|
Tour de France 1998
|
Niemand kan de Tour de France rijden op een boterham met pindakaas
Hypocrisie houdt topsport niet overeind
In de wielerwereld woedt 'the war on drugs' in alle hevigheid. Spoedig zal deze oorlog, die kan bogen op een breed steunfront, zich uitbreiden over de rest van de topsportwereld. Er wordt echter nauwelijks discussie gevoerd over de vraag of de jacht op gebruikers van doping moet doorgaan. Antonio Samaranch, de voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité ( IOC ), heeft nu het voortouw genomen door een kort en bondig pleidooi te houden voor het accepteren van doping in de sport. Na de aanvankelijke verbijstering verstomden de commentaren. Wordt Samaranch ineens niet meer serieus genomen? De plotselinge ommezwaai van de IOC -voorzitter is bij nader inzien toch niet zó ongerijmd. Als geen ander onderkende hij namelijk de levensgevaarlijke situatie waaraan zijn topsportonderneming ten onder dreigt te gaan. Want zonder doping geen topsport. Het is verbazingwekkend dat deze simpele conclusie nog steeds (of juist opnieuw) bij velen grote ergernis en zelfs weerzin wekt, als betrof het een grove ontheiliging van een verheven ideaal. Oplettende lezers, kijkers en cafégangers horen tot hun grote ergernis dikwijls zeggen dat niemand de Tour de France kan rijden op een boterham met pindakaas. Vergelijkbare uitspraken zijn echter al tientallen jaren te vernemen uit de mond van zeer ingewijden, al was het maar in een plotselinge vlaag van oprechtheid. Bovendien werden en worden ze onderschreven door een breed forum van medisch onderlegde specialisten, hoewel zij zich in de jaren tachtig luider en vaker lieten horen dan in de jaren negentig. Toegegeven, het geldt niet of niet in dezelfde mate voor de hele sport. Bij softbal zal de noodzaak tot dopinggebruik lang niet zo gauw aan de orde zijn als bij gewichtheffen. Er zijn echter tal van sporten waar men zonder doping aan de top niets te zoeken heeft, en waar het op topniveau zonder doping zelfs gevaarlijker is dan met. Dergelijke uitspraken klinken thans cru, maar ze zijn slechts echo's uit het nabije verleden, uit de jaren tachtig, de tijd vóór 'het Ben Johnson tribunaal', vóór de val van de Muur. Vooral de Oost-Duitse praktijken ontlokten in die dagen afschuw en verontwaardiging. Ten onrechte, want eigenlijk was er niets nieuws aan het licht gekomen, omdat het Westen zelf bepaald niet schoner was, en nog steeds niet is. In de DDR deed men het alleen 'beter', consequenter en rigoureuzer. Laat ik één voorbeeld noemen: de Britse atleet Steve Cram mocht destijds openlijk verklaren dat voor alle grote (atletiek)wedstrijden afspraken werden gemaakt met de organisatie over de dopingcontrole. Ik herinner mij niets over geschokte reacties, noch over onderzoek en scherpe maatregelen. Crams verklaring was twee dagen later zelfs alweer vergeten. Een ander voorbeeld is de Tour de France, waar de afgelopen tien jaar niemand ooit positief is bevonden. De Franse justitie gaat recht op haar doel af en heeft haar Operatie EPO goed voorbereid. Juist het EPO -convenant tussen renners en UCI -bestuurders garandeerde dat de justitie-ambtenaren zouden vinden wat zij zochten. De Franse justitie demonstreert nu triomfantelijk lak te hebben aan welke hematocrietwaarde dan ook. Het gaat haar kennelijk alléén om de hoge 'hypocriet'-waarde. Vanaf nu zal het nooit meer zo worden als vroeger. Het IOC en alle internationale bonden kunnen hun controles verder wel vergeten. Een Fransman betrappen? Dat kan verstrekkende consequenties hebben, té verstrekkende (uitlevering, jaren gevangenisstraf). Voordat je het weet is het een gekkenhuis. Het recht stroomt nu onstuitbaar de sportwereld binnen. Topsporters worden in de hele wereld als normale burgers behandeld, net als in Frankrijk. Zij zullen zich eindelijk kunnen verdedigen met hun advocaten. Getuigedeskundigen zullen geduldig uitleggen dat het hier gaat om een beroep met lichamelijke risico's, zoals overigens geldt voor veel andere beroepen; een beroep dat hoge eisen stelt aan de kracht, fitheid, en zeker ook aan de gezondheid van het lichaam. Kortom, een beroep dat een uiterst zorgvuldige medische begeleiding rechtvaardigt. In de praktijk zal het gaan om het aanvullen van tekorten, zoals vitaminen en mineralen, maar ook om EPO . Bloedarmoede is in de topsport een veelvoorkomend verschijnsel. Elke andere patiënt die het nodig heeft, kan het krijgen, op recept. Zelfs in Frankrijk. Iedereen die een paar keer bij de huisarts klaagt over depressiviteit mag Prozac blijven gebruiken zolang hij of zij wil. In geen enkele andere beroepsgroep zijn dergelijke controles denkbaar, van bloed en urine, van huid en haar, op gebruik van medicamenten. Hoe lang moeten topsporters deze discriminerende en vernederende inbreuk op hun persoonlijke integriteit nog verdragen? Topsporters zijn allerminst asociale criminele junks! Het EPO -convenant was in feite een simpel model voor de begaanbare middenweg. EPO kan niet worden opgespoord, maar iedereen onderkent inmiddels het gevaar van een overdosis. Renners en autoriteiten kwamen tot bindende afspraken over het meten van de hematocrietwaarde en over het toelaatbare maximum, in het belang van de veiligheid van de renners. Geen straf, slechts een tijdelijk startverbod. Nu horen wij in de media dat dit toch eigenlijk een verkapt gedogen en misschien wel een stimuleren was van EPO -gebruik, maar in werkelijkheid was hier niets verkapts te ontdekken. Iedereen had dit kunnen weten, al was het maar uit de kleine berichten in de krant. Het EPO -convenant werkte. Er vielen geen doden meer. Niemand werd betrapt en de cours werd almaar sneller en scherper. Vrije communicatie, expertise en gezond verstand, meer was niet nodig. Het herstel bevorderen? De gezondheid beschermen? Aan deze eisen kan men met testosteron (bijvoorbeeld) volledig voldoen. Risico's zijn er altijd, wat je ook doet. Zeker in levensgevaarlijke eindspurts, tijdens bloedstollende afdalingen in noodweer, of tegen tegenstanders als Jan Wouters en Henk Fraser, of zoals bij boksen en bergbeklimmen. We weten dat er ongelukken plaatsvinden, daar staan we met de camera bovenop en we vinden het adembenemend. Wie is er nu eigenlijk zo bezorgd over veiligheid en gezondheid van topsporters? Samaranch zal zijn zin krijgen (als hij tenminste niet terugkrabbelt). Ooit zal het elke topsporter vergund zijn zelf verantwoordelijkheid te dragen voor zijn gezondheid. Hij zal nog wat professioneler moeten worden. Kennis vergaren omtrent medische, fysiologische en ook psychologische mogelijkheden hoort bij zijn vak. In de topsport vind je geen debielen. Maar juist ondergronds is de voedingsbodem zeer vruchtbaar voor mis- en noninformatie, voor ondeskundigen met meer bijgeloof dan kennis, voor stiekem je gang gaan. Openheid vormt een gunstig klimaat voor informeren, instrueren en opvoeden, en voor controle op de kwaliteit van handelingen en adviezen van specialisten. Het is precies de controle die wij nodig hebben. Van de vele duizenden artikelen die nu op de dopinglijst prijken als op een reclamebord, blijft misschien amper drie procent over als bruikbaar, want de verwachtingen van zo veel gedokter aan een gezond lichaam zijn gigantisch overtrokken. Wat overblijft noemen wij voortaan supplementen. Zoiets went snel. Weg met het woord doping. Natuurlijk blijven er tegenstanders bestaan van verkapte doping, althans op dit niveau. Het kan toch 'helemaal schoon en dan maar wat minder', zoals er ook mensen van mening zijn dat 'onze' economische groei moet stoppen of zelfs een paar stappen dient te retireren. Maar competitie, de dynamiek van ónze economie en van ónze topsport, verdraagt geen stilstand, laat staan teruggang. Samaranch zag heel goed hoe zijn macht over misdaad en straf in één klap werd vernietigd door de Tweede Franse Revolutie. Dan maar rechtsomkeert maken, in elk geval het initiatief behouden, moet hij hebben gedacht. De topsport kan nog even voort, als een steeds grimmiger gevecht om steeds kleinere beetjes, zeker totdat wij geconfronteerd worden met genetische manipulatie in de sport. 'Sitius, altius, fortius' dus, zoals de wapenspreuk van de Olympische Spelen luidt. Maar misschien vinden wij tegen die tijd de Gay Games wel leuker dan de Olympic Games. Drs. P.S. Blitz is sportpsycholoog.
|
NRC Webpagina's 13 augustus 1998
|
Bovenkant pagina |
|