|
World Health Organisation |
In Nigeria heeft aids geen gezicht
Door onze redacteur DICK WITTENBERG
Die dag in 1986 dat in Nigeria het eerste geval van aids werd gerapporteerd, staat onuitwisbaar in zijn geheugen gekerfd. Professor Olikoye Ransome-Kuti, inmiddels 71, was destijds minister van Gezondheid. Samen met de WHO, de Wereld Gezondheidsorganisatie, begon hij onmiddellijk een campagne om de fatale ziekte de pas af te snijden. Zijn collega's in het kabinet kreeg hij zover dat ze zich voor het oog van de televisie lieten testen op HIV, het Human Immunodefiency Virus, dat de weg baant voor aids. Wat was hij opgelucht, nadat hij in tal van afgelegen streken uitgebreid onderzoek naar aids had laten doen. Nergens bleek het virus te vinden. ,,We hadden een goede mogelijkheid de epidemie te voorkomen'', zegt de voormalige bewindsman in zijn landhuis op Lekki schiereiland in Lagos. ,,Die kans hebben we verbruid.''
Opeenvolgende presidenten hadden het te druk met zelfverrijking. De afgelopen dertig jaar verdiende het land 240 miljard dollar aan olie. Tegelijkertijd daalde het percentage van de begroting dat naar de gezondheidszorg ging. Eén op de vijf kinderen sterft nu voor zijn vijfde en vier op de tien Nigerianen komen nooit in aanraking met een dokter. In ziekenhuizen ontbreekt het aan de meest basale medicijnen. De op zes na grootste olieproducent ter wereld heeft mondiaal de op dertien na slechtste gezondheidszorg. Na het vertrek van Ransome-Kuti als minister, zes jaar geleden, zakte de anti-aids-campagne compleet in elkaar. In de drie jaren die volgden, trok een land met ruim 118 miljoen mensen geen cent uit voor de bestrijding van HIV. De oprukkende epidemie werd stelselmatig weggemoffeld, zegt Matthew Hassan Kukah, secretaris-generaal van de rooms-katholieke kerk in Nigeria. ,,Volgens de overheidsstatistieken sterven de mensen aan van alles, maar niet aan aids.'' In haar boek over HIV constateert de wetenschapper Rosemary Nnamdi-Okagbue ,,dat er nog steeds grote scepsis heerst of aids in Nigeria wel echt bestaat''. ,,Veel mensen hopen dat het virus verdwijnt door te doen of het er niet is.'' Bijna eenderde van de Nigerianen denkt nog steeds dat aids in hun land niet voorkomt, zo blijkt uit een onderzoek van het Centre for African Settlement Studies and Development. Missieziekenhuizen weten wel beter. Zoals ook professor Femi Soyinka, broer van de Nobelprijswinnaar voor literatuur Wole Soyinka, en oprichter van het Nigerian Network on Ethics, Law, HIV/AIDS Prevention, Support and Care. Als arts ziet hij wekelijks op het spreekuur ten minste vijf patiënten met aids. Volgens UNAIDS, de VN-organisatie voor aids-bestrijding, was in 1997 4,12 procent van de volwassen bevolking besmet met het virus: 2,3 miljoen mensen. Voor Afrikaanse begrippen is dat percentage laag. Maar Soyinka bezweert dat het officiële cijfer niet meer dan een zwakke afspiegeling van de werkelijkheid is. Overal waar het virus de kop opsteekt, reageren landen in eerste instantie met afweer en ontkenning. Zo ging het in Westen en hetzelfde geldt voor Afrika, verklaart Kenneth Ofosu Barko, de Ghanese vertegenwoordiger van UNAIDS in Nigeria. ,,En nergens duurt de ontkenning zolang als in Nigeria.'' De eerste minister van Gezondheid bij wie hij twee jaar geleden zijn opwachting maakte, liet hem drieënhalf uur wachten en wilde met aids niks te maken hebben. Voorlichtingsboekjes voor scholen die werden gedrukt met geld van de oliemaatschappij Chevron, liggen te vergelen in de magazijnen. Twee voorlichtingsfilms die de overheid liet maken haalden nooit de bioscoop of televisie. Verwijzend naar de titel van één van die films - 'The Dawn of Reality' - zegt Ofosu Barko dat ,,de harde werkelijkheid in Nigeria nog altijd niet daagt''. Nog steeds doet de regering of er niks aan de hand is. Bij de reeks verkiezingen die de afgelopen maanden na vijftien jaar militair regime werden gehouden, speelde de epidemie geen enkele rol. Geen van de Nigeriaanse presidenten heeft zich in de jaren negentig ooit in het openbaar uitgesproken over aids. Voorlopig zet ook Olusegun Obasanjo, de burgerpresident die sinds eind mei aan de macht is, die traditie voort. Omololu Falobi, eindredacteur van de zondagskrant Sunday Punch en voorzitter van de organisatie Journalists Against Aids, verwijt de regering dat ze met haar zwijgen het verstikkende taboe in stand houdt dat de ziekte in Nigeria omringt. Een vrouw wier man aan aids was overleden en die ook zelf was besmet, gaf vorig jaar september in Karuna na veel aarzelen haar medewerking aan een tv-interview. Wel eiste ze dat alleen haar rug in beeld kwam. Maar buren herkenden haar stem. Bij thuiskomst werd ze gestenigd. Een aids-activist in Onitsha, die met naam en toenaam in een krant verscheen, werd door zijn familie gewaarschuwd dat herhaling hem op de dood komt te staan. Gevolg is dat mensen die besmet zijn, daar niet openlijk voor durven uitkomen. ,,Aids in Nigeria'', zegt Omololu Falobi, ,,heeft geen menselijk gezicht.'' Kranten kunnen geen foto's tonen, televisiestations geen beelden. Daarmee wordt de mythe versterkt dat de ziekte niet aanwezig is. ,,Waarom kom je niet in actie tegen aids'', vroeg prof. Ransome-Kuti onlangs aan een dorpshoofd. ,,Mensen zouden denken dat ik gek was'', luidde het antwoord, ,,als ik maatregelen nam tegen een ziekte die niemand kan zien.'' Twee jaar geleden had aids in Nigeria even een gezicht. Op 2 augustus 1997 stierf de broer van professor Ransome-Kuti, de Afrobeat-legende Fela Anikulepo-Kuti, die door miljoenen werd aanbeden. Zowel in zijn muziek als in zijn leven had hij steeds geageerd tegen de op geld en macht beluste elite. Altijd had hij ook de vrije seks gepredikt. Met 27 vrouwen leefde hij in een commune en hij sprak bij herhaling zijn walging over condooms uit. Aids was volgens hem een verzinsel van blanke imperialisten om de zwarte reproductie in te tomen. Er ging een schokgolf door het land toen Ransome-Kuti onthulde dat zijn broer aan aids was overleden. De voormalige minister kreeg zware kritiek te verduren. Hij had de nagedachtenis aan zijn broer niet mogen bevlekken. Hij had meer consideratie met familie en vrienden moeten tonen. ,,Maar mijn broer heeft zulke hypocrisie zijn hele leven verafschuwd'', zegt Ransome-Kuti. ,,En ik wist dat honderdduizenden elders in het land besmet waren, net zoals hij.'' Fela Kuti's dood had de ideale opmaat voor een nationale aidscampagne kunnen vormen. Zijn familie bood haar volledige medewerking aan. Maar de regering liet die kans onbenut. ,,Sindsdien noemen ze me mr. aids'', zegt de oud-bewindsman die de laatste vier jaar een hoge functie bij de Wereldbank bekleedde. Nog altijd is van ,,aanhoudendende, intensieve, doelgerichte actie'' geen sprake, vindt Ransome-Kuti. Maar sinds de terugkeer naar een burgerregering ziet hij kansen voor een kentering. Uiteindelijk wil hij zich wenden tot president Obasanjo. Zonder steun van het staatshoofd maakt een nationale aanpak geen kans. De president staat bekend als een onbaatzuchtig leider die zijn land van corruptie en tweestrijd wil bevrijden. Maar welwillendheid is niet voldoende, weet Ransome-Kuti. ,,Prioriteit geven aan aids kan voor hem riskant zijn. Tot dusverre hebben regering en bevolking de epidemie nooit als nationaal probleem onderkend. Mensen willen werk, genoeg te eten, elektriciteit en schoon water. Om een kruistocht tegen aids heeft niemand gevraagd.'' Kenneth Ofosu Barko, leider van UNAIDS in Nigeria, ziet zich als een steenhouwer die honderd keer moet slaan om de steen bij de honderdeneerste klap te splijten. ,,Misschien komt deze regering nog tijdig tot inzicht. Anders dwingt de omvang van de epidemie haar daar later wel toe.'' Ransome-Kuti: ,,We hadden de epidemie kunnen vermijden. Nu moeten we redden wat er te redden valt.'' Dit is het derde in een serie artikelen over aids in Afrika. Eerdere verhalen verschenen op 28 en 30 augustus.
|
NRC Webpagina's 4 SEPTEMBER 1999
|
Bovenkant pagina |
|