Hysterisch publiek
Bartoli heeft letterlijk dagelijks vele journalisten en fotografen op het programma staan voor een kort gesprek of een fotoshooting. ‘Het is de andere kant van de medaille’, zegt ze simpel. Ze denkt dat ze tegen de roem wel bestand is. Beroemd is ze vanwege Mozart, vanwege Vivaldi, vanwege Rossini, zegt ze. Maar even later bevalt zelfs het woord beroemd Bartoli al niet meer. ‘Laten we zeggen dat mensen me herkennen, omdat ik Rossini zing’, lacht ze. ‘Ja, dat is beter.’
Nikolaus Harnoncourt en Cecilia Bartoli bij de presentatie
van hun Haydn-de in Berlijn. Foto Dirk Buwalda/Transworld
Een typisch geval van valse bescheidenheid. Zouden de zalen ook vol zitten als alleen Vivaldi en niet de naam van Bartoli op de affiches werd vermeld? En zouden bezoekers na afloop van een concert nog anderhalf uur in de rij willen staan voor een handtekening van willekeurig welke zanger? Natuurlijk, erkent de zangeres, maar persoonlijke roem speelt zich voor haar af op ‘een ander niveau’. Het heeft niets van doen met muziek maken, met emoties, met het overbrengen van een boodschap. Helemaal tevreden is Bartoli niet met het antwoord dat ze geeft. Even denkt ze na en zegt: ‘Ik bedoel eigenlijk, dat de manier waarop ik muziek maak niet is veranderd door mijn persoonlijke succes.’ Als persoon is ze er evenmin door veranderd, zegt ze: ‘Ik denk dat het moeilijk wordt als je gelooft in je roem. Zolang je er niet in gelooft, is het prima.’ Als ik vertel dat haar Amsterdamse fans voor haar op de knieën zijgen, kijkt ze verbaasd. ‘Neeeee’, zegt ze ongelovig. ‘Het klassieke-muziekpubliek is niet zo hysterisch als het poppubliek. Echt?’
IJskoud in mijn aderen
Het is een memorabel concert, die oktoberavond in de concertzaal van Berlijn. Het begint al als Harnoncourt kort na het begin van de Haydn-symfonie plotseling afslaat, zich omdraait naar het publiek en uitleg geeft over de achtergronden van het stuk. De dirigent laat het orkest diverse voorbeelden met een paar maten illustreren, alvorens ‘het geheel voor u te musiceren’.
Ook de Harmoniemesse na de pauze wordt van uitleg voorzien. ‘U moet weten’, doceert Harnoncourt, ‘dat alle componisten die langer in Wenen hebben gewerkt, zoals Mozart of Haydn, als ze ‘jubel’ willen uitbeelden altijd kiezen tussen twee dingen. Of ze componeren een dans, een wals vanzelfsprekend, of ze laten zangers jodelen. Let maar eens op.’ En tot grote hilariteit van het publiek spelen de musici een fragment uit het Gloria waarin Bartoli in hoge loopjes boven het orkest en het koor uitkomt. ‘Ik wist ook niet dat ze kon jodelen’, lacht Claudio na afloop.
Voor het overige is het vooral een stemmige avond, zoals het hoort bij de uitvoering van een religieus werk. Voor Bartoli blijft het een bijzondere ervaring een mis te zingen. ‘Ik ben een religieus persoon’, vertelt ze de volgende dag tijdens een lunch in haar hotel aan de Potsdamer Platz. ‘Ik geloof dat er hierna nog een ander leven is. Ik denk dat we hier maar een klein momentje zijn, dat het een passage is, een brug naar een volgend leven. Ik hoop in ieder geval dat het zo is. Dat geeft me de kracht om in dit leven te staan.’
Ze vertelt hoe intens ze het zingen van de mis beleeft. ‘Er is een moment dat ik zing: Incarnatus Est. La virgine Maria heeft een baby, et homo factus est. Het is een moment van echte vreugde. En dan het moment dat de mensen voor Pilatus staan en zeggen: nee, we willen die baby niet, we moeten hem doden. Eerst vivos en dan mortuos, het is ongelooflijk, die muziek in dit stuk is zo sterk. Toen ik gisteren luisterde naar het koor, zelfs tijdens de repetities, dacht ik: mijn God.’ En ze maakt een gebaar van kippenvel op haar armen.
Helemaal begrepen heeft Bartoli de Latijnse tekst niet, want de woorden vivos en mortuos uit het Credo gaan niet over de beslissing het kind van Maria te laten leven of sterven, maar over de levenden en doden die Christus bij Zijn wederkomst zal opwekken. Hoe dan ook, Bartoli weet als geen ander de gevoelens van hoop en wanhoop, twijfel en geloof over te brengen, die ten grondslag liggen aan dit soort muziek.
Bartoli is een wonder van interpretatief vermogen, zeker als ze zingt in haar eigen taal. Rossini’s gebed uit de opera Maometto II, Giusto ciel, in tal peroglio is een van de mooiste stukken die ze ooit heeft opgenomen. Ze zingt het deze maand ook in Amsterdam: ‘Rechtvaardige hemel, in dit gevaar weet ik me geen raad.’ De angst van de Venetiaanse Anna voor het oprukkende Turkse leger, die Bartoli hier uitstraalt, laat niemand onberoerd. ‘Het is een prachtig gebed’, zegt ze. ‘De mensen om wie het hier gaat zijn in grote problemen en roepen, bidden om hulp.’
Na een korte stilte voegt ze eraan toe: ‘Het is een vraag om kracht, om sterk te zijn. Ik stel die vraag niet alleen als ik zing.’ Een glimlach. Waarschijnlijk doelt ze op een schokkende gebeurtenis in haar privéleven. Twee jaar geleden overleed haar broer Gabriele aan een hersentumor. Hij betekende heel veel voor haar, als broer en als musicus. ‘Als je zo’n tragedie meemaakt, verandert je leven natuurlijk, niemand kan dat verlies opvullen.’
Er is niet veel verbeelding voor nodig om de aria Gelido in ogni vena (‘IJskoud in mijn aderen’), uit Bartoli’s Vivaldi-repertoire met dat verlies in verband te brengen. De aria gaat over een vader die bij het dode lichaam van zijn zoon staat, en is wereldwijd door critici bejubeld. Tijdens het concert in Zürich is deze aria het huiveringwekkende hoogtepunt van de avond. De vader zingt dat het bloed hem bij de aanblik van zijn dode zoon ijskoud door de aderen vloeit. ‘Natuurlijk zing ik dat nu anders’, zegt ze met neergeslagen ogen. ‘Anders zou ik toch geen echte emoties overbrengen.’
Diabolische gedachte
De opera Cenerentola van Rossini is een vrolijk verhaal, naar het sprookje van Assepoester. Maar de oefenbühne waar deze novemberavond gerepeteerd wordt, heeft weinig sprookjesachtigs. Het is een ijskoude betonnen ruimte, volgepropt met provisorische decorstukken en krakkemikkige stoeltjes. Alleen aan de mosgroene knickerbocker van de toneelmeester kunnen we afleiden dat we ons in het Beierse München bevinden.
Cecilia Bartoli is net terug van haar tournee door de Verenigde Staten. ‘Een drama,’ zegt ze zelf. Tijdens het tweede concert, in Boston, werd de airconditioning plotseling vol aangezet. De zangeres was al bezweet en vatte meteen kou, net als een aantal andere leden van het orkest. ‘Ik klonk als een bariton’, zegt Bartoli duidelijk aangeslagen. De resterende twee concerten, in Washington en New York, moest ze afzeggen.
Het was niet de eerste keer dat dat haar in Amerika overkomt. Ze dreigt daar zelfs de naam te krijgen vaak concerten af te zeggen: ‘Het komt door dat lange vliegen en al die airco’s daar. In een hotel kun je niet eens je raam openzetten. In Europa zijn we dat niet gewend.’ En dan is er die panische angst: ‘Eén moment ben je bang dat je stem nooit meer terug zal komen. Dat is dan bijna een diabolische gedachte.’ Bartoli heeft er schoon genoeg van: ‘Er komt een moment dat ik zeg: basta, dan maar geen Verenigde Staten.’
Inmiddels heeft ze haar stem terug en dartelt ze rond als Assepoester, het sloofje dat uiteindelijk de prins trouwt. Claudio heeft verplichtingen op de wijngaard, dit keer is Cecilia’s moeder haar schaduw. Bartoli is in haar element, al heeft ze de opera al in zoveel ensceneringen gespeeld dat ze aanvankelijk wat pasjes door elkaar haalt. Alidoro, de ‘tovenaar’ in het stuk, drijft regiseur Grischa Afagaroff echter bijna tot wanhoop. ‘Alidoro moet magie uitstralen’, roept de regiseur hulpeloos naar zijn assistent, maar dat ontbreekt ten enenmale. Hoewel hij een mooie stem heeft, blijft de bariton rondlopen als een houten klaas. De overige spelers acteren niet slecht, maar beschikken toch meestal niet over meer dan vier gemoedsuitdrukkingen: angst, boosheid, tederheid of vrolijkheid. Het arsenaal van Bartoli is van een andere orde: de nuances die ze het personage Cenerentola in haar spel en zang meegeeft, maken zelfs een tamelijk oppervlakkig sprookjesfiguur boeiend. Eigenlijk zoals die opvallende regel in haar slotaria: ‘Tutto trovate in me’, je kunt alles in me vinden.
Dodelijk zware rol
Cenerentola is een leuke opera, de rol van Assepoester zit Bartoli als gegoten, maar ze zingt hem al bijna tien jaar. Dat geldt ook voor haar Mozart-rollen. Het is de vraag of daar voldoende ontwikkeling in zit om zo’n grote carrière gaande te houden. Het Haydn-repertoire zoals de opera Armida dat ze met Harnoncourt uitvoert, is bijzonder, maar een groot publiek zal er niet van in vervoering raken. Aria’s uit de vergeten opera’s van Vivaldi doen het commercieel goed, maar nog geen cd-producent of operadirecteur heeft het tot dusver aangedurfd een integrale opera van de componist te brengen.
Wellicht komt er een moment dat zelfs een eigenzinnige artiest als Cecilia Bartoli een knieval moet maken voor de smaak van het grote publiek. Al jaren wordt er gespeculeerd over de vraag wanneer Bartoli voor het eerst te horen zal zijn als Carmen, de meest geliefde rol voor een mezzosopraan. Bartoli ziet de vraag al van verre aankomen: ‘Carmen’, roept ze nog voor de naam gevallen is. ‘Dat is een prachtige opera, maar hij wordt verkeerd geïnterpreteerd, in grote operahuizen met enorme orkesten en veel mensen op het toneel. Maar de eerste keer dat de opera werd uitgevoerd, was in de Opéra Comique in Parijs, in een klein theater. Als ik op een dag Carmen zal zingen, wil ik naar dat origineel terug: intiemer en dramatischer, en minder folkloristisch.’
Haar producer Christopher Raeburn vindt het helemaal niet erg dat Bartoli nu kiest voor barok, maar hij hoopt wel dat ze weer het latere repertoire gaat doen. Raeburn vertrouwt me toe dat hij een droom heeft: dat Bartoli ééns de titelrol uit de Norma van Bellini zal zingen, een onvervalste sopraanpartij waarmee Maria Callas bijna een halve eeuw geleden furore maakte. En waarvan
de laatste echt goede opname ook al weer
van decennia geleden dateert. Dat Bartoli daarmee het middenbereik verlaat en zich meer moet richten op hoge partijen, lijkt Raeburn niet te deren. ‘Bellini is erg geschikt voor haar.’
Manager Jack Mastroianni hoopt hetzelfde. ‘Maar ik weet niet of ze Norma ooit op het toneel zal doen. Dat is een dodelijk zware rol. Misschien moeten we beginnen met de aria’s.’
Hoog en hard
Ook Nikolaus Harnoncourt denkt dat Bartoli niet haar hele leven een mezzosopraan zal blijven, maar bij de voorkeur van Raeburn trekt de dirigent een vies gezicht. Hij heeft het niet zo op het belcanto-tijdperk van halverwege de negentiende eeuw, toen de klassieke Italiaanse techniek van het mooi zingen centraal stond met naast Bellini componisten als Rossini en Donizetti. ‘De beste zangers zijn aan belcanto verloren gegaan’, zegt Harnoncourt. Niet alleen omdat het je stem zo verandert dat het moeilijk is om nog terug te gaan naar de barok. ‘Maar het verandert ook de voorliefde van zangers. Dat is een ziekte, een onweerstaanbare neiging.’
Niet dat Harnoncourt Bartoli geen later repertoire zou willen laten zingen. Zelf is de meester van de oude muziek bezig met uitvoeringen en opnames van de late Verdi, uit het einde van de negentiende eeuw. Maar dat repertoire is voor zangeressen als Bartoli niet makkelijk, zegt Harnoncourt, omdat orkesten tegenwoordig veel te luid spelen, zodat zangers bij sommige muziek gewoon moeten schreeuwen. Vroeger zongen zangeressen met stemmen als Bartoli Verdi, Wagner én Mozart. Dat is tegenwoordig haast onmogelijk geworden.
Orkesten spelen niet alleen te hard, ze spelen ook te hoog. De stemming van orkesten kruipt door de jaren heen langzaam maar zeker omhoog, vertelt Harnoncourt. Als er niet zo hoog en hard gespeeld zou worden, zou Bartoli niet alleen de Verdi-mezzo van Amneris kunnen zingen, maar ook de sopraan van tegenspeelster Aida zelf, zegt Harnoncourt. Maar er is hoop voor zangers als Bartoli, weet Harnoncourt. Er komt nu snel een moment dat het niet verder omhoog kan: ‘Dat zou ik nog graag beleven, dat ze weer naar beneden gaan! Voor de zangers en de orkestklank.’
Maar voorlopig denkt Bartoli nog niet aan Verdi. Rollen als Cenerentola bieden haar nog voldoende mogelijkheden voor nieuwe interpretaties, zegt ze in een Italiaanse koffiebar tegenover het reuzachtige operagebouw in München. En dan moet ze weer repeteren. ‘Ciao’, wuift ze, na haar kopje thee te hebben weggezet. Samen met haar moeder steekt Cecilia Bartoli de drukke Maximilianstrasse over naar de artiesteningang. Om weer even in de huid van Assepoester te kruipen.