NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Cahier Koninkrijksrelatie

Ga naar Nederland als je kan

Door onze redacteur MARGRIET OOSTVEEN
WILLEMSTAD/ROTTERDAM, 24 DEC. Op Curaçao is december de maand voor tambu, liederen over het afgelopen jaar. Twee broers verslaan zo hun leven: Monchi bleef in Willemstad, Enchi ging naar Rotterdam.

Leden van de Antilliaanse groep Simbagwe Tambu in Rotterdam. (Foto Bas Czerwinski)
Leden van de Antilliaanse groep Simbagwe Tambu in Rotterdam. (Foto Bas Czerwinski)

In Willemstad is het slagwerk straten verderop te horen. Een dwingend ritme, passanten slaken vanzelf aanmoedigingskreten. Bijna middernacht, in de afgeladen Conscientiesteeg zindert het. Let op, zegt een vriend van de zanger, die zich als vertaler aanbood: ,,Nu zingt Monchi over het vertrek naar Nederland. Dat we allemaal willen gaan. Soms tegen een hoge prijs.'

Tambu, zeggen ze op het eiland na even nadenken, is een van de schaarse zaken waar Nederlanders geen invloed op hebben. Ontstaan op de plantages, waar slaven met een stukje ijzer op hun schoffels gingen slaan: praten mochten niet. In code werd het eigen leven verslagen, luid genoeg om ook andere plantages te bereiken. Er werd bij gezongen. In Geni, een taal die nu geheel verdrongen is door het Papiaments. Verzetsteksten van een voorzanger, waarna bijval in koor volgde.

Tambu hoort nu bij het eind van het jaar. Nog steeds heeft het het karakter van een gezongen journaal. In december trekken tambu-groepen de wijken in om de gebeurtenissen van het jaar in liederen samen te vatten.

In de Conscientiesteeg is soep, bier, limonade. Naast bar The Eagle en Robbie's Lottery slaat de tienkoppige groep van Monchi Rombley (32) op schoffels en tambu's, trommels. Na liedjes met vrolijke roddels over andere tambu-groepen gaat het over de cocaïnesmokkelende Nederlandse mariniers — ze lieten zich snappen, de sukkels! Luid gelach. In de krappe ruimte rondom Monchi's groep wordt gedanst door zwijgzame mannen in het wit. Geconcentreerd op hun roffelende voeten.

Op Curaçao bestaat een forse bevolkingsgroep die de ,,negatieve berichtgeving' over het eiland meer dan beu is. Armoede, het vertrek naar Nederland, tienermoeders of de verlokkingen van de drugshandel: deze Curaçaoenaars, meestal uit de middenklasse of hoger, willen er geen woord meer over horen. Ze wijzen op een nieuw museum dat door particulieren wordt gebouwd,op de vakantieresorts die ze aanleggen, op buurtbewoners die hun eigen wijk opknappen. Sommigen zeggen: ,,Onze armen doen hun best ook niet.'

In tambu geldt dat niet. Tambu is een geprezen cultuurgoed, dat het ook goed doet op het avondprogramma van Nederlandse bestuurders die op dienstreis naar het eiland komen. Benen van de vloer: er is genoeg vrolijke, schunnige, grappige tambu. Maar de basis voor al die liederen zijn nog steeds geuzenteksten van de onderklasse.

Voor bar The Eagle is geen onderwerp taboe. Meisjes achter een kinderwagen dansen er op liedjes over hun eigen seksuele naïviteit. En jonge mannen in uitgaansdracht — alles van het merk Nike — staan ernstig te luisteren naar Monchi's volgende lied.

We kennen, zingt Monchi, allemaal jongens die met een maag vol bolita's, cocaïnebolletjes, op het vliegveld zijn betrapt. In het publiek wordt geknikt. Het gaat zo slecht en onze regering wil het niet weten, zingt het koor. ,,Ga naar Nederland als je kan!' Publiek, bevestigend: ,,E-èh!' Maar, zingt Monchi, betaal de overtocht niet met bolita's en je leven.

Na afloop had hij geen tijd meer om te praten. Steeds kwam er een nieuw optreden tussen. In achterstandswijk Marchena. In arbeiderswijk Buena Vista. ,,Zoek in Nederland mijn broer Enchi op en praat met hem', had hij gezegd. ,,Hij speelt ook tambu, ergens in de Randstad, ik weet niet precies waar hij nu woont.'

Na een week is hij gevonden. Een krappe eenkamerwoning, tweehoog in Rotterdam-Zuid. De verwarming staat hoog, het raam blijft wijd open. De kou is moeilijk, zegt Enchi Rombley (37), maar het binnenleven went nooit. Drie jaar geleden kwam hij naar Nederland omdat hij kanker had. Nu zit hij in de WAO, maar hij leeft. Dus natuurlijk, zegt Enchi, is hij hier gelukkig.

Twee leden van zijn tienkoppige groep `Simbagwe Tambu', beiden steigerbouwer van beroep, zijn naar Enchi's woning gekomen. Zanger Richard `Chato' Rifaela (`Ik zing alleen over vrouwen') legt zich toe op de pikante teksten. Zanger Signald `Papi' Bernadina, de ernstige leider van de groep, doet meer aan maatschappijkritiek: ,,Tambu is strijd voeren. Monchi doet dat heel goed.' Enchi is tekstschrijver en percussionist. Al elf jaar op dezelfde schoffel, die hij onder het praten aait. Enchi werkt aan een tambu ,,over onze kinderen, die hier veel te snel volwassen moeten worden'. Zijn zoon Jurney (16) begon te spijbelen. ,,Dat is hier normaal, zei hij.' Enchi dreigde uiteindelijk hem naar Curaçao terug te sturen. ,,Nu gaat het beter. Maar in mijn lied wil ik wel zeggen dat Antillianen niet als pubers naar Nederland moeten komen. Dan zijn ze te gevoelig voor verkeerde invloeden. Ik vind nu dat ze minstens hun school op het eiland moeten afmaken.' Chato: ,,De overgang is voor onze kinderen vaak te groot en daardoor lopen ze meer risico in de criminaliteit te gaan. Wij moeten dat als Antillianen toe durven geven.' Ze zouden er in alle straten over willen zingen. Papi: ,,Maar hier vinden ze tambu te lawaaierig. Ga maar optreden in een cultureel centrum, hoor je dan.'

Chato zegt nu: ,,Ik had hier jaren eerder moeten zijn, want Curaçao loopt op elk gebied achter.' Maar toen hij vier jaar geleden naar Nederland kwam omdat zijn vrouw er ging studeren moest hij ,,drie weken huilen'. Tot hij plotseling weer op Schiphol stond. Zijn vrouw was net op tijd bij de incheckbalie en kon voorkomen dat hij in het vliegtuig stapte.

Opgesloten in een kooi. Dat is een zinsnede uit De aap, voor zover ze zelf weten het eerste tambu-nummer dat in de Nederlandse taal is geschreven. Het staat op hun eerste cd: Een aap ontsnapt uit Curaçao / plotseling verschijnt hij in Rotterdam-zuid / wat doet een aap in de bebouwde kom/ je hoort toch in een bos te zijn.

Al op Curaçao waren uit de mond van Nederlanders uitspraken te noteren die grond voor een lied als De aap gaven. Meer dan eens vertelden Nederlanders die al jaren op het eiland wonen en nog steeds geen Papiaments spreken ,,dat je nu eenmaal boven ze moet blijven staan'. ,,Anders', verklaarde een echtpaar dat een vakantiepark bestiert, ,,worden ze lui.' En aan de baai van St. Michiel zei een Nederlandse heer die wat Antilliaanse kinderen in het water zag springen het luid en letterlijk: ,,Het blijven apen, hè!?'

Kritiek verpakt als zelfkritiek, dat is tambu. Nee, zegt Papi, welkom voelde hij zich niet toen hem in Dordrecht door vijf agenten werd gesommeerd een straatje om te lopen, omdat er net een samenscholingsverbod voor Antillianen van kracht was wegens drugshandel. Hij is en blijft een stomme aap/ Vermom je maar als Antilliaan / Aap wat is dat nou met jou / je moet terug naar Curaçao.

Financieel is Nederland een paradijs. Dat horen Curaçaoenaars die achterblijven van familieleden die vertrokken. Ook van Enchi. ,,De rest', zegt hij, ,,daar moeten we maar over zingen.'

NRC Webpagina's
24 december 1998

    Bovenkant pagina

NRC Webpagina's © NRC Handelsblad