Cijfers en tabellen over ontvangsten en uitgaven van het rijk, over de
ontwikkeling van de koopkracht voor de verschillende groepen en een
opsomming van de lusten en de lasten.
Uitgaven
De totale uitgaven van het rijk stijgen van 209,8
miljard gulden dit jaar tot 219,3 miljard gulden in 1998. Minister
Ritzen (Onderwijs) blijft de big spender van het kabinet-Kok. Bijna 18
procent van de rijksuitgaven loopt via zijn begroting.
Dit jaar staat de rente op de staatsschuld als nummer twee. Volgend jaar
wordt deze plaats bezet door minister Melkert (Sociale Zaken en
Werkgelegenheid). Ruim 14 procent van de rijksuitgaven loopt via zijn
begroting.
Minister Zalm (Financiën) moet volgend jaar 30,4 miljard gulden
betalen over de staatsschuld, 300 miljoen gulden meer dan dit jaar.
Bijna 14 procent van de uitgaven van het rijk wordt besteed aan de
financiering van de schuld. Dat komt neer op vijf gulden per Nederlander
per dag.
De schatkist int volgend jaar 201,7 miljard gulden. De BTW levert met
51,6 miljard gulden het meeste op; ruim een kwart. Op de tweede plaats
staat de loonbelasting met een bedrag van 46,2 miljard gulden.
Het kabinet wil de inkomsten uit de indirecte belastingen, zoals de BTW,
verder verhogen. Het aandeel van de loonbelasting zou minder moeten
worden. Het goedkoper maken van arbeid moet een impuls geven aan de
groei van de werkgelegenheid.
In totaal komt minister Zalm (Financiën) volgend jaar 17,7 miljard
gulden tekort - het verschil tussen de uitgaven en de inkomsten. Dit
geld moet hij lenen, waardoor de staatsschuld blijft stijgen. Pas bij
een overschot op de begroting zal de schuld dalen.
Het financieringstekort van de overheid is in deze kabinetsperiode
gedaald van 3,8 procent van het bruto binnenlands product naar 1,7
procent. Dit komt overeen met zo'n 15 miljard gulden.
Met een EMU-tekort van 1,7 procent voldoet Nederland aan een belangrijk
criterium om te mogen deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie. Om
de gulden te mogen inruilen voor de euro, is in het Verdrag van
Maastricht (1991) afgesproken dat de staatsschuld niet groter mag zijn
dan 60 procent van het bbp ,,of het in een behoorlijk tempo benaderen
daarvan''.
In de periode 1994-1998 wordt een daling voorzien van 77,9 naar 70,4
procent. ,,Naar de mening van de Raad van State kan de regering met
voldoening constateren, dat Nederland met deze resultaten tot de EMU zal
kunnen toetreden'', zo schrijft de Raad in zijn advies over de
Miljoenennota.
De collectieve uitgaven van de overheid (rijk en sociale fondsen) zijn
in deze kabinetsperiode slechts gestegen van 289,3 miljard tot 290,9
miljard gulden.
Omdat het bruto binnenlandse product sneller is gestegen, is de
collectieve uitgavenquote (de uitgaven als percentage van het bbp)
gedaald van 57,6 naar 50,9.