O P I N I E
|
NIEUWSSELECTIE
|
H O O F D A R T I K E L :
Het AOW-gat
Voor dit sociaal-financiële dilemma van de vergrijzing en ontgroening bestaan in beginsel drie oplossingen: 1)verlaging van de AOW-uitkering; 2)verhoging van de AOW-premie; 3)aanpassing van de leeftijdstoegang tot de AOW. Het kabinet heeft een vierde oplossing uitgewerkt. Deze komt er op neer dat de AOW-premies die de jongere generaties opbrengen vanaf volgend jaar worden bevroren, dat de uitkeringen voor 65-plussers niet worden gekort, dat de leeftijdsgrens niet wordt aangepast en dat het AOW-gat dat aldus begin volgende eeuw ontstaat, zal worden gefinancierd uit de rijksbegroting. Het ei van Columbus is er niets bij.
MAAR IS HET een werkbare oplossing? Om te beginnen wordt de door het CDA altijd gekoesterde gedachte van een 'brede basis voor de sociale verzekeringen' losgelaten. Dat hoeft geen bezwaar te zijn, de algemene kinderbijslag wordt bijvoorbeeld ook uit de rijksbegroting betaald en niet door premies opgebracht. Maar zullen de politici van de 21ste eeuw bereid zijn om op de begroting altijd voldoende geld vrij te maken voor de rijksbijdrage aan de AOW? De gedachte van het kabinet is dat door het dalende financieringstekort in de toekomst ruimte ontstaat voor andere uitgaven. Bovendien leidt de vergrijzing tot verschuivingen in de uitgaven - bijvoorbeeld van onderwijs naar oudedagsvoorzieningen. Toch zal de strijd om de publieke middelen ook in het jaar 2010 voortgaan en een lager financieringstekort kan zich evengoed vertalen in lagere belastingtarieven. Verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd, zoals onder meer door de werkgeversorganisaties bepleit, lost niets op. Aangezien de arbeidsparticipatie van ouderen in Nederland uitzonderlijk laag is, zal een verschuiving vooral leiden tot hogere uitgaven voor andere sociale uitkeringen aan ouderen die zonder werk wachten op het bereiken van de AOW-leeftijd. Een beleid om ouderen aan het werk te houden door afvloeiingsregelingen onaantrekkelijk te maken, zal meer effect afwerpen. Een derde overweging, naar voren gebracht door de VVD, is dat bij een rijksbijdrage aan de AOW niet langer sprake is van een generatie- maar van een inkomensoverdracht. Immers, de begroting wordt gevoed met belastinggeld; hogere inkomens betalen meer belasting dan lagere inkomens en zo dragen de hogere inkomens meer bij aan de dekking van het AOW-gat via de fiscus dan ze er financieel van profiteren. Hier wreekt zich een anomalie in het Nederlandse belastingstelsel. De eerste schijf van de inkomstenbelasting, waar nagenoeg iedereen met een inkomen mee te maken heeft, bestaat vrijwel geheel uit premieheffing en de AOW-premie maakt hiervan ongeveer de helft uit. Pas met het vijftig-procentstarief vanaf een bruto inkomen van ruim 45.000 gulden begint uitsluitend de belastingheffing.
BETAALBAARHEID van de AOW bij gelijkblijvende premie is ook mogelijk door de eerste schijf van de belastingtarieven te verlengen. Dan betalen meer mensen over een groter deel van hun inkomen sociale premies. Het gevolg is evenwel dat de belastingopbrengsten hierdoor dalen, want het vijftig-procentstarief treedt dan bij een hogere drempel in werking. Dat hoeft geen onoverkomelijk probleem te zijn. Het financieringstekort loopt immers, met dank aan de discipline van de Economische en Monetaire Unie, naar een aanvaardbaar niveau. Dan kunnen lastenverlichting, koopkrachtbehoud, verbreding van de grondslag voor de sociale premieheffing en betaalbaarheid van de AOW samengaan.
|
NRC Webpagina's
15 JULI 1996 |
Bovenkant pagina |