Paradiso (1988, opgenomen in zijn Siciliaanse geboortestadje) aan de hand van de wederwaardigheden van een met sluiting bedreigde bioscoop de dream power van filmbeelden, nu is zijn boodschap cynischer (film is bedrog) en de toon veel minder sentimenteel. Je zou kunnen zeggen dat Tornatore laat zien waartoe de cinema in staat zou zijn, als de man achter de camera beter keek en luisterde. L'uomo delle stelle is echter geen pamflet, maar een warmbloedige, geestige en aanstekelijke film in de beste traditie van Scola of de vertellerscinema van de gebroeders Taviani. Het is lang geleden dat er zo'n heerlijke en toch niet futiele film uit Italië kwam.
|
NRC Webpagina's
7 AUGUSTUS 1996
|
Bovenkant pagina |