De onmogelijke missie van een gemangeld UNSCOM
De gevoelige plekken van Saddam
Michael Stein
Zeven jaar al verzet Irak zich met alle
middelen tegen UNSCOM. Deze stille oorlog leidde vorige maand bijna tot een Amerikaans- Britse militaire
actie. Terwijl Saddam zijn massavernietigingswapens steeds beter probeert
te verstoppen, gedraagt de Speciale Ontwapeningscommissie van de VN zich
als een geheime dienst. Zoeken naar harddisks, gevluchte overlopers en
'verdachte spullen'.
De Iraakse president Saddam Hussein kan, als hij dat wil, een warme en zeer
charmante persoonlijkheid zijn. Dat liet hij drie weken geleden zien, toen
hij Kofi Annan, de secretaris-generaal van de VN in zijn paleis in Bagdad
ontving. Drie uur duurde het gesprek onder het genot van glaasjes
sinaasappelsap en zes Havana-sigaren. Uiteindelijk gaf Saddam alsnog zijn
fiat aan het door Annan voorgestelde akkoord om UNSCOM, de Speciale
Ontwapeningscommissie van de VN, vrije, ongehinderde en niet aan een
tijdslimiet gebonden toegang te verlenen tot de tot dusver voor UNSCOM
verboden “presidentiële plaatsen”. Daarmee werd op het allerlaatste moment
een dreigende Amerikaans-Britse militaire actie tegen Irak voorkomen.
Een van Annans metgezellen was zijn speciale afgevaardigde, Lakhdar
Brahimi, een voormalige en zeer door de wol geverfde minister van
Buitenlandse Zaken van Algerije. Brahimi, die al in het verleden Saddam had
ontmoet, wist onmiddellijk dat de onderhandelingen goed zouden verlopen
toen Saddam het verhaal vertelde van twee innig met elkaar bevriende
mannen, een Algerijn en een Irakees:
Op een dag zei de Irakees tot de Algerijn: “Het is duidelijk dat onze
dadels veel beter zijn dan die van jullie.” Waarop de Algerijn woedend
werd, een mes trok en riep: “Zeg dat nog eens!” De Irakees bedacht zich
onmiddellijk en zei: “Mijn excuses als ik je voor het hoofd heb gestoten.
Je hebt gelijk, de Algerijnse dadels zijn beter. Maar geloof niet dat ik
door jouw mes van mening ben veranderd. Ik was bang je vriendschap te
verliezen.”
Die grap, door Brahimi aan het weekblad Jeune Afrique verteld, liet zien
dat Saddam bereid was zich opnieuw door de VN te laten aanlijnen. Hij
barstte in lachen uit toen Brahimi opmerkte: “Ik moet u iets zeggen, meneer
de president. Mijn landgenoot had gelijk: de Algerijnse dadels zijn veel
beter.” Diezelfde avond stuurde Saddam hem dadels. Dat stelde Brahimi in de
gelegenheid aan vice-premier Tareq Aziz de boodschap voor Saddam mee te
geven: “Zeg hem dat ik mij overgeef: de Iraakse dadels zijn beter dan die
van ons.”
Waarmee Brahimi aantoonde te beseffen hoe relatief en tijdelijk uit- en
afspraken kunnen zijn. Maar voorlopig was de koude vrede tussen de VN en
Irak gered. De dadels werden overigens bij terugkeer van het VN-gezelschap
in New York door de Amerikaanse douane in beslag genomen om onderzocht te
worden op eventuele plantaardige ziektes.
Saddam liet het niet merken. Maar hij had de grootste moeite Annans
voorstel te slikken. In 'zijn' Irak waren vele jaren lang stadsgidsen, ja
zelfs het weerbericht staatsgeheim. En nog steeds mogen gewone burgers niet
zonder overheidsvergunning schrijfmachines hebben, of over kopieermachines
beschikken. Want een leider, die zich met moord en terreur in een zeer
vijandige omgeving staande moet houden, probeert zo veel mogelijk zaken in
het duister te houden.
Daarom was UNSCOM een van de grootste rampen die Saddam kon overkomen. Deze
organisatie heeft niet alleen het recht, maar ook de plicht alle
massavernietigingswapens in Irak op te sporen en te vernietigen, en erop
toe te zien dat dit land deze in de toekomst niet opnieuw produceert. Aldus
bepaalde de Veiligheidsraad van de VN in april 1991, nadat het Iraakse
leger in de Tweede Golfoorlog uit Koeweit was verdreven. Men dacht die
opdracht in maximaal een half jaar te hebben voltooid. Saddam had zich
immers verplicht volledige opening van zaken te geven over de opslag en de
fabricage van al zijn vernietigingswapens.
Geheime dienst
Aanvankelijk leek dat ook wel te lukken. Irak beschikte over chemische
wapens, die het in de oorlog tegen Iran op grote schaal had gebruikt en die
voor een belangrijk deel uit het Westen waren geďmporteerd. Daarvan was aan
de VN uitvoerig verslag uitgebracht. Het was dan ook niet zo moeilijk voor
UNSCOM de bestaande voorraad chemische wapens en bijna alle door de
Sovjet-Unie geleverde lange-afstandsraketten (de Scuds) op te sporen en te
vernietigen. Weliswaar begrepen veel Iraakse militaire commandanten niet
waarom die kostelijke wapens nu vernietigd moesten worden. Ze vroegen de
UNSCOM-deskundigen herhaaldelijk: “Waarom willen jullie dat zo graag? Wij
hebben daarmee toch ook jullie tegen Iran verdedigd?” Maar het bleef bij
gepruttel.
Heel anders was het gesteld met de nieuwe generatie chemische wapens, die
Saddam ná de oorlog tegen Iran in het geheim liet aanmaken, samen met zijn
nucleaire en biologische wapens, waarvan hij het bestaan ontkende, en een
aantal verstopte lange-afstandsraketten. Aangezien UNSCOM aan de lopende
band werd voorgelogen en voortdurend in haar bewegingsvrijheid werd
gehinderd, bleef de organisatie niets anders over dan zélf overal in Irak
rond te neuzen. Dat betekende oorlog tussen de Iraakse overheid en UNSCOM -
aanvankelijk in het geniep, later steeds openlijker gevoerd.
In die oorlog ging UNSCOM steeds meer over op detective- en
geheimedienstwerk. Irak saboteerde op alle mogelijke manieren de opsporing
van de verboden wapens en hun faciliteiten. Dus moest UNSCOM op indirecte
manier achter hun bestaan komen. Door Iraakse functionarissen en gevluchte
overlopers te ondervragen. Door in overheidsgebouwen te zoeken naar
documenten en harddisks over de import en fabricage van verdachte spullen.
Door discreet Westerse regeringen op de hoogte te stellen van bepaalde
leveranties op wapengebied aan Irak door ondernemingen onder hun vlag - in
de hoop dat die regeringen via druk op de betreffende bedrijven meer
informatie zouden verschaffen. Door via luchtverkenning na te gaan waarheen
Iraakse vrachtauto's zich spoedden, als zij vlak vóór de komst van de
UNSCOM-inspecteurs bepaalde installaties hadden bezocht.
Uit de combinatie van al die gegevens blijkt dat Irak geen afstand heeft
gedaan van zijn massavernietigingswapens en de productie ervan. Daardoor
kan de Veiligheidsraad van de VN niet zijn eigen dwingend opgelegde besluit
over de economische sancties tegen Irak ongedaan maken. Voor Saddam
betekent dat een langzame verstikking op economisch, en daarmee op politiek
gebied, waartegen hij zich - alleen al om zélf te overleven - op alle
mogelijke manieren verzet.
De achterliggende gedachte bij de gedeeltelijke ontwapening van Irak was
dat Saddam voor iedereen in de regio levensgevaarlijk was, maar zijn
aanblijven in gekooide toestand verkieslijker dan de chaos ná zijn
verdwijnen. Want dan zou Irak misschien uiteen vallen en zouden de buren
elkaar in de haren vliegen om zich meester te maken van de zo rijke en door
iedereen begeerde boedel - de olievelden. Daarom zijn de Arabische en de
niet-Arabische buren van Irak het eens met alle belangrijke mogendheden in
de wereld dat Saddam even vreselijk als nuttig is: een goede waakhond in
Irak en eventueel te gebruiken tegen Iran. Maar wél een waakhond die strak
aan de lijn moet worden gehouden. Als hij te vaak losbreekt, moet hij
worden afgemaakt.
Verslaving
Zeven jaar geleden gingen de Verenigde Naties ervan uit dat de combinatie
van olie-embargo en UNSCOM-inspecties het meest probate middel was om
Saddam in bedwang te houden. Want daarmee maakten ze van de onafhankelijke
staat Irak een onuitgesproken mandaatgebied met een zéér beperkte
soevereiniteit. Binnen de VN, en zeker binnen UNSCOM, dacht men dat deze
situatie zó ondraaglijk zou zijn voor Saddam, dat hij UNSCOM de grootst
mogelijke medewerking zou geven om snel verlost te raken van de status van
mogendheid zonder eigen handelingsbekwaamheid op vrijwel alle gebieden.
Maar precies het omgekeerde gebeurde. Saddam, die al in zijn vroege jaren
met thallium en zoutzuur zijn vrienden en vijanden om het leven placht te
brengen, was zó gehecht geraakt aan zijn massavernietigingswapens, dat hij
er geen afstand van kon doen. Die verslaving heeft Irak de afgelopen zeven
jaar aan gederfde olie-inkomsten zo'n 100 miljard dollar gekost - ofwel
100.000 dozen met elk één miljoen dollar. De buitenlandse schuld is
intussen opgelopen tot 200 miljard dollar, exclusief de herstelbetalingen
die Iran nog steeds van Irak eist. En in Bagdad is de werkloosheid nu zo'n
90 procent.
Aan wie was die steeds rampzaliger situatie volgens de Iraakse autoriteiten
te wijten? Aan de rapporteurs van UNSCOM - Rolf Ekeus en zijn opvolger,
Richard Butler, die “leugens” verkondigden over de Iraakse bewapening.
Steeds vaker, steeds openlijker werd UNSCOM door de Iraakse autoriteiten en
media tot “de vijand” bestempeld. Een vijand die op alle mogelijke manieren
werd bestreden. Met list, bedrog, leugens en, indien noodzakelijk, met
fysieke intimidatie.
Als de UNSCOM-inspecteurs verboden en geheimgehouden wapens of de gegevens
daarover op het spoor waren, werden zij tegengehouden, soms ook met
vuurwapens direct bedreigd. Er werden zelfs raketten op hun bureau in
Bagdad afgeschoten; eerst door “een Iraanse provocateur”, later door “een
gestoorde man, die geen medische hulp in het ziekenhuis had kunnen
krijgen”. En als de inspecteurs navraag deden over de verboden wapens, die
aantoonbaar ergens verborgen moesten zijn, kregen ze uitsluitend verzinsels
te horen. Zij worden nog steeds onafgebroken bespioneerd en moeten
voortdurend op hun hoede zijn.
In december dachten zij eindelijk de Grote Prijs binnen te slepen. Ze
gingen onverwachts naar een gebouw, waar volgens hun informatie het
programma van Iraks massavernietigingswapens in een computer was
opgeslagen. Maar ze moesten bij de deur twintig minuten wachten. Intussen
zagen ze dat de harddisks in de computer werden verwisseld. Toen ze
uiteindelijk bij de computer werden toegelaten, bleek die alleen nog
computerspelletjes te bevatten.
Geen wonder dat deze VN-inspecteurs in de loop der tijd steeds meer het
gevoel kregen met een zeer doortrapte vijand te maken te hebben. Zij zijn
over het algemeen mensen met een militaire achtergrond, die een opdracht
moeten uitvoeren. Nu weten zij dat het land, dat zij aanvankelijk met die
opdracht dachten te helpen, oorlog tegen hen voert. Zij bevinden zich
kortom in vijandelijk gebied. Hun enige daadwerkelijke helpers die hen van
de nodige informatie voorzien, zijn Westerse inlichtingendiensten, zoals de
CIA, en Saddams binnenlandse vijanden. Daarom ziet Saddam UNSCOM puur en
alleen als een verlengstuk van de VS.
Maar Saddam voert niet alleen oorlog tegen het ontwapeningsregime dat hem
is opgelegd. Hij wil ook af van de economische sancties, die in augustus
1990 door de Veiligheidsraad van de VN werden uitgevaardigd, als straf voor
zijn roofoverval op het buurland Koeweit. Om aan die sancties een einde te
maken gebruikt hij het lijden van de Iraakse burgerbevolking. Dus rekte hij
eindeloos het door de Veiligheidsraad voorgestelde
'voedsel-voor-olie-akkoord', omdat dat “een inbreuk op de Iraakse
soevereiniteit” zou zijn. De door de overheid verstrekte voedselrantsoenen
slonken en de algemene ziekenhuizen kregen steeds minder medicijnen
toebedeeld.
Tegelijkertijd werden kosten noch moeite gespaard voor het groeiende aantal
'presidentiële plaatsen'. Daarvoor werden, behalve architecten uit
Frankrijk en gesmokkeld marmer uit Italië, ook grote hoeveelheden albast
uit in Koeweit geplunderde huizen aangevoerd. Al die pronk en superkitsch
kostte naar schatting drie miljard gulden. Buitenlandse bezoekers die zich
verbaasd tonen, krijgen als uitleg dat deze zwaar bewaakte, door hoge muren
afgeschermde super-de-luxeplaatsen “eigendom zijn van het Iraakse volk” en
“symbolen van de Iraakse soevereiniteit”.
Daarom ligt nu aan bijna elk meer in Irak zo'n presidentieel verblijf. En
als er geen meer was, liet Saddam er een aanleggen. De boeren in de streek
Abu Ghraib, ten zuiden van Bagdad, raakten hun watervoorziening kwijt,
omdat de daar stromende rivier geheel aangewend diende te worden voor een
kunstmatig meer, waar het Qaddisiya-paleis werd gebouwd. En ter ere van
zijn geboortedorp Al-Oujjeh, waarop de bewoners van de aangrenzende stad
Takrit neerkijken, werd daar eveneens een fantastische residentie
neergezet, eveneens aan een meer.
Naast al die kostbare buitenverblijven, omringd door vele tientallen
gebouwen ten behoeve van Saddams Speciale Gardisten, wordt in Bagdad nu ook
de Saddam-moskee gebouwd, een van de grootste moskeeën ter wereld. Daar
kunnen over enige tijd de burgers God prijzen en om hun doden rouwen.
Bunny-Huggers
Het past allemaal in het Saddamistische systeem, dat de almaar groeiende
kindersterfte als een zegen Gods ziet. De artsen in de staatsziekenhuizen
moeten hulpeloos toezien hoe hun patiënten creperen. Zij zijn Saddams beste
propagandisten, zelfs als zij hem haten. Zij kunnen immers aan de
bezoekende journalisten en tv-ploegen, allemaal onder begeleiding en
toezicht van een meeluisterende overheidsambtenaar, niet vertellen dat zij
opdracht hebben de kinderlijkjes in de vrieskamers te bewaren, zodat deze
gebruikt kunnen worden voor collectieve begrafenissen, georganiseerd door
de overheid. Die worden dan weer door de buitenlandse bezoekers gefilmd.
Waarmee opnieuw wordt aangetoond dat “de Verenigde Naties, die onder
heerschappij staan van de Verenigde Staten, welbewuste genocide plegen op
het Iraakse volk”.
Sommige ziekenhuizen in Bagdad, zoals het Saddam Cardiologie Ziekenhuis,
zijn echter strikt verboden voor de buitenlandse journalisten. Daar wordt
namelijk de elite van het regime verpleegd en onderging vorig jaar een
geëerde figuur uit de Ba'ath-partij zelfs een openhartoperatie. Daar is
absoluut geen gebrek aan injectienaalden, medicijnen en medische
hulpmiddelen.
De daadwerkelijke nood van de burgerbevolking wordt ten dele gelenigd door
hulpverleners van de VN, die sinds een jaar in steeds groteren getale naar
Irak komen om toe te zien op de verdeling van voedsel en medicijnen. Zij
hebben met gewone Irakezen te maken, die het heel erg moeilijk hebben en
die zij proberen te helpen. Hun visie op het land waar zij werken is dus
een heel andere dan die van de UNSCOM-inspecteurs, die dagelijks de meest
ongure types op hun weg vinden.
In de lobby van Hotel Canal in Bagdad, waar beide groepen zijn
ondergebracht, is duidelijk te merken dat ze elkaar niet kunnen luchten of
zien. De UNSCOM-mannen beschouwen de hulpverleners als
geitenwollensokkenfiguren, en maken hen uit voor Bunny-Huggers,
konijnenminnaars, die niet alleen voor de SIP's zorgen, de Suffering Iraqi
People, maar ook nog eens klakkeloos de virulente anti-UNSCOM-propaganda
herhalen van de Iraakse overheid.
De hulpverleners vertellen op hun beurt aan bezoekende Westerse
journalisten dat de UNSCOM-mannen Cowboys zijn, die geen greintje respect
opbrengen voor de Irakezen en hen alleen maar vernederen. De Cowboys lopen
immers rond in T-shirt, jeans en met een baseballpet op, terwijl zijzelf
keurig een das omstrikken. De Bunny-Huggers hebben er evenmin begrip voor
dat de Cowboys 's avonds pijltjes afschieten op een bankbiljet van 250
dinar, waarop het gezicht van Saddam Hussein is afgebeeld. En ze vinden het
helemaal smakeloos dat één van de Cowboys op een dag verscheen met een
T-shirt, waarop een overreden konijn was geschilderd met de sporen van de
autoband over hem heen en daaronder de tekst: “Bunny-Huggers Just Say No.”
De animositeit tussen Cowboys en Bunny-Huggers, beiden in dienst van de VN,
lijkt op de problemen binnen de Veiligheidsraad tussen enerzijds de VS en
Groot-Brittannië, die UNSCOM tegen de Iraakse aanvallen proberen te
beschermen, en anderzijds Rusland, Frankrijk en China, die UNSCOM het
zwijgen proberen op te leggen en steeds harder en nadrukkelijker eisen dat
er voor Irak “licht aan het eind van de tunnel komt”. Daarmee bedoelen zij
dat er snel een eind aan de economische sancties moet komen om de weg vrij
te maken voor profijtelijke contracten met Irak. Hun argumenten krijgen
steeds meer aanhang. Zelfs gerenommeerde Franse kranten stellen nu dat
Saddams geheime wapenarsenaal niet zo vreselijk veel voorstelt en dat men
een volk van twintig miljoen mensen niet eindeloos kan laten verpauperen,
zonder dat dit in de toekomst tot ernstige wraakgevoelens leidt.
Op grond van zeven jaar ervaringen komt UNSCOM, wat de Iraakse bewapening
betreft, tot totaal andere conclusies - volledig onderschreven door een
groep internationale deskundigen, die op speciaal verzoek van Irak vorige
maand de bevindingen van UNSCOM 'technisch evalueerde'.
De UNSCOM-inspecteurs wisten dat Saddams schoonzoon, Hussein Kamel, vlak
voor het begin van de Tweede Golfoorlog in januari 1991, met een
grootscheeps biologisch wapenprogramma was begonnen. Maar zij wisten niet
waar de meer dan honderdvijftig bommen en raketkoppen, geladen met
chemische en biologische wapens, zich bevonden. Zij hadden talloze
aanwijzingen dat die wapens niet eenzijdig waren vernietigd, zoals de
Irakezen beweerden. En zij zijn er nog steeds naar op zoek.
Al drie jaar geleden - op 19 juli 1995 - stelde de Iraakse minister van
Buitenlandse Zaken, Mohammed Saďd al-Sahhaf, op last van zijn baas,
president Saddam Hussein, de Verenigde Naties een ultimatum. UNSCOM moest,
aldus al-Sahhaf, haar werkzaamheden vóór eind augustus afronden met een
rapport aan de Veiligheidsraad, waarin Irak 'schoon' van alle
massavernietigingswapens werd verklaard, zodat de Raad het olie-embargo
tegen Irak kon opheffen. Gebeurde dat niet, dan zou Irak alle samenwerking
met UNSCOM beëindigen. Een paar dagen eerder had president Saddam Hussein
al bekendgemaakt dat zijn land niet verder met de VN zou samenwerken, als
daar geen verlichting van de economische sancties tegenover stond.
Saddam kon zijn dreigementen niet uitvoeren. Want zijn oudste schoonzoon,
Hussein Kamel, aan wie hij de leiding van Iraks opbouw van geheime wapens
had toevertrouwd, vluchtte op 8 augustus naar Jordanië, samen met zijn
broer en hun echtgenotes, de twee oudste dochters van de president. Zij
waren bang door hun psychopathische neef en zwager, Uday Saddam, de oudste
zoon van de president, te worden vermoord - niet op grond van politieke
meningsverschillen, maar omdat zij zich meester hadden gemaakt van een te
groot deel van de smokkelhandel en andere illegale inkomsten, waarmee de
clan van Saddam zich verrijkte.
Hussein Kamel, met vele miljoenen dollars in koffers naar Jordanië
ontsnapt, wist veel te veel. En niemand kon voorspellen welke onthullingen
hij zou doen. Dus besloot een in paniek geraakte Saddam iets meer openheid
van zaken te geven. Rolf Ekeus, de toenmalige voorzitter van UNSCOM, werd
dringend verzocht onmiddellijk te komen. Hij werd naar een kippenboerderij
gebracht - “eigendom van Hussein Kamel, mister Ekeus” - die volgeladen lag
met kisten documenten: meer dan een miljoen. Ze waren “net gevonden”. Een
deel van de aldaar opgeslagen documenten bleek razendsnel door de Irakezen
te zijn weggehaald. Maar uit de nog aanwezige documenten kwam naar voren
dat Irak na het einde van de Eerste Golfoorlog tegen Iran een grootscheeps
nucleair, chemisch en biologisch bewapeningsprogramma had opgezet. Tareq
Aziz, de Iraakse vice-premier, legde Ekeus uit dat “de verrader Hussein
Kamel op eigen houtje en tegen de wil van de leiding de bewapening van Irak
had doorgezet, zonder dat iemand aan de top daar ook maar iets van afwist.
Hussein Kamel kon dat doen door zijn ondergeschikten op straffe des doods
een zwijgplicht op te leggen”.
Sabotageploeg
Daarmee kwam echter bepaald geen eind aan de Iraakse oorlog tegen UNSCOM.
Dus besloot UNSCOM vanaf begin 1996 tot een andere aanpak. De inspecteurs
hadden gemerkt dat als zij “gevoelige plekken” wilden onderzoeken, bij
voorbeeld kazernes van de Republikeinse Garde of bepaalde ministeries,
voortdurend dezelfde Iraakse officieren hetzij op hen letten, hetzij
allerlei acties ondernamen om hun inspecties te saboteren.
De Rus Nikita Smidovitsj, die zich volledig onafhankelijk van zijn regering
opstelt, en de Amerikaan Scott Ritter gingen niet langer op zoek naar de
geheime wapens, maar probeerden erachter te komen hoe de circa duizend man
tellende Iraakse sabotageploeg, bestaande uit speciaal uitgezochte
officieren van de Republikeinse Garde en de inlichtingendiensten, was
samengesteld. De vrachtauto's, die de militaire plaatsen verlieten, zodra
de UNSCOM-inspecteurs eraan kwamen, hadden bijvoorbeeld steeds dezelfde
nummerplaten, zoals bleek uit de luchtfoto's die de Amerikaanse
U-2-vliegtuigen maakten.
Dit kat-en-muisspel, waarbij de kat steeds dichter bij het spek kwam,
leidde tot steeds grotere nervositeit bij de Iraakse leiding. Want die
duizend man sterke elitegroep is tevens Saddams belangrijkste lijfwacht.
Saddam was er dan ook absoluut van overtuigd dat deze door UNSCOM
verzamelde informatie naar de VS en uiteindelijk naar Israel zou worden
doorgespeeld. Hetzelfde Israel, dat hij, blijkens de door UNSCOM gevonden
documenten, in 1991 met chemische en biologische wapens van de kaart had
willen vegen. Hij deed dat toen alleen niet omdat de Amerikaanse minister
van Buitenlandse Zaken, James Baker, hem koeltjes had gewaarschuwd dat zo'n
actie onbezonnen was en tot verpulvering van Irak en hemzelf zou leiden.
Ook de afgelopen maanden deed de altijd zo onvoorspelbaar genoemde Saddam
wat zeer voorspelbaar was. Toen hij zich persoonlijk bedreigd voelde door
het Who Is Who-onderzoek van UNSCOM, dreigde hij eerst de U-2-vliegtuigen
neer te schieten en ontzegde hij vervolgens “de Amerikaanse spionnen van
UNSCOM” de toegang tot Irak. Maar toen zijn Russische en Franse vrienden
hem duidelijk maakten dat het de Amerikanen ditmaal ernst was en dat zij
geen showbombardementen zouden uitvoeren, zoals in de voorgaande jaren,
slikte hij zijn dreigementen in en besloot hij de volgende gelegenheid af
te wachten.
De discussie wie in de Arabische wereld de beste dadels heeft, zal nooit
helemaal worden afgerond. Zo zal het ook gaan met de zoektocht naar Saddams
verboden wapens. Die zullen de UNSCOM-inspecteurs, zolang Saddam leeft en
het lot van Irak bepaalt, blijven zoeken en nooit helemaal vinden. Pas als
de Amerikaanse president zich realiseert dat hij UNSCOM niet tot in de
eeuwigheid kan handhaven, waardoor Irak zijn massavernietigingswapens zal
behouden, zal het gedaan zijn met Saddam. Dan zullen de VS met hem
afrekenenen. Op voorwaarde dat zij een vervanger voor hem vinden - een
gehoorzamere waakhond, die nu ijveriger dan ooit tevoren wordt gezocht.
Er zijn, zoals de Fransen, Russen en Arabieren terecht opmerken, vele
dictators in de wereld, sommigen eveneens voorzien van
massavernietigingswapens. Maar tot dusver heeft geen van hen die wapens
stelselmatig gebruikt. De grote zorg van de beleidsmakers in Washington is
dat de proliferatie van deze massavernietigingswapens eigenlijk niet meer
te stoppen is. Dat maakt niet alleen de hele wereld een stuk onveiliger,
maar brengt ook ernstige schade toe aan de macht en de status van
supermogendheid Amerika.
De grote verdienste van Saddam is dan ook dat hij als afschrikwekkend
voorbeeld kan dienen. Om zijn collega-dictators in de wereld ervan te
overtuigen dat het uiteindelijk niet loont zijn daden te kopiëren.