U kijkt naar de website van NRC Handelsblad gedurende de periode 1995-2001. Bezoek ook de de huidige site.

NIEUWS  TEGENSPRAAK  SUPPLEMENT  DOSSIERS  ARCHIEF  ADVERTENTIES   SERVICE


Dossier Kinderporno

Nieuws

Bestrijding

Wetgeving

Zandvoortse zaak

Internet

Kunst

Links

Kinderpornozaken via Internet opgelost


Internet is een toevluchtsoord voor incestplegers geworden die in babbelboxen een gretige afzetmarkt vinden voor hun zelfgemaakte kinderpornofoto's. Soms kunnen de slachtoffers gered worden.

MARIE-JOSÉ KLAVER <klaver@nrc.nl>

BRUSSEL, 7 APRIL. Een samenwerkingsverband tussen een groep psychologen van de universiteit van Cork in Ierland en de Britse en Amerikaanse politie heeft geleid tot een aantal opgeloste kinderpornozaken. De daders en de misbruikte kinderen, jongens en meisjes in de leeftijd van 5 tot 8 jaar, zijn opgespoord aan de hand van op Internet gevonden foto's en andere gegevens.

Dit maakte dr. Rachel O'Connell, wetenschappelijk onderzoeker aan de universiteit van Cork in Ierland, vorige week in Brussel bekend op een conferentie over pedofiele netwerken op Internet.

Een van de misbruikte kinderen kon opgespoord worden aan de hand van de tekst op zijn t-shirt. Een zoektocht op Internet wees uit dat het 6-jarige jongetje had deelgenomen aan een zomerkamp voor jeugdige voetballertjes in de Amerikaanse staat Texas. Daar was hij samen met nog vijf andere jonge kinderen seksueel misbruikt door een jeugdleider. De man, die onlangs is gearresteerd, maakte foto's en films van het misbruik die hij onder meer via Internet verspreidde.

In enkele zaken die O'Connell en Holland bestuderen wordt nog naar de daders en de misbruikte kinderen, meisjes in de leeftijd van 3 tot 8 jaar, gezocht. O'Connell zegt zich ernstige zorgen te maken over een ongeveer 8-jarig meisje dat op ruim 45 verschillende foto's met de naam Natasha voorkomt. De Internetgebruiker die de foto's als eerste in kinderpornonieuwsgroepen verspreidde, heeft onlangs ook bijna 90 nieuwe kinderpornofoto's van een 4-jarig meisje gepubliceerd. De verspreider, die een pseudoniem en een anoniem e-mail adres gebruikt waardoor hij moeilijk is op te sporen, is volgens O'Connell vermoedelijk de vader of stiefvader van de kinderen.

,,Alarmerend'', noemen O'Connell en haar collega Gemma Holland, eveneens psycholoog, het grote aantal nieuwe foto's van seksueel misbruik van kinderen dat zij op Internet, met name in nieuwsgroepen en chatboxen, aantreffen. ,,In de meeste gevallen is sprake van zeer zwaar misbruik,'' aldus de O'Connell, die al enkele jaren onderzoek doet naar kinderporno en pedofielenorganisaties op Internet. O'Connell vermoedt dat de meeste nieuwe kinderpornofoto's, die met grote regelmaat op Internet worden gepubliceerd, getuigenissen zijn van incest gezien de opnames. Op veel nieuwe foto's bestaat de achtergrond uit een kinderkamer, huiskamer of studeerkamer. Van de 5.000 kinderpornofoto's die O'Connell en Holland hebben gecatalogiseerd in een databank bestaat een groot deel uit nieuwe opnamen. 88 Procent van de misbruikte kinderen zijn meisjes, 12 procent jongens. In totaal heeft het kinderporno-team van de Universiteit van Cork de laatste jaren 50.000 verschillende foto's van seksueel misbruik van kinderen verzameld.

Ook O'Connells onderzoek naar kinderporno-babbelboxen wijst er op dat dat Internet in toenemende mate een toevluchtsoord voor incestplegers wordt, die opnamen maken terwijl ze hun eigen kinderen en stiefkinderen misbruiken. O'Connell constateert dat er steeds meer chat rooms ontstaan die incest als thema hebben.

Voor haar onderzoek naar incestplegers op Internet heeft O'Connell enige maanden geïnfiltreerd in chat rooms. Ze gaat ervan uit dat veel van de gesprekken die de deelnemers voeren in kinderporno- en incestkanalen op IRC op ervaring berusten of fantasieën betreffen die binnenkort uitgevoerd kunnen worden. Volgens O'Connell zijn de babbelboxen, waar volgens de politie juridisch niets tegen te ondernemen is, gevaarlijk omdat ze een legitimerend effect hebben.

,,Deze vormen van Internetcommunicatie scheppen een klimaat waarin het okay is om kinderen te misbruiken,'' zegt O'Connell. Ze wijst er op dat incestplegers chat rooms bezoeken om hun daden te rationaliseren en kinderpornofoto's uit te wisselen. Er is volgens de Ierse psycholoog sprake van een ,,complexe criminele samenzwering'' van pedofielen op Internet. De onderlinge contacten stimuleren de productie van nieuw materiaal.

O'Connells conclusies sluiten aan bij de bevindingen van de internationale politieorganisatie Interpol dat Internet ,,de belangrijkste factor bij seksueel misbruik van minderjarigen en het belangrijkste middel bij de uitwisseling van kinderporno'' aan het worden is. Deskundigen Interpol, Scotland Yard en meldpunten tegen kinderporno zijn het er over eens dat het nagenoeg onmogelijk is om te voorkomen dat Internet voor kinderporno wordt misbruikt.

NRC Webpagina's
7 april 1999

   Bovenkant pagina

NRC Webpagina's ©NRC HANDELSBLAD (web@nrc.nl) APRIL 1999