Dossier Sorgdrager
Nieuws
Achtergronden
Opinie
Biografieën
Links
|
HOOFDREDACTIONEEL COMMENTAAR
Gezagscrisis
HOE VER TE VER zou het parket de gezagscrisis op justitie-terrein nog
willen doordrijven, zo kan men zich afvragen na het 'werkoverleg' dat de
hoofdofficieren gistermiddag in Utrecht hielden. Aldaar schaarden zij
zich, met uitzondering van de Amsterdamse hoofdofficier, vierkant achter
het eigen college van procureurs-generaal dat zich vorige week juist
en bloc onmogelijk had gemaakt door zich tegen de minister van
Justitie te keren. Het college, ingesteld om de strafvervolging in
Nederland doelmatig te leiden, had toen stelling genomen in een
rechtspositionele kwestie die slechts één hunner aanging.
Het ongelooflijke schouwspel ontrolde zich van een procureur-generaal,
Steenhuis, gesteund door collegevoorzitter Docters van Leeuwen, die de
minister wilde afhouden van het inlichten van de Tweede Kamer op een
tijdstip dat zij voor passend hield.
En wel omdat, zo meende hij, zijn rechten als ambtenaar daardoor geschaad zouden worden. Met nauw verholen
afgrijzen reageerde het kabinet, de premier voorop, gesteund door
VVD-leider Bolkestein, op dit gebrek aan inzicht in de
gezagsverhoudingen. Tot dan toe draaide de hele zaak om een
topambtenaar, van wie niet uitgesloten kon worden dat hij dankzij een
betaalde nevenfunctie invloed had uitgeoefend op een onderzoek in eigen
ressort. Dat onderzoek was juist ingesteld opdat het onafhankelijk kon
worden verricht. Steenhuis had willens en wetens vastgehouden aan een
positie waarin hij zowel op de keuze van het onderzoeksbureau als op de
inhoud van het rapport invloed kon uitoefenen. Dat deed hij
waarschijnlijk ook, al was het maar doordat hij met de onderzoekers in
een 'vertrouwelijke sfeer' verkeerde, aldus het rapport-Dolman. Geen
enkele minister kan een dergelijke fout tolereren.
DANKZIJ HET eenzijdige optreden van het college van procureurs-generaal
heeft dit conflict de sluimerende gezagscrisis tussen Justitie en
politiek tot volle ontlading gebracht. Kennelijk was het vertrouwen van
de topambtenaren in het politieke gezag zo gering dat zij de collegiale
zorg jegens Steenhuis een hoger goed achten dan het gezag van Justitie
bij de burger. En kennelijk was de invloed van de politieke
gezagsdragers op de justitiële top zo gering dat zij hun irritatie
in het openbaar de volle vrijheid gaven. Het nettoresultaat is droevig.
Justitieel Nederland laat via alle mogelijke kanalen weten zich in zijn
eer aangetast te voelen en beschuldigt (minder subtiel) de minister van
opportunisme en onkunde door te wijzen op de vele wisselingen ten
departemente. En de politiek constateert dat een ambtelijke ruzie, mede
door eigen retoriek, binnen een week tot een gezagscrisis is uitgegroeid
die de geloofwaardigheid van Justitie als geheel kan aantasten.
HET WORDT DUS tijd om deze zaak tot normale proporties terug te brengen.
Als eerste dient er duidelijkheid voor de positie van Steenhuis te
worden geboden. Hij doet er, gezien het voorgaande, goed aan zijn
talenten op andere wijze voor het bedrijfsleven of de gemeenschap
aan te wenden dan als procureur-generaal. De voorzitter van het college
van procureurs-generaal, Docters van Leeuwen, kan niet meer bogen op het
vertrouwen van de minister. Blijkens haar brief van gisteren aan de
Kamer, elders in deze krant deels afgedrukt, vindt Docters dat Steenhuis
niets te verwijten valt en heeft Docters zich als diens
'belangenbehartiger' bij de minister opgesteld. Het is onomstreden de
taak van een topambtenaar om loyaal aan het gezag van de minister te
zijn. Het is aan de minister en daarna aan de Kamer om te beoordelen of
dat het geval is. Uit haar brief blijkt dat Docters op deze post niet
meer houdbaar is. Een collegevoorzitter die meent dat
procureurs-generaal als betaald adviseur in eigen ambtelijke zaken mogen
participeren, is inderdaad niet op zijn plaats.
DAARNA DIENT het onderliggende geschil over de verhoudingen tussen
politiek en openbaar ministerie te worden opgelost. Is er sprake van
volle verantwoordelijkheid en dus volle bevoegdheid tot in de dagelijkse
justitiële praktijk aan toe, zoals minister Sorgdrager steeds
claimt? Of is er sprake van een gedeelde verantwoordelijkheid voor de
rechtshandhaving, waarbij de minister zich beperkt tot algemene
richtlijnen en het openbaar minister grotere beleidsvrijheid heeft. Hoe
'magistratelijk', respectievelijk hoe 'bestuurlijk' dient de
rechtshandhaving in Nederland te zijn? In het land van waar ooit de
heenzendingen wegens cellentekort en vormfouten het dagelijkse mediamenu
vormden, en waar de spreekwoordelijke ganzenveer op de
parketadministratie nog maar onlangs buiten gebruik is gesteld, zijn dat
de belangrijke vragen. Als hierin een goed evenwicht is bereikt, als de
persoonlijke verhoudingen zijn hersteld, enige noodzakelijke wisselingen
in de top hebben plaatsgehad, waaronder wellicht die van minister,
krijgt de burger waar hij om vraagt. Een rechtsstaat met een goed
functionerend justitieel apparaat.
|
NRC Webpagina's
27 januari 1998
|